Op zoek naar rotte paaseieren

Interview met Elisabeth Bik

In talloze wetenschappelijke artikelen wordt gesjoemeld met afbeeldingen. Het opsporen hiervan is lastig, tijdrovend en gebeurt maar door enkelen. Elisabeth Bik is misschien wel de beste van deze speurneuzen.

door Pepijn van Erp – Skepter 34.1 (2021)

Elisabeth Bik: ‘Ik dacht dat iedereen dat wel zag, maar kennelijk ben ik daar toch wel speciaal in.’ (foto: MICHELnCO Photography)

ELISABETH Bik is microbioloog. Ze promoveerde in 1996 aan de Utrechtse universiteit en werkte onder andere bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. In 2001 vertrok ze naar de Verenigde Staten waar ze haar wetenschappelijke carrière voortzette, lange tijd aan de Stanforduniversiteit en daarna bij een aantal bedrijven die zich bezighouden met het microbioom — de gemeenschap van micro-organismen zoals bacteriën in de menselijke darmen.
Sinds 2019 werkt ze zelfstandig, en doet regelmatig van zich spreken doordat ze onvermoeibaar en buitengewoon vasthoudend vergrijpen tegen de integriteit van de biomedische literatuur aan de kaak stelt.

U heeft de laatste jaren naam gemaakt als ontdekker van manipulatie van afbeeldingen in wetenschappelijke artikelen. Hoe bent u hier eigenlijk mee begonnen?

‘Het begon toen ik een keer wat las over plagiaat. Voor de grap zocht ik toen in Google Scholar een mooie zin uit een van mijn eigen artikelen, en vond die inderdaad niet alleen in mijn eigen artikel, maar ook in een artikel van iemand anders. Toen werd ik heel boos, iemand had dus mijn werk gestolen. Het hele hoofdstuk waarin mijn zin stond, was bij elkaar geplakt met zinnen uit andere artikelen. Deze ontdekking leidde tot andere artikelen vol plagiaat. Het was ontzettend veel werk, want ik heb er geen software voor.

In een van de artikelen stuitte ik op een afbeelding van een eiwit-analyse — een ‘western blot’ — met een opvallend krulletje aan een van de eiwitbandjes, dat ik net daarvoor ook al had gezien in een andere afbeelding maar dan omgedraaid. Het plaatje was dus dubbel gebruikt. Diezelfde avond vond ik in het tijdschift Plos One, waarin je makkelijk kunt zoeken, nog veel meer van dat soort gevallen. Zo kwam ik erachter dat ik kennelijk talent heb om duplicaties te herkennen.

Het ontdekken van dit soort fouten is eigenlijk belangrijker dan het opsporen van plagiaat, vind ik. Plagiaat brengt geen onwaarheden de wetenschap in, maar het laten doorgaan van plaatjes van een experiment voor de resultaten van een ander experiment, is natuurlijk wel heel schadelijk.’

Dat u erg goed bent in het herkennen van hergebruik van afbeeldingen was dus een toevallige constatering. U had dat talent nog niet op andere manier ontdekt?

‘Ik heb nooit ervaren dat ik daar goed in was. In een badkamer viel het me wel altijd op dat het ene tegeltje gelijk was aan een ander tegeltje, maar dan op z’n kop. Ik dacht dat iedereen dat wel zag, maar kennelijk ben ik daar toch wel speciaal in. Aan de andere kant ben ik dan weer heel slecht in het herkennen van gezichten.

Waren die eerste ontdekkingen voor u een verrassing, of wist u al dat dit soort praktijken voorkomen?

‘Ik ben me erin gaan verdiepen en kwam erachter dat anderen er ook mee bezig waren. Je had Paul Brookes van Science-fraud.org, maar die site was net uit de lucht gehaald omdat er met rechtszaken werd gedreigd. En je had iemand met het pseudoniem Clare Francis. Ik voegde me dus bij dit gezelschap, hoewel ik die mensen helemaal niet kende.’

Bik plaatste deze tweet in een reeks met voorbeelden van gerenommeerde tijdschriften die niets hadden gedaan met door haar gemelde problemen. Het was niet moeilijk te achterhalen over wie het ging. Een kort stukje hierover op Kloptdatwel was vermoedelijk net het zetje dat het Hubrechtinstituut, waar de studie was uitgevoerd, nodig had om een onderzoek in te stellen. Te laat: het artikel werd in november 2020 ingetrokken omdat de data niet konden worden teruggevonden.


