Doe wat u wilt!
Het leven van Aleister Crowley
door Herman Beukers (pseudoniem van Marcel Hulspas) – Skepter 14.3 (2001)
Magiër, seksmaniak en kindermoordenaar. Lawrence Sutin ging op zoek naar de ware afmetingen van Aleister Crowley, de beruchtste magiër van de 20ste eeuw.
Daar zit hij dan. Christina Foyle, de eigenaar van de beroemde Londense boekwinkel Foyle’s, heeft hem die 15de september 1932 uitgenodigd als spreker voor Foyle’s Literary Luncheon. Zijn onderwerp: ‘The philosophy of Magick’. Verscheidene honderden mensen zijn naar Grosvenor House gekomen en na afloop van de lezing klinkt tevreden gemompel. Na de lunch ontstaat een lange rij, hoofdzakelijk vrouwen, die hem de hand wil schudden. Aleister Crowley, de zwarte magiër waar de kranten het altijd over hebben. Het apocalyptische beest 666, zoals hij zelf beweert. Zevenenvijftig jaar. Een dik, kaal heerschap met een ongezonde huidskleur, verslaafd (maar dat was nauwelijks bekend) aan heroïne en cocaïne. Een voor een schudden de dames hem de hand. Crowley glimlacht. Een paar weken later geeft hij een lezing in het laboratorium voor psychical research van de beroemde spokenjager Harry Price. Dit keer spreekt hij over ‘The Elixir of Life: Our Magical Medicine’. Opnieuw wordt hij met argwaan en egards behandeld.
De Britse kranten, die Crowley gedurende de jaren daarvoor op de voet hadden gevolgd, tonen nauwelijks belangstelling. Twee jaar eerder nog was hij uitgenodigd door de Oxford University Poetry Society, maar de universiteit verbood de lezing – waarop zijn uitgever besloot de tekst van de lezing (een flauw soort rehabilitatie voor de Franse aristocratische kindermoordenaar Gilles de Rais) uit te venten. Het pamflet werd een groot succes en de kranten vulden hele kolommen met woede-uitbarstingen en verwensingen aan zijn adres. Crowley deed wat hij in dergelijke gevallen altijd deed: protesteren en genieten tegelijk.
Crowley is dan al dertig jaar een vertrouwd mikpunt voor de pers, sinds de ‘veldslag in Blythe Road’ in 1898. In die straat bevond zich toen het hoofdkwartier van de Hermetic Order of the Golden Dawn. Crowley, 23 jaar oud en volledig gefascineerd door het occulte, was een paar jaar daarvoor toegetreden tot dit esoterische genootschap. Over de inwijding schreef hij later: ‘Ik had geen idee dat het een saaie formaliteit zou zijn en dat de leden voor het grootste deel verwarde burgermannetjes waren.’ Maar hij meende dat de Golden Dawn hem persoonlijk iets te bieden had: de eerste stap op weg naar contact met de Verheven Meesters, die ergens vanuit de verte de mensheid beheersten: ‘Ik zag mezelf binnengaan in de verborgen kerk van de Heilige Graal.’
Twee jaar later maakt een deel van de Londense leden van de Golden Dawn zich los van hun leider, Samuel Liddell McGregor Mathers, die zijn trouwe paladijn Aleister Crowley opdracht geeft naar Blythe Road te gaan om daar, verkleed als de Egyptische god Osiris, de opstandige leden een voor een tot absolute onderwerping te dwingen. Crowley komt te laat; de rebellen hebben het magische fort al in handen. Er wordt gedreigd met processen, beschuldigingen en vervloekingen vliegen heen en weer — kortom, de kranten smullen van deze magische oorlog.
Crowley vertrekt op stel en sprong voor een wereldreis die hem bijna voorgoed geneest van zijn belangstelling voor magie. Terug in Engeland trouwt hij met Rose Kelly. De huwelijksreis voert door Egypte, waar de piramiden zijn occulte verlangens weer aanwakkeren. Op de terugreis, weer in Caïro, besluit hij de oude Egyptische goden op te roepen. Tijdens de rituelen ontpopt Rose zich als een medium met als geleidegeest ene ‘Aiwass’. Kort daarop raakt Crowley in de ban van het automatisch schrijven. Aiwass dicteert hem een compleet nieuw magisch werk met een verschrikkelijke boodschap: The Book of the Law.
