Speciale letters voor dyslectici
door Henk Gianotten
De leesbaarheid van letters in boeken, tijdschriften en op beeldschermen hangt af van een groot aantal kenmerken. Die betreffen bijvoorbeeld lettergrootte, lettervorm, dik-dunverschil, de ruimte tussen de letters en de woorden, regellengte, interlinie (de afstand tussen de tekstregels), de letterkleur en de achtergrondkleur. Goede grafische ontwerpers kennen die eigenschappen, en zullen teksten meestal zodanig vormgeven dat de leesbaarheid zo groot mogelijk is.
Dyslectici en anderen met leesproblemen zoals ouderen en kinderen geven de voorkeur aan letters met ‘open’ lettervormen. Vergelijk in de afbeelding het woord ‘aces’ boven in een gesloten en onder in een open vorm. Die laatste resulteert in een betere leesbaarheid voor iedereen.
Ontwerper Christian de Boer maakte een aantal jaren geleden de lettersoort Dyslexie, waarmee een deel van de dyslectische lezers teksten beter zou kunnen lezen. Het font kreeg wereldwijd veel aandacht, is voor particulieren gratis te downloaden en wordt door organisaties ingezet om dyslectici het lezen te vergemakkelijken. Uitgeverij Bruna brengt haar meest verkochte speciale dyslexie-uitvoering. De Boer maakte op basis van bestaande letters enkele gesloten lettertekens open, vergrootte de hoeveelheid letterwit, wijzigde de stokken en staarten en zorgde voor meer ruimte tussen de regels. De Boer is zelf dyslectisch en merkte dat hij teksten in zijn eigen font beter kon lezen.
In de documentatie bij zijn letters schrijft hij dat wetenschappelijk onderzoek aan de universiteiten van Twente en Amsterdam bevestigt dat met zijn letters beter wordt gelezen. Het eerste onderzoek waaraan hij refereert is van Renske de Leeuw die in 2010 afstudeerde op de Universiteit van Twente met haar scriptie Special fonts for dyslexia? Ze kreeg haar master op basis van een onderzoek naar de leesbaarheid van de Dyslexie-letters in vergelijking met de veelgebruikte letter Arial.
De x-hoogte
De x-hoogte is de verhouding tussen de hoogte van de kleine letters en de hoofdletters, of wat preciezer de hoogte van de onderkast x in verhouding tot de hoogte van de kapitale K. Letters met een relatief grote x-hoogte, zeg van ongeveer 75 procent, zijn beter leesbaar dan letters met een relatief kleine x-hoogte. De Leeuw refereert in haar studie aan enkele onderzoeken die bevestigen dat letters met een relatief grote x-hoogte de leesbaarheid verbeteren.
Dat gegeven hanteert zij als mogelijk bewijs waarom de speciale Dyslexie-letters ook beter zijn dan de controleletter Arial. Ze baseert zich op de door de letterontwerper verstrekte informatie dat het Dyslexie-font een grotere relatieve x-hoogte zou hebben. De Dyslexie-letter heeft echter een x-hoogte van 63 procent, terwijl de x-hoogte van de Arial 72 procent is. De Dyslexie-letter heeft bovendien een 30% grotere kapitaalhoogte dan de Arial. Relevante grootheden die nergens in de studie vermeld zijn. Bovendien voorzag De Boer de letters, zoals gezegd, van extra interlinie, waardoor het corps van de 12-puntsletter automatisch 8 punt extra regelwit krijgt (12 punt is ruim 4 millimeter). De aanduiding ‘corps 12’ is dus strikt genomen niet juist. De ontwerper sjoemelt met de lettergrootte en daarnaast met de in het font ingebouwde verticale witruimte waardoor de letter altijd automatisch meer interlinie krijgt. Omdat hij elk letterteken ook extra witruimte in de breedte geeft en de spaties vergroot, voldoet De Boer in een keer aan drie belangrijke criteria om de leesbaarheid te verbeteren: grotere letters, meer letterwit én meer interlinie.
