Sprookjes van Freud
door Hilda Schram & Malcolm Macmillan
Op 6 mei 2006 was het 150 jaar geleden dat Freud werd geboren. Ter gelegenheid hiervan werd in Leiden het ‘Freudjaar’ officieel geopend. Men organiseerde onder meer in diverse steden lezingen over psychoanalyse. Uitgeverij Boom presenteerde een nieuwe vertaling van Freuds belangrijkste geschriften. Voor duizend euro kunnen de elf omvangrijke delen uw boekenkast sieren. Ze zullen niet misstaan naast de sprookjes van Grimm.
Er was eens, in een land niet ver van hier, een kluizenaar die verkondigde dat de laatste van drie grote geheimen van de natuur aan hem was geopenbaard. Helemaal alleen, geleid door zijn eigen genialiteit, vocht hij met succes tegen de drie kwaden onwetendheid, bijgeloof en vooroordeel. Hij wist uiteindelijk aanhangers te verwerven, die onderling nooit ruzie maakten, elke weerstand die ze op hun pad vonden onverschrokken overwonnen en zijn doctrine over de hele wereld verspreidden. En zij leefden nog lang en gelukkig.
Dit is in een notendop het misleidende sprookje van Freud en zijn psychoanalyse. De drie geheimen waarop hier wordt gedoeld, zijn de drie ‘narcistische krenkingen’ die de mensheid de laatste decennia te verduren heeft gehad. De eerste was de copernicaanse ontdekking dat onze aarde niet het middelpunt van het heelal is maar slechts een miniem onderdeeltje van een veel groter geheel; de tweede kwam van Darwin die aantoonde dat de mens slechts een van de diersoorten is; en de derde is door Freud toegebracht met zijn ontdekking dat de mens ook in eigen huis geen baas is maar bepaald wordt door onbewuste driften.
De geschiedenis van de psychoanalyse begint aan het eind van de 19de eeuw toen er een nieuw soort psychologie, namelijk de ‘dieptepsychologie’ ontstond. Dit was geen eenduidige, coherente theorie, maar eerder een losse beweging waarin het centrale concept was dat de belangrijke aspecten van het geestelijke leven onbewust zijn. Het wordt vaak vergeten dat Freuds versie van dieptepsychologie slechts één van de vele was. Het onbewuste, zo centraal in zijn leer, genoot in de tijd van het Wenen aan het eind van de 19de eeuw een enorme belangstelling.
Hoe kwam de psychoanalyse dan toch te overheersen? Niet vanwege de superieure therapeutische resultaten. Onderzoek wees al vanaf halverwege de jaren 1930 uit dat psychoanalyse niet beter werkte dan andere therapieën. Ook van de theorie waren al in de eerste helft van de eeuw wezenlijke gebreken aangetoond: de centrale concepten onderdrukking, fixatie of de driften bleken geen accurate beschrijving van de werkelijkheid te geven.
Nee, de dominantie van psychoanalyse is vooral te danken aan zijn transformatie van een theorie en een therapie naar een sociale beweging. Hierin spelen in de eerste plaats Jones, zijn latere biograaf, en Brill een actieve rol. Brill vertaalde Freuds populairste werken in het Engels en op congressen werd er driftig gelobbyd. Zonder deze twee had de psychoanalyse in de Verenigde Staten en in Engeland nooit die bekendheid gekregen.
Ook de rol van Freuds ‘Geheime Comité’ of gedachtepolitie moet niet onderschat worden. Jones kwam in 1912, na een ruzie met Adler en een dreigende breuk met Jung in het vooruitzicht, op het idee een groep van trouwe supporters in te stellen om Freud en de Beweging te beschermen tegen ketterij. Freud vond het een fantastisch idee en benadrukte dat het een strikt geheim genootschap diende te zijn. Om het geheime en plechtige van het genootschap te onderstrepen gaf Freud aan elk van de leden een antieke, kostbare ring met een intaglio. Die van Freud zelf droeg de beeltenis van het hoofd van Jupiter. Deze ringen betekenden een eed van eeuwige trouw, ze symboliseerden de band van een groep broeders met hun symbolische vader. Kritiek werd op deze manier in de kiem gesmoord, het was alsof de kritiek die wel geuit werd gewoon niet bestond. Er werd soms wel voorzichtig gesteld dat er onderzoek vereist was, maar daar ging Freud niet mee akkoord. Zoals te verwachten kwam het psychoanalytische gedachtegoed uiteindelijk los te staan van de psychologie, die een empirische wetenschap wilde zijn.
Freud heeft ook zelf heel actief bijgedragen aan het succesverhaal van hemzelf en zijn psychoanalyse. Hij wist al heel vroeg dat hij beroemd wilde worden. In 1885 schreef hij aan zijn verloofde Martha dat hij al zijn geschriften en een groot deel van zijn brieven had vernietigd en gaf daarvoor als reden dat hij het zijn latere biografen niet al te makkelijk wilde maken. En dat nog voordat hij ook maar enige bekendheid genoot! Een van de verklaringen voor deze koortsachtige zoektocht naar roem vormt zijn regelmatige en niet geringe gebruik van cocaïne vanaf 1884 tot eind jaren negentig. Er zijn overvloedige bewijzen dat Freud, toen hij zijn centrale concepten formuleerde, onder invloed van deze drug verkeerde.
Hij had een enorm retorisch talent waarmee hij anderen wist te overtuigen van de feitelijkheid van zaken waarvan dat in de verste verte niet vaststond. Hij werd vaak genoeg geconfronteerd met beweringen van hemzelf die niet bleken te kloppen. Bovendien had hij er maar al te vaak actief aan bijgedragen om sprookjes de wereld in te helpen, waar hij waarschijnlijk ook zelf nog in geloofde. Zijn reactie in het openbaar was dan vaak om dat óf te negeren door te doen alsof er van geen strijdigheid sprake was, óf zaken uit het verleden die niet meer pasten bij de huidige beweringen gewoon dusdanig anders voor te stellen dat ze weer klopten met de nieuwe feiten. Deze trucs hebben grotendeels gewerkt.
Verder verscheen er van zijn hand een onophoudelijke stroom van artikelen en boeken waarin steeds weer op hetzelfde gehamerd werd. Het effect daarvan was dat de indruk ontstond dat dit wel een bewijs moest zijn voor de juistheid van zijn theorieën.
Vrije fantasieën
Kritiek op psychoanalyse is, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, niet nieuw; ze bestond van meet af aan. Na 1960 groeide de kritiek. Het begin daarvan was de ontdekking van de therapienotities door Henri Ellenberger over het beroemde geval Anna O., dat als de basis van de psychoanalyse gezien wordt. Deze ontdekking deed ernstige twijfel rijzen over Freuds oprechtheid inzake de weergave van dit geval. Er moet met nadruk op gewezen worden dat dit niet als futiel terzijde kan worden geschoven. Wanneer dat wat in een analyse gebeurt de privécommunicatie tussen patiënt en analist is, moet daarop kunnen worden vertrouwd. Als Freud deze feiten niet juist heeft weergegeven, wat voor geloof kunnen we dan hechten aan zijn andere observaties en beweringen?
Psychoanalyse wordt door Freud en de psychoanalytici verbonden met haar ontstaansgeschiedenis, daarom is het van essentieel belang na te gaan hoe die geschiedenis zich werkelijk heeft afgespeeld. Is het wel echt zo gegaan als Freud en zijn volgelingen beweren? En wat voor consequenties heeft het voor de psychoanalytische leer als de officiële weergave daarvan niet blijkt te kloppen?
Het belangrijkste en opvallendste voorbeeld hiervan is de zogenaamde Verleidingstheorie. Veel patiënten van Freud waren vrouwen die aan zogenaamde hysterische verschijnselen leden. In 1896 kwam hij met zijn theorie over de oorzaak daarvan, die inhield dat aan deze ziekte altijd een traumatische seksuele gebeurtenis in de vroegste jeugd ten grondslag ligt waaraan echter geen herinnering meer bestond. Een jaar later liet hij de Verleidingstheorie echter alweer varen, omdat hij zich, volgens eigen zeggen, realiseerde dat een dergelijk misbruik nooit zo wijdverbreid kon zijn en dat de verhalen van zijn patiënten over misbruik fantasieën moesten zijn. Psychoanalytici zien dit, in navolging van Freud, als een gelukkige ontwikkeling: het leidde tot de ontdekking van het voor de psychoanalyse zo essentiële oedipuscomplex.
