door Rob Nanninga (03/07/2008)
Homeopathie is gebaseerd op speciale geneesmiddelproeven (Prüfungen of provings). Daarbij nemen gezonde personen een homeopathisch middel in om na te gaan welke effecten dit bij hen teweegbrengt. Alle ongebruikelijke symptomen en ervaringen worden nauwgezet in een dagboek genoteerd, zowel lichamelijke als psychische. Meestal wordt het een erg lange lijst, maar gelukkig zijn de symptomen van voorbijgaande aard.
Het homeopathische middel kan vervolgens worden aangewend bij echte patiënten die een aantal overeenkomstige symptomen rapporteren. Daarbij gaat men uit van de veronderstelling dat een homeopathisch middel bij zieke mensen klachten kan verhelpen die het bij gezonde mensen oproept. Mocht het middel niet werken, dan heeft men een ander middel nodig, dat beter bij de symptomen past.
Dit basisprincipe werd in 1790 ontdekt door Samuel Hahnemann, toen hij uit nieuwsgierigheid een bitter poeder innam dat was gestampt uit de bast van een Peruaanse kinaboom. Het werd destijds gebruikt als middel tegen malaria. Pas later ontdekte men dat het kinine bevat, dat de malariaparasiet kan doden. Hoewel Hahnemann geen malaria had, kreeg hij onverwacht last van malaria-achtige verschijnselen. Dat kon volgens hem geen toeval zijn. Hij veronderstelde dat hetzelfde principe ook voor andere stoffen geldt: ze wekken bij gezonde mensen symptomen op die ze bij zieke mensen kunnen verhelpen.
Later ontdekte hij dat het nog veel beter (en veiliger) werkt als je de middelen stapsgewijs sterk verdunt. Neem één druppel van een bepaalde oertinctuur, voeg daar 99 druppels water of alcohol aan toe en schud de vloeistof krachtig. Deze verdunning staat bekend als de “potentie” C1. Neem daar weer één druppel van, voeg 99 druppels alcohol toe, schud de vloeistof goed en je hebt de potentie C2. Hoe langer je hiermee doorgaat, des te krachtiger wordt het middel. Veel homeopaten gebruikten evenals Hahnemann de potentie C30 voor hun proeven.
Hahnemann en zijn navolgers onderzochten bij honderden homeopathisch bereide middelen welke symptomen deze opriepen. Het bewijs dat die inderdaad met het middel samenhingen, werd geleverd wanneer het werkzaam leek te zijn bij patiënten die overeenkomstige symptomen rapporteerden.
Helaas berust deze theorie op drijfzand. Ten eerste is het niet waar dat gezonde mensen koortsachtige verschijnselen krijgen als ze kina innemen. Dat bleek onder meer uit een experiment van de Duitse farmacoloog prof. Hopff, die zijn studenten als proefpersonen gebruikte. Bovendien is er geen reden om aan te nemen dat hoge verdunningen specifieke effecten kunnen veroorzaken.
Om het deugdelijk te onderzoeken moet men een proef uitvoeren waarbij een deel van de testpersonen een homeopathisch middel inneemt terwijl de rest een gewone alcoholoplossing krijgt. Dan zou moeten blijken dat de groep die het echte middel slikt, beduidend meer kenmerkende symptomen krijgt dan de groep die het placebo inneemt. Uiteraard moet men er bij deze proef voor zorgen dat de testpersonen niet weten wat ze ontvangen. Dat wordt door het lot bepaald, zodat voorkennis de resultaten niet kan beïnvloeden.
Een groep critici voerde al in 1835 een dubbelblind experiment uit (een van de allereerste dubbelblinde proeven in de geneeskunde!), maar dat leverde niks op (Stolberg, 2006). Het tijdschrift Homeopathy publiceerde onlangs een overzicht van alle proeven die tussen 1945 en 1995 werden gepubliceerd, maar deze waren van zo slechte kwaliteit dat de auteurs er geen conclusies uit konden trekken (Dantas et al., 2007).
Pas de laatste jaren verschenen er enkele experimenten die van betere kwaliteit waren: Goodyear et al. (1998), Vickers et al. (2001a), Vickers et al. (2001b), Walach et al. (2001), McCarney et al. (2002), Brien et al. (2003), Walach et al. (2004), Möllinger et al. (2004), Dominici et al. (2006). De resultaten vielen erg tegen (zie ook Homeopatisch pendelen). Alleen de laatste twee experimenten rapporteerden een significant resultaat, al kunnen daar wat vraagtekens bij worden geplaatst omdat het aantal proefpersonen erg gering was. We moeten er bovendien rekening mee houden dat kleine proeven gewoonlijk niet gepubliceerd worden wanneer ze niks opleveren.