De Leeuw merkte overigens de lettergrootteverschillen wel op want zij testte de Dyslexie in 12 punt en vergeleek de resultaten met de Arial in 14 punt — maar zelfs in dat corps is de letter nog 11 procent kleiner dan de Dyslexie in 12 punt. Door de veel bredere letters zijn regels in de 12-punts Dyslexie ruim 17 procent langer dan die in de 14 punt Arial. In haar thesis concludeert De Leeuw dat woorden gezet uit dit speciale font door universitaire dyslectici met minder fouten worden gelezen dan woorden uit de controleletter Arial.
De Leeuw doet maar wat. Ze vergelijkt in het bewuste onderzoek twee lettersoorten met een verschillende vorm, een verschillende grootte, verschillende x-hoogtes en verschillende letterwitbreedtes. Ze wijzigt tegelijkertijd meerdere variabelen zonder daar goed onderzoek naar te doen en verkondigt dat de x-hoogte van de Dyslexie groter is terwijl die juist aanzienlijk kleiner is en neemt de foutieve informatie van de letterontwerper klakkeloos over.
Kleurcontrast
Aan de Universiteit Twente studeerde Tineke Pijpker in 2013 af op het onderwerp ‘Dyslexieletters en kleurcontrast’ waarbij zij onder meer gebruikmaakt van de oude onderzoeksresultaten van haar docent, Renske de Leeuw. Onlangs schreef Liane van Someren aan de universiteit van Amsterdam haar bachelorscriptie ‘Aanwijzingen waarom dyslectici meer accuraat lezen met het lettertype Dyslexie’ en ook zij refereert uitgebreid aan de oude testresultaten van De Leeuw.
Geen van de drie onderzoekers twijfelt aan de invloed van het afwijkende letterontwerp en ze hebben ook niet onderzocht of een andere contrastrijke schreefloze letter met dezelfde lettergrootte, dezelfde extra interlinie en voorzien van dezelfde hoeveelheid extra woord- en letterwit ook een aanzienlijke verbetering van de leessnelheid en een reductie van leesfouten zou opleveren. Al die andere belangrijke variabelen die de leesbaarheid positief beïnvloeden zijn door De Leeuw niet getest en Pijpkers en Van Someren volgden haar onvoorwaardelijk.
Internationaal onderzoek
Er is veel onderzoek naar leesbaarheid gedaan, niet alleen door internationale experts als Beier, Hillier en Sassoon, maar ook door de Nederlandse letterontwerpers Gerrit Noordzij en Gerard Unger. Toen ik De Leeuw schreef over de interpretatie van de x-hoogte en vroeg waarom zij de literatuur over leesbaarheid niet had geraadpleegd antwoordde ze: ‘Met de auteurs waar u naar verwijst ben ik niet bekend. Mogelijk dat ze bij mijn literatuurstudie niet naar voren gekomen zijn, doordat er op de Universiteit Twente geen toegang is tot literatuurbanken waar dergelijke artikelen beschikbaar zijn.’
De deskundigen Anna Bosman en Tom Braams van de Radbouduniversiteit in Nijmegen testten de Dyslexie-fonts opnieuw en concludeerden dat er vooralsnog geen enkel wetenschappelijk bewijs is dat het lettertype Dyslexie beter is dan andere, en zij zagen dan ook geen reden om tijd en geld te investeren in het aanbieden van lesmaterialen in dit lettertype. Het is volgens hen verstandiger om algemeen geldende regels te hanteren waar niet alleen dyslectici maar ook andere lezers van profiteren: een helder, schreefloos lettertype in een behoorlijke grootte, zorg voor een ruime afstand tussen de woorden en een comfortabele regelafstand.
Hoogleraar orthopedagogiek Anna Bosman is duidelijk in een van haar studies naar het effect van de Dyslexieletter: zij verbaast zich over de enthousiaste reacties. Haar vermoeden is dat we hier te maken hebben met het placebo-effect zoals we dat kennen in de geneeskunde. Het vermoeden dat iets goed voor je is, kan al een hoop schelen.