Vorig jaar maart ving u een — voor Nederlanders — grote vis. Dat er in een artikel in Science van Ronald Plasterk uit 2007 gerommeld bleek te zijn, haalde in Nederland alle kranten. Weten we nu precies wat hier is misgegaan?

‘Eigenlijk was die vis niet zo vers meer: ik had het probleem al in 2015 gevonden en gemeld. Misschien heeft Science toen wel geprobeerd hem te benaderen, maar deed zijn e-mail het niet meer — kort daarop werd Plasterk immers minister. Daar komen we niet meer achter. Het kan ook zijn dat Science het totaal genegeerd heeft, wat natuurlijk veel erger zou zijn.

Inmiddels heb ik wel met de nieuwe hoofdredacteur gesproken. Die liet doorschemeren dat ze er indertijd niet goed achteraan hebben gezeten, maar wat er precies was misgegaan, kon of wilde hij niet vertellen. Het klonk wel alsof hij een andere koers wilde inslaan en mij en andere klokkenluiders serieus wil nemen. Hij beloofde ook andere oude zaken te gaan bekijken.’

Wat is er dan veranderd? Konden ze hier gewoon niet meer onderuit?

‘Ja, ik denk dat toch de kracht van sociale media heel groot is, ik deel veel op Twitter. Voorheen was het makkelijk om het allemaal onder het tapijt te vegen en problemen te ontkennen. En ik ben vasthoudend. In het begin dachten ze misschien ‘wat een lastig mens’, maar ik ben heel serieus in wat ik doe en ben ervan overtuigd dat de meeste dingen die ik vind ook echt problemen zijn. Of het om echte duplicaties gaat, of dat er iets mis is met de onderschriften, dat weet ik niet altijd. Ik breng echter alleen serieuze zaken en hopelijk beschuldig ik niemand op valse gronden.’

Goedgelovig

‘Maar daarnaast nemen tijdschriften de kwestie nu veel serieuzer en ze worden ook wat moediger in het nemen van beslissingen. Veel redacteuren waren denk ik goedgelovig en accepteerden dat auteurs gewoon een andere foto instuurden als er een duplicatie was gevonden. Nu beslissen ze sneller tot intrekking. Plos One heeft bijvoorbeeld de richtlijnen voor afbeeldingen heel erg aangescherpt. En ze zijn ook bezig hun achterstand met het behandelen van meldingen weg te werken, ze hebben er zelfs extra mensen voor aangenomen.

Je ziet ook steeds vaker op Twitter dat tijdschriften een onderzoek aankondigen als er een probleem gemeld wordt — instituten en universiteiten blijven nog een beetje achter. Met al die dingen: het gaat heel langzaam, maar ik ben ervan overtuigd dat het gaat veranderen. Je hebt er een lange adem voor nodig, maar die heb ik.’


Het gesjoemel is soms verbazend brutaal, maar doet het ontdekken van een nieuwe duplicatie u nog iets, na er zoveel gezien te hebben?

‘Er is elke keer wel weer iets waarvan ik denk: ‘Hoe is het nou mogelijk dat niemand dit eerder heeft gezien?’ En het gaat echt niet altijd om obscure artikelen. Ik had er laatst een te pakken dat zesduizend keer was geciteerd, en niemand is het probleem opgevallen. Als ik er dan een cirkel omheentrek, zegt iedereen: ‘O ja, dat is duidelijk.’

Maar nog regelmatig slaak ik bij het ontdekken van een nieuw geval een kreet van ‘Wááát!?’ — en dan hoor ik mijn man vanachter de televisie: ‘Heb je er weer een?’ ‘O, wat een boef,’ roep ik dan, of zoiets.

Het geeft ook voldoening als je er weer een vindt, als het zoeken naar paaseieren. Een hele avond artikelen doorkijken zonder iets te vinden, is minder leuk. Maar elke vondst wil ik op papier zetten om daarmee anderen te waarschuwen dat er iets met dat artikel aan de hand is. Misschien betreft het een onschuldige fout, maar je kunt niet langer zomaar op zo’n artikel vertrouwen.’