Maar de bewering dat al die patiënten over het hun aangedane seksuele misbruik zouden hebben verteld klopt niet, want de patiënten hebben dit nooit verteld, in ieder geval niet uit eigener beweging. De fantasieën waren niet ontsproten aan het brein van de patiënten maar aan dat van Freud zelf. Het herzien van de Verleidingstheorie als aanloop tot de ontdekking van het oedipuscomplex berust dus op een mythe.
De volledige, ongecensureerde correspondentie tussen Freud en de Berlijnse arts Wilhelm Fliess, met wie hij vanaf 1887 gedurende meer dan tien jaar een innige vriendschap onderhield en aan wie hij behalve zijn persoonlijke wederwaardigheden ook zijn theoretische ideeën meedeelde, brengt allerlei zaken aan het licht die tot een fundamentele herziening van het beeld van Freud nopen. Dat van de eenzame en onverschrokken ontdekkingsreiziger dat hij zelf zo graag verspreidde, blijkt een fabeltje; in de brieven komt iemand tevoorschijn die afhankelijk was van de genegenheid en goedkeuring van een vriend en hem daarvoor tot in de vreemdste, op bijgeloof gebaseerde (numerologische), theorieën wilde volgen.
Freud hechtte eraan dat zijn gedachtegoed als wetenschap werd beschouwd. Daarom is het ook niet meer dan redelijk dat die wetenschappelijke pretenties, zijn methodes en zijn theorie, onder de loep genomen worden. Zijn methode van de vrije associatie, het willekeurige van de interpretatie van de gegevens die hierdoor worden verzameld en de logische inconsistentie in zijn belangrijkste theoretische concepten, garanderen de wetenschappelijke ontoereikendheid van psychoanalyse. Psychoanalytici beweren vaak dat de Freudcritici geen oog hebben voor studies waarin er ondersteuning voor essentiële delen van de psychoanalytische leer is gevonden, maar die zogenaamde goed opgezette experimentele studies bestaan helemaal niet, aldus Frederick Crews, een van de meest vooraanstaande Freudcritici.
De kritiek komt ook uit feministische hoek. Feministische kritiek is er vanaf het begin geweest, ook binnen de psychoanalytische beweging, aangezien Freuds visie op de vrouw en haar seksualiteit moeilijk te verenigen viel met het emancipatorische streven van feministen. Freuds visie op de vrouw en de vrouwelijke seksualiteit, zijn idee dat de meest wezenlijke eigenschappen van de vrouw passiviteit, masochisme en narcisme zijn, hebben hem bij het overgrote deel van de feministen niet populair gemaakt. De vrouw als een soort mislukte man; zelfstandige, werkende vrouwen als wezens die hun ‘penisnijd’ niet hebben kunnen omzetten in datgene waar de vrouw voor bestemd is: het krijgen van kinderen en verzorgen van het gezin. Het is een beeld waar de gemiddelde geëmancipeerde vrouw zich niet makkelijk in zal (willen) herkennen
Psychoanalyse als therapie kon de toetssteen van de kritiek evenmin doorstaan. Psychoanalytici beweren dat hun therapieën kunnen helpen. Het bestaande bewijsmateriaal bevestigt echter niet dat psychoanalyse bij het behandelen van deze problemen over het algemeen efficiënter is dan andere therapieën. In feite is er zelfs geen bewijs dat de bijdrage van psychoanalyse aan herstel dat van een geloofwaardig placebo overstijgt.
De kleren van keizer Freud
Wat zijn de reacties van psychoanalytici op alle kritiek? Er worden ad hominem argumenten gebruikt door de criticus ‘weerstand’ tegen de psychoanalyse toe te dichten. Het is een reactie die Freud ook al tegen Jung en Adler gebruikte toen zij de Beweging hadden verlaten.
Het belang van de kritiek wordt ook gebagatelliseerd door te stellen dat het niet slaat op wat de analist in de praktijk doet. Maar de meest gebruikte manier om de kritiek te weerleggen is te doen alsof de kritiek nooit werd gemaakt. In Freud evaluated wordt bijvoorbeeld aangetoond dat de methode van de vrije associatie geen geldige informatie over patiënten verzamelt maar slechts mogelijk maakt dat de onbewuste suggesties van de analyticus de patiënt bereiken. In reacties op dit boek wordt echter niets gezegd over die argumenten en bewijzen, maar wordt opnieuw doodleuk beweerd dat bewezen is dat door middel van vrije associatie op deugdelijke wijze gegevens verkregen kunnen worden, vooral voor het decoderen van de betekenis van de droom en het symptoom.
