Aan de snijtafel van de journalistiek

Wie van worst en van nieuws houdt, moet niet gaan kijken hoe ze gemaakt worden, zegt men wel. Toch is dat laatste juist wat ‘factcheckers’ graag doen. Wetenschapsjournalist Arno van ’t Hoog begeleidde masterstudenten aan de Universiteit Leiden tijdens een half jaar factchecken voor de site Nieuwscheckers.nl.

door Arno van ‘t Hoog – Skepter 32.1 (2019)

OM ongenuanceerd te beginnen: veruit het meest ego-strelend is het ontmaskeren van nepnieuws direct nadat het viraal gaat in de Nederlandse media. Zoals het bericht dat een Thaise restauranteigenaar vlees had opgediend van een klagende klant die hij had vermoord. Dat bleek onzin, na intensief googelen met Thaise zoektermen in lokale kranten. De politie had weliswaar een lijk gevonden in de keuken, maar het restaurant was wegens werkzaamheden gesloten. Een Chinese nieuwssite had een anekdotische draai aan dit politiebericht gegeven, die de Britse boulevardkrant Daily Mail op karakteristieke wijze perfectioneerde (‘Horrified diners served HUMAN FLESH’). De Telegraaf, het Algemeen Dagblad en Nu.nl namen het over — maar corrigeerden nog dezelfde dag hun berichtgeving nadat Nieuwscheckers het etiket ‘Hoax’ erop plakte.

Deze factcheck levert inzicht in de eerste mediawetmatigheid: verzonnen berichten en grove fouten verspreiden zich razendsnel doordat berichten zonder checks worden overgenomen. Buitenlandse media zijn vaker nieuwsbron van opmerkelijke berichten, en de oorspronkelijke aanleiding of bron wordt daarbij zelden bekeken.

Neem het in Nederland breed verspreide nieuws dat het computerspel Fortnite in Engeland vijf procent van de echtscheidingen veroorzaakt: dat zou blijken uit een onderzoek van een commercieel bureau dat helpt met het invullen van echtscheidingspapieren. Een geraadpleegde Britse echtscheidingsonderzoeker schoot die bewering zonder moeite aan flarden op basis van eigen ervaringen en een analyse van de cijfers. Het kón gewoon niet kloppen. Conclusie: dit bericht was een marketingstunt op basis van verzonnen onderzoek. Sterker, hetzelfde echtscheidingsbureau haalde in 2011 met vrijwel gelijkluidende onderzoeksgegevens ook de media, maar dan met de invloed van Facebook in plaats van Fortnite.

Lik op stuk

De Fortnite-check, van student Thomas Jak, was een stevige ontmaskering van een internationaal zeer geslaagd nepbericht. Toch kreeg deze check geen aandacht. Publicatie kwam simpelweg twee weken te laat. Het illustreert een tweede mediawetmatigheid: een factcheck moet binnen een etmaal en liefst sneller klaar zijn, wil hij, zoals de hoax rond Thais mensenvlees, leiden tot correcties. Je moet, zoals dat heet, aanhaken in dezelfde nieuwscyclus.

Onderzoekjes en enquêtes hebben een zeer hoge nieuwswaarde, en de inhoudelijke kwaliteit doet er echt niets toe. Dat kun je een derde mediawetmatigheid noemen. Media pikken bijna elk onderzoek gretig op, en dat levert eenvoudige free publicity voor bedrijven, onderzoeksbureaus of organisaties. Zo liet een enquête in opdracht van toetsenbordenfabrikant Logitech zien dat mannen vrijer zijn dan vrouwen in het bepalen van hun werktijden en werkplek. Op die conclusie blijkt erg veel af te dingen, als je de gegevens opvraagt en andere studies erbij haalt.

Studenten mogen in de werkgroep zelf nieuwsberichten of media-items voorstellen. Op één tv-uitzending na, Zondag met Lubach, leverde dat allemaal tekstberichten. Het leidde in 2018 tot 23 gepubliceerde factchecks (op 25 studenten) op Nieuwscheckers.nl. Veertig procent daarvan ging over een aan gezondheid gerelateerd onderwerp. Doel van de factcheck is het uitzoeken van achtergronden en het geven van een oordeel door research en raadplegen van deskundigen.

In het geval van hele en halve onwaarheden wordt contact gezocht met de redactie, de makers van een artikel of de geïnterviewde, als die de bron is van een opvallende bewering. Die reacties worden in de factcheck opgenomen en geven extra inzicht in de werking van media. Het verklaart waar onjuistheden of verkeerde interpretaties vandaan komen. Die verklaring is vaak triviaal, zoals het ongecheckt overnemen van gegevens of conclusies uit andere media of persberichten.