Möllinger et al. (2004) werkten met 21 proefpersonen. Zeven personen kregen Calendula (verdunde goudsbloem), zeven kregen Ferrum muriaticum (verdund ijzer-III-chloride) en zeven een placebo. De resultaten staan in de onderstaande tabel. Voordat de proef begon, rapporteerden de proefpersonen gedurende een week alle symptomen die ze bespeurden zonder dat ze iets hadden ingenomen (de baseline). De symptomen werden door een geblindeerde deskundige in drie categorieën ingedeeld: 1) symptomen die naar verluidt bij Calendula pasten; 2) symptomen die bij Ferrum pasten; 3) symptomen die niet bij een van beide pasten (placebo).
We zien dat de Calendula-groep tijdens de proef (proving) in totaal 43 Calendula-symptomen rapporteerde, veel meer dan de placebogroep (1). De Ferrum-groep rapporteerde meer Ferrum-symptomen dan de placebogroep (22 versus 5), maar nauwelijks meer dan voordat de proef begon (21). Als we wat beter kijken, zien we bovendien dat de Ferrum-groep opmerkelijk veel Calendula-symptomen rapporteerde. Ook zien we dat de placebogroep al voordat het experiment begon beduidend minder symptomen rapporteerde dan de andere twee groepen. Het is mogelijk dat er in deze kleine placebogroep toevallig veel personen zaten die minder symptoomgevoelig of suggestibel waren. Eigenlijk is het niet mogelijk om op basis van deze uitkomsten statistiek te bedrijven. Als dit de meest overtuigende proef is die homeopaten na 200 jaar kunnen leveren, dan stelt het nog niet veel voor.
Homeopathische geneesmiddelproeven hebben als voordeel dat ze betrekkelijk snel en goedkoop kunnen worden uitgevoerd, zonder dat je daarbij patiënten nodig hebt. Het middel wordt gewoonlijk gedurende twee dagen meermaals ingenomen. Wanneer de symptomen uitblijven, kan men nog enkele dagen langer doorgaan. Het is niet bekend bij hoeveel procent van de proefpersonen de symptomen zich manifesteren. Ook in de placebogroep vindt men vaak hoge percentages. Waarschijnlijk is het verstandig om ervoor te zorgen dat de proefpersonen niet weten welk middel wordt getest, zodat ze ook niet weten welke symptomen ze mogelijk kunnen verwachten.
Een proef kan het beste worden uitgevoerd met een groot aantal personen die verstand hebben van homeopathie. De helft van hen krijgt een homeopathisch middel en de andere helft een placebo. De proefpersonen noteren alles wat ze ervaren en sturen hun verslag naar enkele deskundige homeopaten. Deze homeopaten proberen op basis van de gerapporteerde symptomen vast te stellen welke proefpersonen het echte middel hebben geslikt. Ten slotte kunnen we natellen bij hoeveel van deze personen dit inderdaad het geval is en bij hoeveel het niet klopt. Het verschil moet statistisch significant zijn.
Skepsis is graag bereid om aan een dergelijke proef mee te werken. In 2004 was er een woordvoerder van een homeopathische vereniging (NVKH) die de minister van Volksgezondheid tot tweemaal toe via de krant uitdaagde om Sulphur C200 te slikken. De minister zou dan zelf merken dat zulke hoge verdunningen meer zijn dan water (zoals hij eerder had beweerd), want van Sulphur C200 krijg je vreselijke jeuk. Volgens de homeopathische woordvoerder durfde de minister deze uitdaging niet aan, omdat hij heimelijk wist dat de homeopaten gelijk hebben. Ik stelde de woordvoerder voor om samen met Skepsis een proef uit te voeren. Daar was hij naar het scheen heel enthousiast over en hij zorgde ervoor dat het plan twee dagen later al in de Volkskrant stond. Aan een journalist vertelde hij: “Deze vorm van testen is de basis van de homeopathie. Als het niet lukt, zeg ik mijn praktijk op. Dan ben ik ook voorgelogen.”
Helaas haakte de homeopathische vereniging kort daarna weer af. De uitdaging aan de minister leek bij nader inzien niet meer dan een propagandastunt te zijn. De homeopaten durfden hun bewering niet echt te toetsen, want ze waren veel te bang dat dit niets zou opleveren. (zie mijn briefwisseling)
Toch hoop ik nog steeds dat er homeopaten zijn die hun werkhypothese wel op de proef durven te stellen. Wilt u meedoen, laat dan een berichtje achter of stuur een mailtje.
Oorspronkelijk was dit artikel gepubliceerd op het (oude) Skepsis-blog en bestond de mogelijkheid om daaronder in discussie te gaan, waar geregeld uitvoerig gebruik van werd gemaakt. De discussie onder dit bericht kan de geïnteresseerde teruglezen in deze pdf (24 pagina’s).