Erkende psychologen gebruiken een dubieuze praktijk om ruzies bespreekbaar te maken met patiënten: ze nodigen vreemdelingen uit om bijvoorbeeld familieleden te spelen. En dan maar hopen dat ze verstandige dingen zeggen.

door Richard Engelfriet – Skepter 38.1 (2025)
STEL, er is ruzie bij het Nederlands voetbalelftal. Vedette Frenkie de Jong heeft zich uitgesproken tegen sterspeler Memphis Depay. Het zit bondscoach Ronald Koeman niet lekker. Hij slaapt steeds slechter, de sfeer in het team gaat achteruit en hij ziet zijn spelers lelijke berichten plaatsen op social media.
Koeman zou zijn probleem kunnen oplossen met een bijzondere therapie die nog altijd in trek is: de organisatieopstelling. Dat klinkt heel nuchter, maar er gaat iets bijzonders achter schuil. Een begeleider laat de trainer zijn probleem formuleren. Daarna nodigt hij compleet wildvreemde mensen uit. Die ‘representeren’ de spelers in de opstelling. Zo is er dus een representant die de boze middenvelder Frenkie de Jong speelt. En dan zegt die nep-Frenkie bijvoorbeeld dat hij trauma voelt uit een vorig leven en daardoor steeds zo boos reageert op Memphis.
Dat is, in de kern, het concept van een organisatieopstelling. Mocht u problemen hebben binnen uw familie, dan kunt u op dezelfde manier aan de slag. Dat heet een familieopstelling, maar het principe blijft hetzelfde: een cliënt stelt een hulpvraag en een therapeut begeleidt een gesprek tussen de vragensteller en compleet wildvreemde mensen. Deze representanten spelen dan bijvoorbeeld oom, vader of neef. Zij stellen zich op in het zaaltje waar het gesprek plaatsvindt. Hun posities (de ‘opstelling’) ten opzichte van elkaar en van de cliënt vormen dan de start van het gesprek, waarbij het gevoel van de representanten zeer bepalend is (‘ik voel me niet prettig door naar oom Henk te moeten kijken’).
De bedenker van deze methode is de omstreden Duitse psychotherapeut Bert Hellinger (1925). Hij kwam met opstellingen in aanraking na zijn werk als missionaris in Zuid-Afrika. Hellinger had tamelijk bizarre overtuigingen over verborgen familiepatronen. Zo vond hij dat kinderen altijd dankbaar moesten zijn naar hun ouders, zelfs als er sprake was van misbruik. Verder heeft Hellinger in zijn sessies geen belangstelling voor de achtergronden en de mogelijke verklaringen van de cliënt zélf (zie Skepter 17.4 (2004) en Skepter 19.4 (2006) voor meer over Hellinger).
Alwetend veld
Maar nu even terug naar de (uiteraard fictieve) organisatieopstelling met Ronald Koeman en de nep-Frenkie. Wie wil weten waarom die nep-Frenkie iets zinnigs zou kunnen zeggen, moet weten dat sommige aanhangers van organisatieopstellingen geloven in het bestaan van een ‘alwetend veld’ dat Hellinger óók heeft bedacht: een krachtig en universeel veld van energie en informatie, dat alles en iedereen omvat.
Dit alwetende veld heeft overeenkomsten met het ‘morfogenetisch veld’ of ‘het veld van bewustzijn’, ontwikkeld door de Britse biochemicus Rupert Sheldrake. Volgens Sheldrake zijn alle levende wezens, inclusief mensen, verbonden met dit veld en dragen zij informatie mee, ook uit vorige levens.
Voor de goede orde: voor het bestaan van zo’n veld bestaat geen enkele wetenschappelijke onderbouwing. Zo beweerde Sheldrake dat duiven via dit veld ook de weg naar hun hok zouden kunnen vinden. De aan de Universiteit Utrecht verbonden bioloog Wim Nuboer testte deze claim ruim twintig jaar geleden en vond geen enkel effect.
Kortom, een organisatie- of familieopstelling klinkt op papier al tamelijk krankzinnig en doet alle sceptische alarmbellen rinkelen. Toch mag dat geen reden zijn om het instrument bij voorbaat in de prullenbak te doen. Een trauma behandelen door met een vinger heen en weer te slingeren klinkt ook krankzinnig, maar inmiddels is bekend dat EMDR bij bepaalde vormen van trauma wel degelijk positieve effecten geeft.
Tel daarbij op dat organisatie- en familieopstellingen momenteel enorm populair zijn en ook serieuze psychologen aangesloten bij het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), de grootste beroepsvereniging van psychologen in Nederland, de methode inzetten bij hun cliënten. En die cliënten zijn vaak zeer lovend. Op internet wemelt het van dankbare deelnemers die de methode de hemel in prijzen. Huwelijken zijn gered, trauma’s verholpen en mensen ervaren minder problemen in hun leven. Diverse zorgverzekeraars vergoeden de methode inmiddels.