Versimpeld

Zelfs als een bericht het predicaat ‘waar’ krijgt, valt er altijd meer te vertellen. Neem het onderzoek dat aantoont dat van alle hbo-studies theater- en dansopleidingen de beste baankansen bieden. Dat is inderdaad zo volgens de onderzoekdefinitie (die media meestal achterwege laten): de ondergrens voor een ‘baan’ is namelijk een parttime tijdelijk contract van minimaal twaalf uur per week met schraal salaris.

Dat is de vierde mediawetmatigheid: journalistiek draait om versimpeling van complexe zaken. Er is, als je goed kijkt, op elk nieuwsbericht wel wat af te dingen, vooral op de kop die erboven staat. Die is vaak kort door de bocht, stellig, soms idioot simplistisch of regelrecht in tegenspraak met de inhoud van het bericht. Er valt kortom altijd wel wat te nuanceren. Factchecken is dus meer dan oordelen: de vorm leent zich bij uitstek om extra context en achtergronden te belichten.

Zo brachten ettelijke kranten bij aanvang van het collegejaar het nieuws dat 85 procent van de studenten in de categorie risicodrinker valt. Dat klopt als je naar de data kijkt, maar doordat in de gebruikte standaardvragenlijst typisch studentengedrag zoals borrelen erg zwaar telt, levert het een enorm vertekend beeld. De signalering is kortom waar, maar zegt helemaal niets.

Gezondheidsnieuws

Die vier mediawetmatigheden komen vrijwel allemaal terug in gezondheidsnieuws. Zulke berichten moeten de burger iets leren over bijvoorbeeld gezond eten, meer bewegen, of juist over het onheil als dat achterwege wordt gelaten. De journalist is de laatste jaren in de rol van adviseur en gids gegroeid: direct bruikbaar gezondheidsnieuws zie je overal terug, zowel in het bedaarde NRC Handelsblad als op opgepompte fitnesssites.

Vooral de onlinetakken van dames- en meidenbladen — Flaironline.nl, Cosmopolitan.com/nl — houden een reputatie hoog met rammelende life styleberichten. De wildste nieuwtjes komen vaak via buitenlandse media, zoals het advies om af te vallen door hüttenkäse te eten voor het slapengaan. Dat werkt echt niet zo, en het wetenschappelijk onderzoek dat de aanleiding vormt, laat dat met placebo’s zien.

In andere gevallen wordt onderzoek te gretig geïnterpreteerd, zoals de correlatie tussen populatiegegevens over depressie en eetgewoonten in Italië. De verleiding blijkt voor veel media te groot om daar geen simpel dieetadvies bij te serveren. Om maar te zwijgen over gamen als middel tegen depressieve klachten, of sporten op een nuchtere maag om af te vallen. Houd de wetenschap erachter tegen het licht en je ziet grove onwaarheden of, in het beste geval, een eindeloze polonaise van als-danredenaties.

Recensie

Ik houd studenten voor dat een factcheck eigenlijk een soort recensie is: het gaat net als bij een boekbespreking niet om de vijf ballen of sterren onderaan. Het draait om de overtuigingskracht van de bewijzen en redenaties die erboven staan: het eindoordeel is ondergeschikt. De lezer moet een factcheck integraal kunnen volgen en desnoods stap voor stap nadoen, dus alle beweringen moet je staven met argumenten en verwijzingen naar gebruikte bronnen.

Zo’n factcheck of recensie heeft een eenvoudig puntenlijstje om na te lopen. Ten eerste kijk je of de beweringen uit het mediabericht overeenkomen met de bron of het onderzoek, en of de kop de inhoud van het bericht dekt. Dat is vaak al makkelijk scoren.

Ten tweede verdienen heel opmerkelijke bevindingen extra aandacht. Dus als iemand beweert dat stilzittten even gevaarlijk is als roken, kijk dan breder. Kun je die vergelijking wel maken? Hoe verhoudt zich dat tot wat er eerder over hetzelfde onderwerp is gepubliceerd? Breder kijken doe je door de internetdatabank met medische literatuur Pubmed te raadplegen of een paar onderzoekers te bellen.

Besteed tot slot aandacht aan de vraag hoeveel zeggingskracht een onderzoek heeft. Is het epidemiologie of een interventie? Een representatieve enquête of ongecontroleerde steekproef? Geblindeerd onderzoek met proefpersonen of een dierexperiment? Let ook op wat er wordt gemeten: verminderde eetlust betekent niet automatisch gewichtsverlies. Vaak vergeten journalisten de methodologie als ze onderzoek even vertalen in een leefstijladvies.

Aardser beeld

Mijn hoop is dat er bij masterstudenten journalistiek — die lang niet allemaal uit de bèta-hoek komen — een aardser beeld van wetenschap blijft plakken. Het gaat vooral om het besef dat onderzoeken onderling enorm verschillen in bewijs- en overtuigingskracht. Een nieuwe publicatie is dus niet per se beter of betrouwbaarder dan al het eerdere onderzoek dat over het onderwerp is verschenen. Die ene superverrassende publicatie veegt niet de bestaande kennis van tafel.

Het goede nieuws: ik heb gemerkt dat met eenvoudige instructies en wat begeleiding iedereen heel snel kan leren factchecken. Je hoeft echt geen verstand te hebben van farmacologie om rapporten te lezen en betrokken partijen door te zagen over een bericht dat geneesmiddelentekorten leiden tot meer bijwerkingen. Ik hoop dat zulke studenten later de ruimte krijgen op een redactie, zodat dergelijk voorgebakken lobbynieuws niet meer kritiekloos in de krant komt.

Homogen

Rest nog de vraag in hoeverre mijn ervaring met factchecken iets vertelt over de staat van de journalistiek. Ik moet eerlijk zeggen dat mijn beeld niet is veranderd. Zelf had ik in 1994 een verlichtende ervaring. In het laatste jaar van mijn biologiestudie heb ik de integrale Nederlandse verslaggeving over de vondst van het zogenaamde ‘homogen’ tegen het licht gehouden. ‘De berichtgeving in de Nederlandse pers is niet in overeenstemming met de gepubliceerde onderzoeksresultaten,’ staat er droogjes in die scriptie. Het is dat factchecken toen nog moest worden uitgevonden, anders had ik heel vaak ‘onwaar’ geschreven.

Op 23 mei zijn de verkiezingen voor het Europees parlement. Ook dan wil nieuwscheckers graag volop aan de gang om uitspraken van politici te checeken. Om dat mogelijk te maken is een crowdfunding gestart.

Bewustwording van tekortkomingen is een onbedoeld neveneffect als je een tijdje meewerkt aan de snijtafel voor de journalistiek. Het ontleden van andermans journalistieke arbeid werkt op z’n best als een eyeopener. Zodra je de bronnen achter het nieuws opzoekt, of belt met onderzoekers, krijg je vanzelf een completer beeld. Je ziet de hoogstpersoonlijke interpretatie van de journalist, woordelijke sporen van het persbericht, of de belangen van de geïnterviewde die een punt wil maken. Als die intieme kennismaking met de journalistiek je niet bevalt, is het de vraag of je het juiste vak hebt gekozen.

Onder studenten journalistiek merk ik overigens geen spoor van desillusie of cynisme bij de gezamenlijke ervaring van zoveel grote en kleine onvolkomenheden in hun vak. Een van de studenten vertelde na afloop van de werkgroep factchecken wel dat ze met een andere blik naar de media was gaan kijken. Met iets meer distantie en skepsis. ‘Je kunt overal aan twijfelen,’ waren haar woorden. Dat lijkt me voor een journalist geen verkeerde houding.

De bovengenoemde factchecks zijn te lezen op Nieuwscheckers.nl, het factcheckproject onder leiding van Peter Burger en Alexander Pleijter.

Dagelijks verschijnen vele duizenden berichten in de krant, online, op televisie en de radio, en een veelvoud op sociale media. Hoe graag ik het zou willen, het is uitgesloten om uit die vloed een rationele keuze te maken. De onderwerpselectie bij factchecken heeft dus iets persoonlijks en willekeurigs. Of er moet een bewuste, strategische keuze aan vooraf gaan, zoals het integraal checken van een verkiezingsdebat op televisie.

Als je regelmatig factcheckt en veel media scant, merk je snel waar wat te halen valt. Het gezondheidsnieuws van AD en Telegraaf vliegt met enige regelmaat uit de bocht, en in de vrolijke eettips van vrouwenbladen is het vrijwel elke dag raak. Daarin schuilt voor een factchecker een risico van snel scoren met makkelijke onderwerpen. Het is dus goed om regelmatig achterom te kijken om te zien wat de oogst is geweest, en bewust de focus te verleggen naar andere mediatitels. Dat er weinig rationele systematiek zit in onderwerpselectie, betekent niet dat er geen zelfversterkende routines kunnen ontstaan.

Factchecken is in mijn ogen een kwestie van ‘aanslaan’ vanuit specialisme, fascinatie, ervaring en normen van wat je belangrijk vindt. Mijn radar staat door eerder werk afgesteld op het verminken van conclusies uit wetenschappelijk onderzoek. Vooral rond gezondheid en voedsel, zoals vitamine D tegen winterdip, leefstijl en diabetes, of hersenziekten op hogere leeftijd. Dat heeft alles te maken met mijn ideeën over wetenschap en journalistiek. Ik vind dat media in het algemeen te snel medische zekerheden verkopen.

Daarnaast schrijf ik graag over vis. Dat is de enige verklaring waarom ik twee dagen besteedde aan een beeld van een haaienvin op een ondergelopen parkeerplaats. Dat de foto gemanipuleerd was, lag biologisch voor de hand, maar sluitend bewijs verzamelen bleek nog lastig.

Uit: Skepter 32.1 (2019)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Arno van 't Hoog is wetenschapsjournalist