De hoorzitting inzake Millecam

door Jan Willem Nienhuys (30-11-2007)

Vandaag 30 november 2007 was ik aanwezig bij de zitting waar het gerechtshof de partijen hoorde over de klaagschriften van de Vereniging tegen de Kwakzalverij, en de Stichting Skepsis. Aanwezig waren ook raadslieden van mw. Damman (‘Jomanda’) en de medisch adviseur voorheen arts Broekhuijse. Van de VtdK waren er drie bestuursleden aanwezig, en van Skepsis ikzelf en Gert Jan. Koonen had per fax laten weten dat hij griep had, die moet dus later nog eens gehoord worden. Onze advocaat Gerard Hamer kwam wat later, maar werd vertegenwoordigd door mr. Ingrid Mannen, terwijl mr. C. Korvinus de belangen van de VtdK behartigde.

Wat mij betreft waren er twee sterren: de voorzitter van het Hof, raadsheer D.J.C. Aben, en de gemachtigde van de VtdK, Menso A. Westerouen van Meeteren (WvM), oud-inspecteur van IGZ en auctor intellectualis van het rapport van IGZ over de “Casus S.M.” De voorzitter bleek over een enorme dossierkennis te beschikken. WvM heeft zeer veel gesprekken met tientallen getuigen gevoerd, verslagen daarvan zitten allemaal in het dossier. Eerder was aangifte tegen vijf behandelaars gedaan en het dossier omvat ook die stukken.

De totale zitting duurde drie uur, niet meegerekend een reces voor koffiepauze. Het is ondoenlijk om al het besprokene toe te lichten. Eerst werd de kwestie van de ontvankelijkheid besproken. De VtdK heeft expliciet in haar statuten staan dat zij alle wettelijke midddelen wil gebruiken om kwakzalverij te bestrijden, terwijl de thans vigerende statuten van Skepsis niet zo expliciet zijn – hoewel we in de praktijk toch wel activistisch bezig zijn. Maar volgens de wet moeten in dit geval de statuten dat ook aangeven. Heel belangrijk is het niet, want als Skepsis niet ontvankelijk blijkt, neemt de VtdK al onze argumenten over.

Velen, ook het O.M. en nu ook weer de advocaat-generaal (AG) betoogden dat Millecam bewust voor alternatief koos. WvM heeft dit weersproken. Ga maar na: M. is eerst naar diverse klinieken gegaan en daar is uiteindelijk door biopsie de onbetwijfelbare diagnose kanker gesteld. Tot zover niks afwijzen van reguliere geneeskunde. Maar op 19 juni 2000 verscheen ze niet op de afspraak met de oncoloog van het AZVU, en in plaats daarvan werd ze door mw. Damman meegetroond naar de arts Dankmeijer. Tegenover getuigen heeft M. gezegd dat het juist zo goed was dat Dankmeijer een arts was, dan was ze in veilige handen. Geen erg resolute keuze voor alternatief dus. Later is ze nog bij twee verschillende reguliere artsen geweest: een professor W., oncologisch chirurg, en een plastisch chirurge K. van het Radboud. In elk geval heeft W. haar te weten overtuigen een afspraak met een ziekenhuis te maken. Maar toen W. het tijdstip van de afspraak wou doorbellen, werd hij afgepoeierd. Iets dergelijks herhaalde zich met mw. K., zie het rapport De zorgverlening aan S.M. (een pdf-bestand dat men zo kan downloaden, pagina 49; professor W. staat op p. 46 e.v.). Op de afspraak die mw. K. maakte in overleg met Millecam is M. niet verschenen. Toen Millecam zich weer met terminale kanker meldde bij huisvriend Koonen om daar te ‘logeren’, ging die ‘behandelen’ en toen Koomen de situatie niet meer aankon, heeft M. een huisarts aan haar ziekbed toegelaten, en heeft zich naar het ziekenhuis laten brengen. Alweer geen bewuste keuze voor alternatief!

Het geheel wekt de indruk van iemand die juist gemakkelijk beïnvloedbaar was. M’s enige duidelijke stellingname was dat ze geen chemotherapie wilde (zoals wel vaker gebeurt). Ze had niets tegen opereren. Ze schepte zelfs op dat ze zich met gouddraad zou laten hechten en dan in Playboy wou poseren.