Als Freuds theorie over een zo lange periode zo veel wezenlijke kritiek heeft moeten verduren moeten wij ons afvragen waarom hij toch zijn aantrekkingskracht blijft houden. Daarvoor is een aantal verklaringen te geven.
De meeste mensen gaan ervan uit dat de doeltreffendheid van psychoanalyse als therapie voldoende beproefd en bewezen is. De meeste leken en psychoanalytici denken dat ook de psychoanalytische theorie zijn geldigheid inmiddels bewezen heeft en dat bovendien aan de ideeën die door Freud naar voren werden gebracht niet veel veranderd is. Dat is echter een misvatting, ook binnen de psychoanalyse zijn letterlijk alle aspecten al eens herzien of verworpen. Dit lijkt zich echter aan het zicht te onttrekken. Ditzelfde geldt voor kritiek van buiten de psychoanalyse, die het gewone publiek nauwelijks bereikt.
Psychoanalyse lijkt voor de oorzaken van gedrag bijzonder diepzinnige verklaringen te kunnen geven. Maar er bestaat absoluut geen overeenstemming onder psychoanalytici over de meest centrale begrippen, zoals bijvoorbeeld overdracht en hoe je dat in de praktijk kunt herkennen. Psychoanalyse biedt ook verklaringen voor juist die dingen waarvoor mensen de meeste belangstelling hebben, zoals seks en de interpretatie van dromen. Dat er veel betere, alternatieve verklaringen hiervoor zijn, weet haast niemand.
De meeste psychoanalytische verklaringen hebben betrekking op bekende aspecten van het dagelijkse leven en zijn daarom voor iedereen gemakkelijk te begrijpen en toe te passen. De mogelijkheden schijnen onbegrensd! Maar regels voor psychoanalytische interpretatie zijn er niet. De interpretatie van de een is niet beter of slechter dan van een ander. Daarom zullen de inspanningen van een amateur waarschijnlijk even goed en bevredigend zijn als die van een professional.
Voor mensen die hun hele intellectuele en werkzame leven in dienst van de psychoanalyse hebben gesteld staan er natuurlijk enorme belangen op het spel. Als je je met deze doctrine hebt vereenzelvigd en er je brood mee verdient, is het niet eenvoudig om toe te geven dat dat op een grote vergissing blijkt te berusten. Ditzelfde geldt voor patiënten die een jarenlange therapie hebben gevolgd waarin ze heel veel uren, energie en geld hebben gestoken. Zij hebben zich met hun hele hebben en houden en in het volste vertrouwen overgeleverd aan een gang van zaken die ze niet begrepen en in beginsel vast vreemd vonden, maar waarvan ze werd verzekerd dat het nodig was en zou leiden tot een zinvoller en dieper beleefd leven. Geef dan maar eens toe dat dat allemaal voor niks was en dat je met een kwakzalver te maken hebt gehad. Dat vergt meer kracht en moed dan je redelijkerwijs van mensen kunt verwachten.
Freud heeft op allerlei manieren geprobeerd om het beeld te doen ontstaan dat hij een eenzame, onverschrokken, dappere pionier was, die de moed had allerlei nieuwe, controversiële zaken aan de orde te stellen waar niemand het over durfde te hebben. Zaken die vervolgens met argwaan, hoon en vijandigheid werden ontvangen. Dit is in strijd met de feiten, maar de mythevorming is wel gelukt, het is nog steeds het beeld dat velen vandaag de dag van hem hebben. Zijn hele leven kan eigenlijk gezien worden als een lang volgehouden project om zichzelf en zijn geesteskind de psychoanalyse te promoten.
Dit geesteskind, zo blijkt uit het voorafgaande, kan maar het beste beschouwd worden als een doodgeboren kindje. Zowel de wetenschappelijke methode (de vrije associatie en de droomduiding) als de theorie (het onbewuste, het oedipuscomplex, weerstand en verdringing) als de hierop gebaseerde therapie, zijn ontmaskerd als ondeugdelijk, niet werkzaam en gebaseerd op leugens.
Het is inderdaad een sprookje, vluchtig, onwaar, irreëel, maar met een betoverende aantrekkingskracht. Het sprookje van de kleren van de keizer.