Crowley is uiteraard vertrouwd met het fenomeen automatisch schrijven, maar zoals zoveel ‘slachtoffers’ van dit fenomeen kan hij de gewone psychologische verklaring ervoor niet accepteren. Was het werkelijk mogelijk dat een deel van zijn ‘ik’ een dergelijke gruwelijke leer zou kunnen verzinnen?
Aiwass onthult hem de leer van Thelema, van de pure wil (thelèma is Grieks voor wil). ‘Do what thou wilt (doe wat ge wilt) is the whole of the law’, zo luidt de Hoofdwet van Thelema. Of, in weer andere woorden van Aiwass: ‘Pure wil, bevrijd van ieder doel, ontdaan van de lust naar resultaat, is in alle opzichten volmaakt.’ De taak van de magiër is zich door middel van oefening, studie en magische rituelen bevrijden van alle herinneringen, angsten, normen en waarden die de pure wil in de weg staan, onderdrukken of vervormen. Ze moeten in vuur, bloed en godslastering ten onder gaan. Wat Crowley daarbij vooral verontrust, is een opmerkelijk wreed advies van de Egyptische god Ra-Hoor-Khuit (zoals doorgegeven door Aiwass): ‘Offer vee, klein en groot: na een kind.’ Het zijn dergelijke opmerkingen die ervoor zorgden dat de profeet van Thelema maar niet in het reine kan komen met zijn eigen openbaring. Hij vindt dat hij moest kiezen tussen zwart en wit: óf hij is volkomen gek en dit is het resultaat, óf het gaat hier inderdaad om een bovennatuurlijke openbaring en dan moet hij deze verkondigen. Maar een kind offeren? Crowley besluit dat dat overdrachtelijk bedoeld is: sperma was voldoende.
Voor Crowley, zoon van een rondreizend prediker, heeft bevrijding van normen en waarden alles te maken met seks. Niet alleen vanwege zijn preutse opvoeding en religieuze achtergrond; Crowley is biseksueel. Tijdens zijn studentenjaren te Cambridge vecht hij tevergeefs tegen dit (in die dagen onuitspreekbare) verlangen. Als profeet van de Thelema verkondigt hij geen onderdrukking maar bevrijding van alle verlangens en maakt hij naast heteroseksueel ook het homoseksueel geslachtsverkeer tot een probaat middel om met het goddelijke in contact te komen. In de loop der jaren — zijn zwervend leven voert van Londen naar Parijs, via Cefalú (Sicilië) en Berlijn weer terug naar Londen – verkent Crowley samen met steeds weer andere leerlingen/geliefden iedere denkbare vorm van geslachtsverkeer en drugsgebruik in combinatie met magische rituelen. Hij jaagt er zijn erfenis doorheen, plundert iedereen die hem nabij komt, maar contact met de goden is hem nooit echt gegund. Tot op hoge leeftijd blijft het bij proberen — en ondertussen rotsvast blijven geloven in eigen magisch kunnen.
Een onschuldig slachtoffer
Zijn grote doel is het vinden van een vrouw, een volmaakte hoer (‘the scarlet woman’, scharlaken vrouw) die bereid is samen met hem tot het uiterste te gaan en die de wereld dankzij hun magische seksuele verbintenis een bovennatuurlijk kind zou schenken, the Moonchild (het is ook de naam van Crowley’s bekendste roman, gewijd aan dit thema). Aan vrouwen heeft hij jarenlang geen gebrek; aangetrokken door zijn reputatie en zijn ontegenzeggelijke uitstraling zijn velen bereid om zijn zichtbare armoede te negeren en zich volledig aan hem te geven. (Crowley’s leven laat zich dan ook samenvatten als een lange keten amoureuze en financiële schandalen.) Maar slechts een paar van deze vrouwen is bereid om tot het rituele uiterste te gaan en worden door hem geschikt geacht als draagmoeder van de komende messias.
