Volgens een veelgebruikt scheikundeboek voor 3 vwo kunnen homeopaten de kracht van een geneesmiddel vergroten door het sterk te verdunnen. Hiermee kunnen ze tevens voorkomen dat het middel schadelijke bijwerkingen heeft, zoals bij de ‘allopathie’ gebruikelijk is.
door Teake Oppewal (10/01/2010)
IN het novembernummer van het tijdschrift NVOX (2009) heeft de uitgever toegezegd dat in een volgende druk van het boek kritisch naar dergelijke en andere uitspraken over homeopathie zal worden gekeken. Op de begeleidende website, die niet op een nieuwe druk hoeft te wachten, is evenwel nog niet veel veranderd.
Wat is het geval? Onlangs heb ik me ter oriëntatie verdiept in Chemie overal voor 3 vwo, een van de nieuwe leerboeken scheikunde van de laatste jaren. De vernieuwde vijfde druk uit 2006 is opgezet volgens de methode concept-in-context. In het boek wisselen drie concept-hoofdstukken en drie context-hoofdstukken elkaar af. Een goed idee, want het gaat bij scheikunde-onderwijs niet alleen om de abstracte theoretische concepten, maar ook om de praktische context waarin de scheikundige kennis functioneert en wordt toegepast.
Helaas ontbreekt er een stukje historische context. Al in het eerste hoofdstuk worden de abstracte concepten atoom en molecuul geïntroduceerd (geponeerd), terwijl de ontledingsreacties pas in hoofdstuk vijf aan de orde komen. De didactisch gezien logische en heldere route van de waarneembare wereld naar de abstracte deeltjeswereld wordt hierdoor op z’n kop gezet. Maar misschien was dit de meest ‘economische’ ordening van de leerstof, omdat men nu meteen het deeltjesmodel kan gebruiken om allerlei verschijnselen te verklaren.
Het boek is rijk geïllustreerd. In het zesde en laatste hoofdstuk, ‘Geneesmiddelen en vergiften’, stuitte ik op een mooi historisch plaatje van een vriendelijk ogende baas. Samuel Hahnemann! Wat moet die in godsnaam in een scheikundeboek? Een paar bladzijden eerder vond ik ook een afbeelding van Paracelsus. Was deze middeleeuwse alchemist soms een baanbrekende toxicoloog?
Waar waren de afbeeldingen van de helden van het vak? Het iconische portret van de geniale schoolmeester John Dalton, met z’n knijpbrilletje, hand onder z’n hoofd, en de bekende afbeelding van Amadeo Avogadro met de grote ogen, die als eerste het moderne concept van een molecuul formuleerde? Nergens te vinden. Gelukkig, mijn derde held ontbrak niet helemaal: op pagina 58 staat een piepkleine versie van het bekende plaatje van Antoine Lavoisier aan het werk in zijn laboratorium.
Het zegt niet zo veel dat de grondleggers van de chemie in een scheikundeleerboek worden weggemoffeld – de geschiedenis van de chemie is altijd een ondergeschoven kindje geweest in het leerplan. Maar het is tekenend dat de grondlegger van een pseudowetenschap wel prominent staat afgebeeld.
Onstoffelijke geneeskracht zonder bijwerkingen
Het hoofdstuk over ‘Geneesmiddelen en vergiften’ behandelt de homeopathie in de paragraaf ‘Werking en bijwerkingen van geneesmiddelen’ (6.4), met als een van de drie leerdoelen: ‘Na deze paragraaf weet je wat meer over homeopathie’.
De homeopathische theorie wordt uitgelegd alsof het feiten zijn, zonder een woord van kritiek. Op een website van uitgever EPN die bij het leerboek hoort, kunnen de leerlingen de opgedane kennis testen door enkele stellingen te beoordelen, waaronder de volgende:
‘Door homeopathische geneesmiddelen te verdunnen, kun je de geneeskracht vergroten.’
Wie meent dat deze stelling onjuist is, krijgt een rood kruis te zien en de mededeling ‘Dat is fout. Probeer het nog eens.’ Het antwoord moet overeenstemmen met de homeopathische leer, al is die niet aangetoond en bovendien zeer onaannemelijk. Hahnemann gebruikte zulke hoge verdunningen dat er geen molecuul van de oorspronkelijke stof meer in te vinden was. De veronderstelde geneeskracht was onstoffelijk en had dus niets met chemie te maken.
