Exit homeopathie met indicatie?

door Jan Willem Nienhuys (22/04/2012)

VSM mag ook van de Raad van State geen homeopathie met indicatie meer verkopen. Bijna vijf jaar wist het bedrijf de verkoop van diverse al dan niet verdunde homeopathische middelen te rekken, maar nu is het juridische tegengestribbel afgelopen.
(Foto: De voormalige VSM-kruidentuin, thans ‘Hortus Naturalis’.)

De geschiedenis van de regels over homeopathische middelen is lang en gecompliceerd. Europese regelgeving hierover zegt, kort samengevat: je moet bewijzen dat een middel werkt, maar als het hoogverdund en homeopathisch is dan hoeft dat niet, maar dan mag je er ook geen indicatie op zetten, dus er mag niets op staan dat ook maar enigszins kan worden opgevat als een aanduiding waarvoor het helpt.

Allerwegen wordt in Europa de hand gelicht met deze regels. In Nederland kreeg de homeopathische lobby gedaan dat ze wel indicaties mochten geven, als ze er maar een disclaimer bij zouden zetten dat er geen wetenschappelijk bewijs was. Dat was om de Nederlandse homeopathische industrie te helpen. Toen de Nederlandse homeopathische fabrikanten vervolgens met de wet in de hand bij de Raad van State betoogden dat de combinatie indicatie+disclaimer onwettig was, kregen ze gelijk, maar toen heeft de Nederlandse regering meteen een eind gemaakt aan die uitzonderingsregel.

Nou ja een eind, het begon ermee dat het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) de fabrikanten sommeerde om bewijzen in te leveren. Toen die niet kwamen, is bij wijze van proef de handelsvergunning van één middel ingetrokken (medio 2008), uiteraard na een hoorzitting en andere formaliteiten. De fabrikant VSM maakte daar bezwaar tegen bij het CBG, het bezwaar werd verworpen, vervolgens oordeelde de rechtbank ook dat het CBG in zijn recht stond. Vervolgens ging VSM daartegen weer in beroep bij de Raad van State, die op 18 april 2012 uitspraak heeft gedaan en dat beroep heeft afgewezen (zie ook hier voor een samenvatting). Allemaal tamelijk voorspelbaar, want de wet is eigenlijk kristalhelder. Voor details over de geschiedenis tot vier jaar terug, zie de website van de VtdK.

VSM-pareltjes

Toch is de beslissing van de Raad van State zeer de moeite van het lezen waard (het juridische jargon is natuurlijk wel even wennen), speciaal vanwege de pareltjes van argumentatiekunst van VSM. Zo is wat al voor 1 januari 1994 wettelijk was geregistreerd, vrijgesteld van al deze verplichtingen. Welnu, zei VSM, ons Rinileen was toen al in de verkoop. Maar daar trapte de Raad van State niet in. Er was toen helemaal geen registratie nodig voor homeopathische middelen, dus er was geen registratie. Verder voerde VSM aan

dat ten onrechte meer gewicht is toegekend aan het volksgezondheidsbelang van patiënten en consumenten dan aan het belang van producenten om hun producten op de markt te kunnen houden.

Dit moet men even goed lezen om de portee hiervan te begrijpen. De gezondheid en de portemonnee van de burgers zijn natuurlijk belangrijk, maar ook heel belangrijk is het recht van de fabrikant om die consument voor te liegen en zo diens geld binnen te harken, en het is gewoon onbehoorlijk bestuur als de regering niet in de eerste, tweede en derde plaats denkt aan de kassa van zulke kulverkopers. Dat is toch wat er staat? Ook hier trapte de Raad van State niet in.

De Raad van State merkt dan ook op dat VSM best wel Rinileen mag verkopen, als ze er maar geen indicatie op zetten.

VSM heeft ook betoogd dat ze het bewijs van therapeutische werking niet kunnen leveren omdat zulks te kostbaar is.  Het bedrijf betoogde: Er zouden

zich methodologische hindernissen voordoen bij het bewijzen van de therapeutische werking van homeopathische geneesmiddelen met preklinische en klinische gegevens en dat het vooral de hoge onderzoekskosten zijn die het feitelijk onmogelijk maken om het noodzakelijke bewijs te leveren.

Dit wil de Raad van State wel geloven, maar het is geen argument om toch het beroep gegrond te verklaren. Maar het is niet waar.

Niet onbetaalbaar, maar onmogelijk

Het bewijs is niet zozeer niet te leveren omdat zo’n bewijs te duur is, zo’n bewijs is niet leveren omdat homeopathie totale onzin is. Die totale onzin zit hem niet alleen in de hoge verdunningen. Immers, de vermeende werking van homeopathische middelen berust grotendeels op verslagen van negentiende-eeuwse proeven met hoogverdunde middelen op ‘gezonde’ mensen. Geen van die honderdduizenden ‘werkingen’ is ooit bewezen, en de eerste mislukte bewijspoging dateert al van 1835, toen hoogverdund keukenzout geen enkel effect bleek te hebben. Een meer recente publicatie kon geen enkel effect van hoogverdunde (C30) belladonna op gezonde proefpersonen vinden.