Bloed en andere lichaamsvloeistoffen spelen in de rituelen voorafgaand aan de verwekking een grote rol. Sperma van de magiër, menstruatiebloed van de scharlaken vrouw. De grootste magische kracht zou uitgaan van de vloeistoffen van een pasgeboren kind, maar voor zover bekend heeft Crowley het gruwelijke advies van de goden nooit opgevolgd. De verdenking dat hij ooit mensenoffers zou hebben gebracht, blijft hem echter zijn leven lang achtervolgen – dankzij de Britse sensatiepers. En als de pers genoeg heeft van haar eigen duistere suggesties, is Crowley best bereid om het vuurtje weer even op te stoken. In zijn na The Book of the Law meest invloedrijke publicatie, Magick, uit 1930 (Crowley gaf de voorkeur aan de middeleeuwse spelling) schrijft hij: ‘Voor het hoogste spirituele werk moet men kiezen voor het slachtoffer dat de grootste en puurste kracht bevat. Een mannelijk kind, perfect onschuldig en met grote intelligentie, is het meest bevredigende en passende slachtoffer.’ In een voetnoot vermeldt hij dat ‘Frater Perdurabo’ (Crowley’s magische naam) dit offer tussen 1912 en 1928 ieder jaar ongeveer 150 keer had gebracht.
Het jaar 1930, het jaar van de publicatie van Magick en van de uitnodigingen door leden van het Londense establishment Christina Foyle en Harry Price, brengt niet de ommekeer waar Crowley van had gedroomd. Hij hunkert naar erkenning en respect, maar blijft de berooide internationale zwerver, verslaafd aan seks en drugs. Eind jaren ’30 keert hij terug naar Engeland. De oorlog komt eraan, het Beest is ziek en leeft, praktisch vergeten, dankzij de goede zorgen van een handjevol bekenden en hospita’s. Het enige magische centrum dat op zijn leer is gebaseerd, de Agape Lodge in Los Angeles, laat hem in de steek. De ellende begint met de komst van een (min of meer afgezwaaide) marineofficier, L. Ron Hubbard. Agape-leider Jack Parsons moet lijdzaam toezien (want de leer van Thelema laat geen jaloezie toe) hoe deze veelbelovende occulte leerling een verhouding begint met Parsons vriendin (Sara) Betty Northrup, de zuster van Parsons weggelopen vrouw. Tot Crowley’s grote schrik begint Parsons dan aan een serie rituelen die hem een eigen scharlaken vrouw moet opleveren – en ze duikt zowaar nog op ook! In de zomer van 1946 gaat Hubbard er met Betty vandoor (een paar jaar later lanceert hij de wetenschap genaamd scientology) terwijl Parsons, een rakettenfanaat en een van de grondleggers van het Amerikaanse ruimtevaartprogramma, het contact met Crowley verbreekt.
Toch lijken zijn occulte inspanningen juist in deze donkere laatste levensjaren ook duurzame vruchten te dragen. Hij komt in contact met schilderes Frieda Harris en samen ontwikkelen ze het Crowleyaanse tarotspel, dat tot op de dag van vandaag veel gebruikt wordt. Een andere invloedrijke bezoeker is de occultist Gerald Gardner, die Crowley’s boeken dan al heeft verslonden en daarna met name Magick uitgebreid zal plunderen voor het ontwerpen van de eerste magische handboeken voor heksenbijeenkomsten (zie Skepter, september 2000). Het is wellicht Crowley’s belangrijkste bijdrage aan het moderne westerse occultisme. Crowley zelf heeft daar weinig of niets mee te maken.
In januari 1945 betrekt hij zijn laatste kamertje, in pension Netherwoods, bij Hastings. Een zieke maar keurige oude heer, dol op kinderen van de buren. Een van hen nodigt die lieve opa uit voor een verjaarspartijtje. Crowley verschijnt in de theatrale uitdossing waarin hij jarenlang poseerde om leerlingen te recruteren: in oosterse kledij, tulband op het hoofd, versierde dolk achter de buikband. Hij deed die middag niet meer dan zitten en lachen. De kinderen vonden het prachtig. Hij overleed op 1 december 1947.
Lawrence Sutin, Do what thou wilt. A life of Aleister Crowley, St Martin’s Press, New York.