Als de fouten uiteindelijk erkend worden, zie je vaak dat ze de afbeeldingen vervangen, en dan volgt er haast standaard het zinnetje dat dit de conclusies van het artikel niet aantast.

‘Dat is zo’n rare zin! Net alsof er een soort handboek voor is, zo vaak kom je het tegen. En ik ben het er ook helemaal niet mee eens. In veel gevallen is een afbeelding de crux van een wetenschappelijk artikel. Als je als onderzoeker niet meer weet welke afbeelding bij welk experiment hoort, dan ben je niet geschikt voor het vak. Hoe zit het dan met de andere resultaten? Je hebt als wetenschapper je administratie goed op orde te hebben.’

Vaak is het overduidelijk dat het om bewuste manipulatie van beelden gaat en niet een onschuldige vergissing. Heeft u een beeld gekregen van de motivatie voor dergelijk gesjoemel?

‘Nog niet zoveel als ik had gehoopt. Ik heb nog nooit met een echte dader gesproken, dus het blijft een beetje gissen op basis van de antwoorden die je soms krijgt via e-mail en bijvoorbeeld de stukken op de site van Retraction Watch. Ik ben natuurlijk niet onpartijdig in deze zaken, en journalisten kunnen soms iets meer te weten komen.

Er lijken een paar scenario’s te zijn. Eentje is dat een onderzoeker ooit, aan het begin van de carrière, een veelgeciteerd artikel heeft geschreven, hoogleraar wordt, en dat vervolgens de experimenten niet meer meewerken. Zo iemand heeft het succes geproefd en wil het blijven ervaren. Dat kan een voedingsbodem zijn om te gaan frauderen. Succes is verslavend, dat merk ik zelf ook.

In een ander scenario heeft een jonge wetenschapper op een lab een bullebak van een professor. Iemand die tegen je zegt, ‘Dat artikel moet ik vrijdag hebben. Die PCR moet dan maar gewerkt hebben, zorg ervoor dat de resultaten er zijn.‘ In zo’n afhankelijkheidssituatie kan ik me goed voorstellen dat mensen gaan sjoemelen. Als de werksfeer zo slecht is, zie je ook wel problemen bij andere auteurs uit zo’n lab.’

Fabrieksartikelen

‘Een derde groep maakt gebruik van zogeheten paper mills, die aan de lopende band compleet verzonnen artikelen produceren. Dat speelt met name in de medische vakgebieden in China, waar een publicatie min of meer voorwaarde is voor een aanstelling of promotie. Maar het gaat vaak om mensen die helemaal geen zin, tijd of geld hebben om onderzoek te doen, ze willen gewoon dokter zijn. Die mensen bestellen dan maar een artikel bij een paper mill. Die zijn inmiddels behoorlijk handig in het uitwissen van hun sporen, dus het is heel lastig om die duplicaties te vinden.’

Hergebruik van een foto van longweefsel van een rat in meerdere artikelen van verschillende auteurs, verbonden aan verschillende ziekenhuizen in China. Die artikelen stonden allemaal in de European Review for Medical and Pharmacological Sciences, waarin Bik en anderen nog veel meer producten van een ‘paper mill’ ontdekten.


Uit die tweede groep die u noemt, van de jonge onderzoekers die ook onder publicatiedruk zitten, zou je toch ook klokkenluiders verwachten? Veel van hen gaan immers uiteindelijk niet door in de wetenschap of bereiken een veilige positie.

‘Als Nederlanders zijn wij veel mondiger dan anderen op deze wereld. Dat is wel een van de dingen die ik heb geleerd. En daardoor kan ik mijn rol als criticus ook zo goed vervullen, zo zijn we opgegroeid. Maar in veel landen is het opstaan tegen je baas heel erg link, je gaat gewoon akkoord met wat die zegt. Ik denk dat wij ons niet altijd realiseren hoe vrij wij zijn in Nederland en hoe gewend wij zijn om elkaar altijd maar te kunnen bekritiseren.’

Heeft u inmiddels enig idee hoe vaak dit gesjoemel nu voorkomt?