Het is denkbaar dat iemand kanker of iets anders ergs heeft en dat wetende voor alternatief kiest. Maar in dit geval was M. zo weinig deskundig dat ze zich een oor heeft laten aannaaien door personen die beter hadden moeten weten. Toen ze die eenmaal geloofde, lag het voor de hand dat ze voor alternatief koos en niet voor die domme regulieren met hun foute diagnose. Dat is haar niet te verwijten, maar des te schuldiger zijn degenen die haar hebben voorgelogen.

De werkelijkheid is natuurlijk dat iemand in de gewone sociale omgang heel resoluut kan overkomen, maar dat men gemakkelijk onzeker wordt in een situatie van een levensbedreigende ziekte. Anders dan het OM het doet voorkomen is de keuze van een therapeut dan toch even wat anders dan een boek halen bij de boekwinkel, waar men kan kiezen uit romans en reisverslagen, uit esoterie en informatica. De therapeut heeft een eigen verantwoordelijkheid en mag op geen enkel ogenblik redeneren: ‘de patiënt wil dit of dat horen, nou dan vertel ik dat toch.’

De raadslieden van mw. Damman en Broekhuijse kwamen met verbazende mededelingen. Zo zou het medium niet ontkend hebben dat M. kanker had. Geconfronteerd met de uitspraken die mw. D. op de tv deed, stelde de raadsman dat de verkeerde indruk door knippen was ontstaan. (De meest gunstige uitleg die ik aan deze opmerkelijke bewering kan geven is dat mw. D. vond dat de ziekte door implantaten werden veroorzaakt, en dat verwijdering daarvan de kanker ook zou doen verdwijnen.) WvM stelde daar tegenover dat het eerste wat hij met mw. D. had besproken de vraag was of zij echt gezegd had dat het geen kanker was. Dat had ze onomwonden toegegeven. Daarna had ze het verslag van het drie tot vier uur durende gesprek goedgekeurd en WvM zelfs geprezen voor de accurate weergave. Dat alles zit in het dossier.

Broekhuijse (de arts die de patiëntenkaart van M. een half jaar na haar dood pas heeft ingevuld, zoals uit forensisch onderzoek is gebleken) zegt bij monde van zijn advocaat dat hij M. altijd heeft gezegd dat ze borstkanker had, en dat hij alleen een secundaire bacteriële infectie kon behandelen. Maar de getuigenverklaring van Nol Willemsen zegt dat ze 5 tot 7 keer bij Broekhuijse zijn geweest, en elke keer werden onderzocht met de Vegatest en de Biotensor (een wichelroede in de vorm van een soort schuimklopper, zoals de voorzitter toelichtte) en dat dan de uitslag ‘bacteriële infectie’ was; het woord borstkanker viel niet. Ook de controle of de ‘medicijnen’ gewerkt hadden, werd met deze twee instrumenten gedaan.

Ik weet niet goed wat ik hiervan moet denken. Als je niet beter wist, zou je zeggen dat de beide therapeuten gewoon liegen. Maar zover wil ik niet gaan. Met name mw. Damman acht ik zeer wel in staat om retroactief haar visie op wat er gebeurd is bij te stellen. In de normale omgangstaal heet dat een draaikont, maar er is vast een geleerde term voor zoals fantasiegeneigde persoonlijkheid. Wat B. betreft, die kan zichzelf voor de gek houden met het idee dat bij het eerste gesprek de diagnose ‘kanker’ van het ziekenhuis is genoemd en dat hij (in zijn herinnering) die nooit expliciet heeft weersproken. Maar met zijn diagnose heeft hij M. wel gestijfd in haar mening dat het ziekenhuis zich deerlijk vergist had.

Het Hof zal proberen Koonen nog te horen, en als dat gebeurd is of onmogelijk blijkt, doet het Hof circa zes weken later uitspraak, zowel over de ontvankelijkheid, als daarna over de gegrondheid van het beklag en dan over eventueel vervolgen ja of nee. Het is goed mogelijk dat het Hof zal oordelen dat bijvoorbeeld B. de dans ontspringt omdat wat hij gedaan wel strafbaar lijkt, maar een inmiddels verjaard delict is (enkelvoudige mishandeling). Dan is het Beklag wel gegrond, maar helaas.

Hierbij wou ik het laten. Als Gert Jan of andere aanwezigen nog aanvullingen hebben, kan dat in de reacties.

(dit verslag is wat aangevuld op 2 december)


 Oorspronkelijk was dit artikel gepubliceerd op het (oude) Skepsis-blog en bestond de mogelijkheid om daaronder in discussie te gaan, waar geregeld uitvoerig gebruik van werd gemaakt. De discussie onder dit bericht kan de geïnteresseerde teruglezen in deze pdf (14 pagina’s).

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis