Hitlers monsters
Boekbespreking van Hitler’s Monsters: a Supernatural History of the Third Reich.
door Pepijn van Erp – Skepter 31.1 (2018)
DE fascinatie van de nazi’s voor pseudowetenschappelijke theorieën is een vruchtbare bron voor boeken en films, denk aan Raiders of the Lost Ark. Wie zich afvraagt in hoeverre die populaire cultuuruitingen een overdreven beeld geven van de rol die grenswetenschappen en occultisme in het Derde rijk speelden, moet zeker Hitler’s Monsters van de Amerikaanse hoogleraar geschiedenis Eric Kurlander lezen.
De werkelijkheid was op z’n minst zo bizar als de fantasieën van schrijvers en filmmakers. Dat de Kriegsmarine op het hoogtepunt van de duikbootoorlog pendelaars inschakelde om op een grote zeekaart de posities van geallieerde slagschepen aan te wijzen, is toch haast niet te geloven?
Na de Eerste Wereldoorlog waren de Duitsers meer dan ooit aangetrokken tot esoterische theorieën, en veel sterker dan in andere westerse landen waren die in Duitsland vermengd met racistische ideeën. Veel esoterische bewegingen en individuele grenswetenschappers kregen makkelijk voet aan de grond binnen het Derde rijk, maar soms werden ze ook fanatiek tegengewerkt. Meestal ging het dan niet om inhoudelijke kwesties. De antroposofie werd bijvoorbeeld niet officieel omarmd omdat de verering van Rudolf Steiner niet spoorde met het Führerprinzip, maar antroposofen werden wel ingezet om biodynamische boerderijen op te zetten, ook bij de concentratiekampen.
Commerciële astrologie werd verboden — om de bevolking tegen charlatans te beschermen — maar ‘wetenschappelijke astrologie’ werd door bijna de hele nazi-top gesteund. Goebbels zette zelfs verschillende beroemde astrologen aan het werk om op basis van Nostradamus’ voorspellingen propagandamateriaal te maken, zowel gericht op de geallieerden als op de eigen bevolking. En ondanks alle aanwijzingen dat dit volstrekt niet werkte, ging het werk door tot in de laatste fase van de oorlog.
Als meest fervente aanhanger van al dit soort ideeën komt, niet onverwachts, Heinrich Himmler naar voren, maar Kurlander laat zien — onder andere op basis van persoonlijke brieven — dat eigenlijk alle bekende nazi’s (Hess, Bormann, Hitler, Goebbels en Heydrich) oprecht in veel van deze waanzin geloofden.
Erg populair was de Welteislehre van Hanns Hörbiger, die had bedacht dat het ons bekende universum vorm had gekregen doordat een met water gevulde ster op een veel grotere (normale) ster was gebotst, waarna de rondzwevende bevroren restanten van de explosie de sterrenstelsels hadden gevormd (zie ook Skepter 5.1). Het aantrekkelijke van de theorie was dat die recent was, dus niet gebaseerd op oudere theorieën die mogelijk door Joodse denkers waren beïnvloed. De Welteislehre werd zo serieus genomen dat de SS een weerinstituut oprichtte om met Hörbigers leer langetermijnverwachtingen op te stellen.
Ten slotte komen natuurlijk ook de meest gruwelijke kanten van het Derde rijk aan bod. Kurlander laat zien dat je de Holocaust moeilijk kunt begrijpen zonder onder ogen te zien dat de nazi’s de Joden echt als bovennatuurlijke tegenstanders zagen die erop uit zouden zijn als vampiers het arische ras uit te zuigen.
Hitler’s Monsters bevredigt niet altijd de nieuwsgierigheid. Als je wil weten of de door geallieerde piloten waargenomen ‘Foo Fighters’ misschien toch geheime wapens waren, of wat de precieze onderzoeksopdracht van de Tibetexpeditie van Ernst Schäfer was, zul je toch zelf de bronnen die Kurlander aanhaalt moeten induiken.
Eric Kurlander: Hitler’s Monsters: a Supernatural History of the Third Reich. New Haven: Yale University Press, 2017; 448 pagina’s, € 25,99.