Dat zou erop kunnen wijzen dat er ondanks een wankele theorie toch een positieve praktijk bestaat. Die conclusie bevestigen op het eerste gezicht twee overzichtsstudies naar de effecten van familie- en organisatieopstellingen. De onderzoekers rapporteren positieve resultaten uit meer dan 30 studies.
Wie echter verder leest, ziet ook alle kanttekeningen die de onderzoekers zelf plaatsen. Zo zijn er amper onderzoeken met een controlegroep (en als er een controlegroep is, blijkt dat een groep mensen te zijn die op een wachtlijst staat), zijn de resultaten vrijwel zonder uitzondering gebaseerd op zelfevaluatie en gaat het steevast om kleinschalige studies. Vervolgens verschilt de aanpak ook nog per aanbieder en ontbreekt het nogal eens aan een theoretisch kader. De onderzoekers formuleren het zelf als volgt: ‘The quantity and overall quality of the evidence are low.’ De kwaliteit van het bewijs is zogezegd aan de lage kant.

Lego-poppetjes
Er kleven ook risico’s aan het inzetten van familieopstellingen. Petra van der Heijden, keurig geregistreerd psycholoog die zelf ook opstellingen begeleidt, wijst er bijvoorbeeld op dat mensen na een opstelling soms verder van huis komen door gebrekkige begeleiding. Hun trauma is dan groter na de behandeling.
De kern van dat risico zit in de suggestie die representanten kunnen wekken. Waar een geschoolde psycholoog pas na uitgebreid onderzoek een diagnose mag stellen, kan de bakker om de hoek iets roepen als: ‘Je bent niet dankbaar genoeg naar je ouders.’ Welke kwetsbare cliënt durft dat dan nog te ontkennen? Bijzonder hoogleraar psychotraumatologie Elisa van Ee benoemt dit ook als risico van familieopstellingen in een podcast van HUMAN: ‘We weten uit onderzoek dat suggestie heel erg gevaarlijk is. Zelfs als je zegt ‘zou het kunnen dat’ of ‘heb je hier wel eens aan gedacht’. Als psychologen leren we om dat niet te doen.’
Wellicht dat dat ook de reden is dat sommige therapeuten die werken met opstellingen geen ‘levende’ representanten gebruiken, maar bijvoorbeeld Lego-poppetjes. Dat heet een tafelopstelling. Op internet zijn zelfs tips te vinden voor een zelftafelopstelling, waarbij een cliënt zonder begeleiding poppetjes op een tafel rangschikt waardoor ze ‘de onderlinge relaties en dynamiek binnen je familiesysteem weerspiegelen’.
Het klinkt als een prima oplossing om te voorkomen dat compleet wildvreemde en ongeschoolde representanten uitspraken doen over een kwetsbare cliënt, maar het geeft geen antwoord op de vraag waarom die methode dan wél een gedegen resultaat kan bieden. Bovendien geldt dat familieopstellingen een hele hoop tijd en geld kosten, zonder dat we weten of het dat waard is.
Beroepscode
Een therapeut die zich niet wil bezondigen aan kwakzalverij of de hulp van alwetende velden, wil weten waarom de ene vorm van therapie in bepaalde situaties beter zou zijn dan de andere. Zoals we steeds meer weten over de effectieve inzet van EMDR (zie voor een kritische analyse pagina’s 27-33 van dit nummer) of cognitieve gedragstherapie, zo weinig weten we over de effectieve inzet van organisatie- en familieopstellingen. En daarmee lopen cliënten een risico dat ze hoop putten uit een methode waarvan onduidelijk is of die effectief is.
Het inzetten van familie- en organisatieopstellingen is wel toetsbaar. Maar zolang die toetsing niet heeft plaatsgevonden, zouden behandelaars deze vorm van therapie niet moeten aanbieden. Zeker niet aan kwetsbare mensen. Dat staat ook keurig in artikel 107 van de beroepscode voor psychologen: ‘Psychologen moeten hun beroepsmatig handelen kunnen verantwoorden in het licht van de stand der wetenschap ten tijde van dat handelen, zoals deze uit de vakliteratuur blijkt’.
Deze professionele houding staat helaas mijlenver af van de claims die het Bert Hellinger Instituut Nederland doet. Op hun website staat te lezen dat hun methode een ‘eye-opener’ kan zijn bij vraagstukken over relaties, opvoeding, ziekte, onverklaarbare gevoelens of gedachten, verslaving, conflicten, depressie, aanhoudende onrust en werkgerelateerde problemen. Wie op zoveel gebieden voorspoed belooft, kan net zo goed als woordvoerder aan de slag gaan bij het Nederlands elftal. Die vinden het ook een ‘eye-opener’ om na een verloren wedstrijd te roepen dat er veel leerpunten zijn.
Literatuur
Scholtens, S., Petroll, C., Rivas, C. et al. Systemic constellations applied in organisations: a systematic review. Gr Interakt Org 52, 2021, p. 537–550.
Thege, B., Petroll, C., Rivas, C. en Scholtens, S. The Effectiveness of Family Constellation Therapy in Improving Mental Health: A Systematic Review. Family Process 2, 2021, p. 409-423.