Voor meer informatie verwijst de educatieve uitgever op dezelfde didactische site naar een Worddocument. Dit blijkt een kritiekloos stuk te zijn met beweringen zoals: ‘Een homeopathisch middel past bij een mens zoals een sleutel in een slot en activeert je hele lichaam om beter te gaan werken.’ Ook het onderstaande citaat maakt duidelijk dat de informatie klakkeloos uit een homeopathische bron is overgeschreven:
De homeopathische geneeswijze is veel ouder dan je zou denken. Vóór onze jaartelling schreef de Griekse geleerde Hippocrates -die leefde van 460 tot 377 voor Christus- al over deze methode. Van hem komt ook het principe dat in het Latijn heet: “Similia similibus curentur”.
In homeopathische geschriften wordt regelmatig verwezen naar de Griekse arts Hippocrates – bekend van de Eed van Hippocrates, die artsen nog steeds afleggen. Er wordt beweerd dat Hippocrates een voorloper was van de homeopathie, maar deze informatie klopt niet.
In het vwo-leerboek wordt de reguliere geneeskunde aangeduid als ‘allopathie’. Dit was oorspronkelijk een soort scheldwoord dat Hahnemann gebruikte voor de achtiende-eeuwse gruwelgeneeskunde (hij bedoelde daarmee ‘behandeling met het ongeschikte’). Tegenwoordig gebruiken alleen aanhangers van homeopathie en andere alternatieve geneeswijzen dit woord voor de wetenschappelijke geneeskunde. Het hoort niet thuis in een scheikundeboek.
De tekst van Chemie overal is impliciet zeer kritisch over reguliere geneesmiddelen. In de bovengenoemde paragraaf (6.4) komt de biochemische werking van zulke middelen niet aan de orde, ondanks de mooie titel, maar de leerlingen worden wel uitgebreid geïnformeerd over de schadelijke bijwerkingen.
In paragraaf 6.5 wordt de farmaceutische industrie behandeld en komt het begrip ‘dubbelblind onderzoek’ ter sprake. Waarom wordt niet vermeld dat de werking van homeopathische geneesmiddelen nog nooit deugdelijk met dubbelblind onderzoek is aangetoond? Over homeopathie lezen we alleen: ‘Die theorie wordt door de westerse wetenschappelijke wereld niet erkend. Toch is de homeopathie in Nederland populair en vinden veel mensen dat het helpt bij het verlichten van hun klachten’ (pag. 121).
Bijgeloof in context
Omdat veel mensen in homeopathie geloven, moest dit onderwerp blijkbaar ook in een scheikundeboek worden behandeld. Dat is een vernieuwende interpretatie van scheikunde-in-context. Alsof wetenschappelijke kennis een kwestie zou zijn van aantallen aanhangers. Dit klemt des te meer, omdat de derdeklasstof voor meer dan de helft van de leerlingen het enige is wat ze ooit over chemie zullen leren, afgezien dan van wat ze in de bovenbouw nog opsteken bij het voor iedereen verplichte vak Algemene Natuurwetenschap.
Op zich lijkt het me niet bezwaarlijk dat het onderwerp homeopathie ter sprake komt, maar leg dan helder en voor 15-jarigen (en hun leraren!?) begrijpelijk uit waarom homeopathie niet door de wetenschappelijke wereld wordt erkend. En probeer niet op een subtiele manier de indruk te wekken dat de leer van Samuel Hahnemann en zijn volgelingen eigenlijk als waardevol geaccepteerd zou moeten worden. Zo wordt er toch ook niet geschreven over het creationisme in een biologieboek, of over chakra’s in een anatomieboek?
Het bovenstaande heb ik uiteengezet in een ingezonden brief in NVOX, het vakblad voor leraren in de natuurwetenschappen, met de bovengenoemde reactie van de uitgever als resultaat. Zolang er nog geen nieuwe druk van Chemie overal is, lijkt het verstandig om op de begeleidende website in ieder geval de eerder genoemde stelling te wijzigen in: ‘Homeopaten geloven dat de geneeskracht van een homeopathisch middel kan worden vergroot door het sterk te verdunnen en krachtig te schudden.’
Oorspronkelijk was dit artikel gepubliceerd op het (oude) Skepsis-blog en bestond de mogelijkheid om daaronder in discussie te gaan, waar geregeld uitvoerig gebruik van werd gemaakt. De discussie onder dit bericht kan de geïnteresseerde teruglezen in deze pdf (15 pagina’s).