‘Een paar jaar geleden heb ik 20.000 biomedische artikelen met die ‘western blots’ doorgenomen. Ik kwam uit op 800 artikelen met duplicaties in 40 verschillende tijdschriften. Bij een derde tot de helft van de gevallen is sprake van een honest mistake, veelal gemaakt bij het opmaken van het artikel. Maar bij de rest gaat het om spiegelingen, verschuivingen of draaiingen waar duidelijk opzet in het spel was. Toen wist ik trouwens nog niet van het bestaan van die paper mills. Die zijn eind 2017 opgekomen en hebben in 2018 en 2019 veel geproduceerd. En zoals ik zei, ze worden steeds beter, zeker nu ze weten waarop we ze gepakt hebben.

Op basis van het gesjoemel met plaatjes kom je dus op twee procent, met tabellen en grafieken is het eigenlijk nog makkelijker, dus het zal toen zo’n vijf procent zijn geweest. Maar door die paper mills is het intussen misschien wel tien procent. Dat maakt me wel verdrietig.’

Hoe gaat u nu te werk? Zoekt u zelf artikelen op basis van een systematiek? Wordt u vaak getipt?

‘Ik werk voornamelijk op basis van tips. Die komen binnen via e-mail, via Twitter, Linkedin, de vreemdste kanalen soms. En ik werk ook nog steeds aan die verzameling artikelen uit mijn eerdere onderzoek, want die leiden vaak weer naar andere artikelen waar iets mee aan de hand is. Zo’n artikel van Plasterk kan aanleiding zijn om meer artikelen van zijn lab te bekijken. Didier Raoult, de Fransman die berucht werd door zijn reclame voor hydroxychloroquine bij covid, heeft ongeveer 3500 artikelen op zijn naam staan, daar neem ik dan een steekproef van. Zoiets is dagen werk en soms levert het niets op.’

Kan er niet ook een verborgen agenda achter zo’n tip zitten?

‘Dat idee heb ik soms wel. Bijvoorbeeld als ze meteen beginnen met dat het om een fraudeur gaat van wie ik alle artikelen eens zou moeten bekijken. Vaak schrijf ik dan terug of ze een specifieke publicatie hebben waar ik mee zou moeten beginnen. Soms bekijk ik eerst twintig artikelen en als ik dan een duplicatie vind, is het wellicht toch de moeite waard om verder te kijken. Maar als ik niet snel wat vind, houd ik er ook weer mee op.’

U zei al dat u ook naar het werk van Raoult had gekeken. Dat leverde op Twitter nogal gedoe op, een heel trollenleger kwam achter u aan.

‘Nog steeds! Een hoogleraar op dat instituut van Raoult, Eric Chabrière, zit voortdurend op mij in te hakken. Dat ik betaald zou worden door de farmaceutische industrie en word gezocht door de FBI in verband met fraude. Hij heeft iets van twaalfduizend volgers op Twitter en kan die makkelijk op je afsturen. Ik doe ook wel eens wat terug, als ze erg vervelend worden. Amerikaanse trollen blijken trouwens veel gemener dan Franse, daarmee kan het echt vals worden. Maar ook dat waait wel weer over.’

Wat zijn de plannen? In 2019 kondigde u aan dit werk minstens een jaar fulltime onbetaald te gaan doen, we zijn nu twee jaar verder.

‘Ik verdien hier niets mee. Af en toe levert advieswerk nog wel wat op, maar met corona is dat ook weggevallen. Het is vooralsnog financieel nog wel te doen, dus ik ga gewoon door. Er is me wel eens gesuggereerd een beurs aan te vragen. Maar als ik betaald word, ben ik partijdig. En het is ook veel werk om voor zoiets een plan op te stellen, en daar moet je je dan weer aan houden en rapporten over schrijven.

Het heerlijke van geen baan en geen geld hebben, is dat je compleet onafhankelijk bent en ook gewoon schijt kunt hebben aan alle structuren. Ik denk niet dat er veel wetenschappers zijn die op Twitter tekeer durven gaan tegen Science, want daar hopen ze misschien toch ooit eens in te publiceren. Ik heb die hoop niet, dus kan ik dingen zeggen die een ander misschien niet durft.’

Volg Bik op Twitter en via haar website Scienceintegritydigest.com

Uit: Skepter 34.1 (2021)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Pepijn van Erp is wiskundige, redacteur van Skepter en bestuurslid van Skepsis.