De bedenker van de homeopathie, Samuel Hahnemann, meende dat men het effect van een middel kan aflezen aan de symptomen die het teweegbrengt, en meer in het bijzonder dat een ziekte genezen kan worden door toediening van een middel dat symptomen teweegbrengt die lijken op die van de ziekte. Ook voor deze bewering is geen spoor van bewijs. (Hahnemann zelf zag zijn allergische reactie op gemalen bast van de kinaboom aan voor ‘koorts’ en dus verklaring van de genezende werking van kinabast op malaria en tevens als bewijs voor vrijwel alle werking van geneesmiddelen.)

Tot overmaat van ramp (voor VSM) heeft Hahnemann ook nog onomwonden gesteld (in paragraaf 273 van zijn boek OrganonDuitse oertekst hier) dat het combineren van middelen buitengewoon onverstandig is. Niet de minste twijfel, ontoelaatbaar, absoluut verboden, in die termen drukt Hahnemann zich uit. In Rinileen zitten er vijf. Overigens bevat Rinileen Echinacea angustifolia D1, wat eigenlijk niet sterk verdund is. (zie Noot 1 en 2) Voorts is het noodzakelijk volgens de homeopathie dat de patiënt uitvoerig ondervraagd wordt en dan pas een middel krijgt dat nauwkeurig is afgestemd op het geheel aan subjectieve symptomen van de patiënt. Daar is natuurlijk geen sprake van bij zo’n massaproduct.

Dit alles weet men bij VSM heel goed. Als homeopathie echt werkte, zou men om te beginnen eens een paar solide bewijzen van symptomen van hoogverdunde middelen kunnen produceren. Dat kost vrijwel niets. Heeft men eenmaal een paar symptomen, dan kan men vervolgens aan de slag om het similiabeginsel te bewijzen. Dit hele onderzoeksprogramma is in Duitsland uitgevoerd met Duitse grondigheid in de jaren 1936-1939 en op een volslagen mislukking uitgelopen. Dit weet men ook bij VSM. Kortom, dat het onderzoek zo duur is, is een smoes. Het is onmogelijk en dat weet men bij VSM.

Bij de VtdK wordt het vermoeden uitgesproken dat VSM nu het argumentum ad populum gaat gebruiken, of misschien wel het argumentum ad misericordiam, door het volk stapels larmoyante brieven te laten schrijven (‘Lieve Geert Wilders, zonder Rinileen is mijn leven een hel, red mij toch!’ of woorden van soortgelijke strekking aan allerlei parlementariërs.)

Dit was eigenlijk een proefproces. Al die tijd waren de overige onzinmiddelen nog gewoon te koop, maar het is natuurlijk de bedoeling dat dat ook stopt. Hopelijk betekent dat ook het einde van het middel Oscillococcinum, of althans van de reclame en indicatie voor dit middel. Met goedkeuring van het CBG staat namelijk op de bijsluiter de schandelijke tekst ‘homeopathisch geneesmiddel dat wordt toegepast bij griep (influenza)’. Het zogenaamde onderzoek van dit middel rammelt namelijk aan alle kanten.
Overigens zijn er ten minste twee soorten Rinileen. Ze bevatten totaal andere bestanddelen.

Tabletten:
Baryta muriatica D3 25 mg,
Cinnabaris D12 25 mg,
Echinacea angustifolia D1 25 mg,
Hydrastis canadensis D3 25 mg,
Kalium bichromicum D4 25 mg,
tabletmassa ad 250 mg

Neusspray:
Per 100 g:
Allium cepa (knoflook) D2 1 g,
Kalium iodatum D5 1 g,
Luffa operculata D2 1 g,
Pulsatilla pratensis D2 1 g,
Silicea terra (zand) D7 1 g,
fysiologisch zout ad 100 g.

(sproeien met zout water helpt inderdaad, maar daar is ook een stuk voordeliger aan te komen, die 0,003% aan kruiden doen toch niks.)

Noot 1. Hoe sterk is verdunning D1? Men gaat uit van oertinctuur, zijnde half uitgeperst plantensap en half alcohol. Dat wordt 1:10 verdund met alcohol. Dus 25 mg van deze D1-oplossing bevat 1,25 mg plantensap. Maar hoe komt dat in tabletten terecht? Een gebruikelijke productiemethode is dat melksuiker wordt besproeid met een nevel van de alcoholische D- of C-zoveel vloeistof. Men neemt vaak aan dat dit neer komt op een verdunning met een extra factor 500. Dat kan net maken dat het een of ander middel met kwik of cadmium nog veilig is. Als die 25 mg Echinacea D1 in feite besproeide melksuiker is, zit er dus in een tablet van 250 mg 1,25/500 mg aan plantensap verwerkt. Dus 1/100.000 van het gewicht van het tablet is het gewicht van het erin verwerkte plantensap.

Noot 2. Op diverse websites staat dat het om Echinacea angustifolia DI gaat, wat mogelijk een foute weergave van D1 is. Maar op https://www.gezondheidaanhuis.nl/nl/product/7492/Rinileen-VSM-100-tabletten staat dat het D3 is (dus nog 100 maal zo weinig). Misschien is het allebei goed, want op http://www.medicijnnet.nl/medicijnen/vsm-rinileen-tabletten-250mg.htm staat een ander pakje afgebeeld en daar staat D1.


 Oorspronkelijk was dit artikel gepubliceerd op het (oude) Skepsis-blog en bestond de mogelijkheid om daaronder in discussie te gaan, waar geregeld uitvoerig gebruik van werd gemaakt. De discussie onder dit bericht kan de geïnteresseerde teruglezen in deze pdf (58 pagina’s).

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis