COMETA: Wat staat ons te wachten?
door Marcel Hulspas – Skepter 15.1 (2002)
ZIJN er nog militairen geïnteresseerd in UFO’s? Het COMETA-rapport zou het bewijzen. Een echte UFO-studie verricht door Franse militaire specialisten, zo wordt beweerd. Bij nader inzien gaat het om een flinterdun verhaaltje.
Plechtiger kun je zoiets toch nauwelijks ten doop houden. ‘Dit rapport bevat de resultaten van een onderzoek verricht door het Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek voor de Nationale Defensie’, vermeldt de omslag van mijn Engelstalige exemplaar. En de inhoud opent met een voorwoord van ‘professor André Lebeau, ex-voorzitter van het Centre d’Etudes Spatiales (CNES)’. Dan zijn we er nog niet. Na de inhoudsopgave volgt een bijdrage van generaal Bernard Norlain, ex-directeur van het Institut des Hautes Etudes de Défense Nationale (IHEDN), dan nog een pagina dankbetuigingen van generaal Denis Letty (de feitelijke auteur) en… een anonieme inleiding.
Dan eindelijk ‘part 1: Facts and Testimonies’. Die eerste vijf hoofdstukjes vormen na al die fraaie inleidingen echter een bittere tegenvaller. We krijgen drie samenvattingen van meldingen van Franse piloten voorgeschoteld en daarna nog een aantal meldingen, uit binnen- en buitenland. Een paar oude Franse gevallen en verder veel voor de kenners stokoude bekenden als Lakenheath (1956), De zaak van de RB-47 (1957), Teheran (1976), Antananarivo (1954), Valensole (1965) en Nancy (1982).
Wie alleen bladert, ontdekt meteen al dat hier iets grondig mis is: moeten deze indrukwekkende titels en afgelikte UFO-boterhammen ons nu plotseling van de realiteit van buitenaards bezoek overtuigen? Wat is dit voor doorzichtige show, dit COMETA-rapport? We gaan terug naar professor Lebeau. Wat kan hij ons vertellen? Niet veel, zo blijkt. Na enige overpeinzingen over de wetenschappelijkheid van het bestuderen van ‘phenomena that are deemed to come under the heading of popular mythology’, komt hij tot de conclusie dat zoiets wel mag zolang het maar volgens de wetenschappelijke methode gebeurt. En dan, aldus mijn ongelukkige vertaling: ‘COMETA has tried its luck at this in the report that it is presenting, supported namely, by the work performed by GEPAN, which later became SEPRA.’ GEPAN-SEPRA is de afdeling van het CNES die zich over UFO-meldingen ontfermt. Er staan veel meldingen in het rapport, constateert Lebeau braafjes, en er wordt ook iets gezegd over de buitenaardse hypothese. ‘This report is useful in that it contributes toward stripping the phenomenon of UFOs of its irrational layer’, aldus Lebeau, en hij besluit met de opmerking dat een echte wetenschapper zich niet laat misleiden door zijn geloofsovertuigingen. Heel mooie woorden allemaal, maar Lebeau houdt zich dus vooral op de vlakte.
Général Bernard Norlain dan maar. En dan komt de aap uit de mouw. Hij vertelt van het bezoek van generaal Letty in 1995, en diens plan om een onderzoekscomité voor UFO’s op te richten. Letty is een UFO-enthousiasteling, dat is duidelijk. Een maand daarvoor had hij voor de alumnivereniging van de luchtmachtschool een bijeenkomst over UFO’s georganiseerd. Iemand van het CNES gaf een praatje over UFO-meldingen en een astronoom vertelde over buitenaards leven. Uiteraard stonden er een paar oudgedienden, ex-piloten en ex-medewerkers, op om hun persoonlijke ervaringen te vertellen. Dat laatste heeft Letty wellicht aan het denken gezet.
Magere oogst
Norlain verwees Letty naar de Association des Auditeurs (AA) van de IHEDN. Deze ‘toehoorders’ vormen een club van vrienden-deskundigen die de IHEDN kunnen adviseren. Wie weet zaten er nog mensen in de AA die geïnteresseerd waren in UFO’s en kon Letty hen gebruiken. Letty formeerde vervolgens COMETA, ‘comité voor diepgaande studie’, en het was een indrukwekkend comité, als we Norlain mogen geloven: ‘The list of high-level civilian and military degrees of the members of this committee is very impressive.’ Een volledige lijst namen worden ons helaas niet gegund. In zijn inleiding schrijft Letty: ‘Among the members of COMETA (…) it is possible for me to list…’ en dan volgen er negen namen waarvan zeven met een militaire achtergrond en verder een advocaat en een politiecommissaris. Het is onduidelijk hoeveel leden er nog meer zijn geweest.
De activiteiten van de AA twintig jaar eerder had een advies over de verwerking van UFO-meldingen in Frankrijk opgeleverd. Naar aanleiding daarvan was er in 1976 een bijeenkomst belegd van een comité van IHEDN en de Gendarmerie Nationale. Afgesproken werd dat UFO-meldingen voortaan verzameld zouden worden door de aparte afdeling van het CNES, de Groupe d’Etude des Phénomènes Aérospatiaux Non Identifiés (GEPAN). Deze club ging bij een reorganisatie in 1988 op in de Service d’Expertise des Phénomènes de Rentrée Atmosphérique (SEPRA), ook een onderdeel van het CNES maar dan gespecialiseerd in het in de gaten houden van terugkerende ruimtevaartuigen of de resten daarvan.
De eerste voorzitter van GEPAN, Claude Poher, ging voortvarend aan de slag met het classificeren van ruim duizend meldingen uit binnen- en buitenland. De waarde van een dergelijke uit meerdere bestanden ‘overgeschreven’ databank is uiteraard beperkt. Zelf heeft GEPAN-SEPRA in de loop der jaren ongeveer honderd meldingen werkelijk onderzocht, en daarvan bleef een handjevol gevallen als onverklaard én interessant liggen. Hoofdstuk 6 vat de organisatie van GEPAN-SEPRA samen; hoofdstuk 7 van het COMETA-rapport geeft een overzicht van de magere oogst. Opmerkelijk genoeg worden de meldingen blijkbaar nog steeds gerangschikt volgens de volstrekt onbruikbare classificatie van de Amerikaanse UFO-onderzoeker J. Allen Hynek. Dit duidt erop dat het onderzoek in methodologisch opzicht nooit verder is gekomen dan de eerste stapjes van Poher. De beste gevallen, zo hakkelt de vertaling, ‘strongly suggest the existence of an intelligent [civilization]’.
Voor alle duidelijkheid: het gaat hier dus niet, zoals de titelpagina vermeldt, om een studie van het IHEDN, ook niet om een studie in opdracht van SEPRA (die daar trouwens haar eigen mensen voor heeft). Het gaat hier ook niet om een officieel advies van de IHEDN-auditoren. Enige leden van de AA traden toe tot COMETA, vertelt Norlain, maar het rapport komt puur voor rekening van dit comité. En wat betreft de aanbevelingen: ‘I express the wish’, aldus Norlain, ‘that the recommendations of Cometa, which are inspired by good sense, will be examined and implemented by the authorities of our country.’ Hij hoopt dat het de Franse nationale inspanningen op dit terrein stimuleert. Met andere woorden: IHEDN doet er niets mee.
Vliegende magneten
In zijn anonieme introductie geeft Letty een kort overzicht van de geschiedenis van het Franse UFO-onderzoek en constateert dat het twintig jaar na de oprichting van GEPAN nuttig zou zijn ‘to take stock once again of the knowledge regarding these sightings’. Maar zoals we zagen: de in het rapport opgenomen meldingen zijn voor een deel allang bekend uit de UFO-literatuur, een paar gevallen komen uit de (openbare) GEPAN-SEPRA archieven en de drie meldingen van piloten zijn ongetwijfeld afkomstig van de bijeenkomst voor de alumni van de luchtvaartschool. Generaal Letty heeft dus geen moment inzage gehad in tot nu toe ontoegankelijke UFObestanden.
Wat ook duidelijk wordt is dat de medewerkers van SEPRA die afgelopen twintig jaar geen reden hebben gezien om conclusies te trekken en aan papier toe te vertrouwen. Volgens Letty onderstrepen de Franse meldingen de conclusies van de Amerikaanse generaal Nathan S. Twining, die in 1947, kort na de eerste meldingen van ‘flying saucers’, in een intern memo schreef dat het hier om fysische objecten leek te gaan en dat verder onderzoek gerechtvaardigd was. Even los van Twinings conclusies – waarom juist deze oude Amerikaanse generaal uit de ouwe doos gehaald? Blijkbaar hebben de Franse autoriteiten nooit enige reden gezien om zelf conclusies trekken. Dat onderstreept dat het Franse UFO-onderzoek in wezen stilstaat.
Het heeft weinig zin hier in te gaan op de in het rapport samengevatte meldingen; echte UFO-enthousiastelingen mogen uitzoeken in hoeverre deze samenvattingen van bekende zaken overeenkomen met de beschrijvingen elders in de literatuur – een letterkundige activiteit zonder veel toegevoegde waarde. Wat betreft de nog niet eerder beschreven gevallen geldt het oude adagium dat conclusies trekken op basis van een samenvatting zeer heikel zo niet onmogelijk is. De verklaring voor een melding zit immers vaak verborgen achter schijnbaar irrelevante details, zoals: ‘getuige zag wel de UFO maar zegt de planeet Jupiter die in hetzelfde deel van de hemel stond niet gezien te hebben’. En omgekeerd: mits spannend samengevat (en een ervaren UFO-onderzoeker kent de trucjes) is van een ordinaire vuurpijl of meteoor nog een wereldraadsel te maken. Desondanks zijn dergelijke verzamelingen van ‘de beste’ meldingen schering en inslag in de populaire UFO-literatuur. Ze ontstaan uit de vage hoop dat wie maar lang genoeg ‘RAADSEL! RAADSEL!’ schreeuwt uiteindelijk geloofd wordt.
Een ander kenmerk van de populaire UFO-literatuur dat ook in dit rapport weer opduikt is een totale onkunde op natuurkundig gebied. Hoofdstuk 8, ‘UFOs: Hypotheses, Modeling attempts’, staat bol van de schijnfysica die in dergelijke werken voor revolutionair inzicht doorgaat. Letty wil vooral ‘gewone’ verklaringen voor het UFO-fenomeen geven. Zo wordt er aandacht besteed aan magnetohydrodynamische voortstuwing als verklaring voor het vliegen van UFO’s. Deze techniek bestaat uit het opwekken van een stroom in het medium rondom het voertuig en een magneetveld aan de binnenkant. Door interactie tussen het magneetveld en de stroom kunnen voortstuwende krachten ontstaan. Het is een moeizame techniek waarmee men tot nu toe wat bootjes heeft laten varen, maar ze is praktisch onmogelijk te verwezenlijken in de lucht, omdat lucht geen stroom geleidt (tenzij ze eerst ten koste van veel energie geïoniseerd wordt) en omdat een dergelijk toestel dan ook nog moet blijven zweven. Maar er wordt mee geëxperimenteerd, zo meldt het rapport hoopvol – met als referentie een artikel in New Scientist van vijf jaar geleden.
Buiten de dampkring werkt deze techniek uiteraard niet, maar, zo lezen we, daar maken UFO’s misschien wel gebruik van ordinaire raketaandrijving! Dankzij stealth-technieken blijven ze dan onzichtbaar voor radar en telescopen… Het voordeel van deze ‘verklaring’ is dat daarmee ook duidelijk is waarom getuigen soms melden dat ze ‘verlamd’ raken bij het zien van een UFO en geen vin meer kunnen verroeren. Het pompeuze jargon verbergt hier een bijna vertederend gebrek aan inzicht: ‘From the standpoint of concepts, it can be remarked that in human beings posture and respiration are controlled by the cerebellum, an organ that is independent of the cerebrum, which governs voluntary movements. The paralysis effects observed can reasonably be attributed to microwaves acting from a distance on certain parts of the human body.’
Maar direct daar achteraan benadrukken Letty cum suis dat we bescheiden moeten zijn in onze verklaringsdrift. Over enkele tientallen jaren zullen we zo veel meer weten!
Geen cent voor de club
Hebben de gedachtespinsels van hoofdstuk 8 nog de frisheid van een schoolopstel, in de hoofdstukken daarna overheerst de verwarring. Hoofdstuk 9 gaat ineens over buitenlands onderzoek, waarbij de paragraaf over de VS voorzien is van een kritiekloze bespreking van het werk van ‘Kolonel Corso’, een man die de lijkjes van de aliens in Roswell heeft gezien. Zijn boek hierover is in de UFO-wereld alom gekraakt; alleen onder de extreem goedgelovigen geniet hij het voordeel van de twijfel. Zo ook in dit rapport.
Hoofdstuk 10, ‘UFOs and Defense’ is vooral een oproep tot nationale en internationale samenwerking vanwege de buitenaardse dreiging; hoofdstuk 11 gaat over ‘Aeronautical Implications’ maar bevat slechts aanbevelingen voor allerlei overdreven uitgesplitste geledingen van militair, technisch en luchtmachtpersoneel in het geval van een UFO-melding. Hoofdstuk 12 (‘Scientific and Technical Implications’) bevat enige vrij zwevende overpeinzingen en hoofdstuk 13 is een nieuw dieptepunt: ‘Political and religious implications’.
De auteurs pretenderen nu te redeneren vanuit het standpunt van de buitenaardsen. Is het niet logisch dat zij de aardbewoners op buitenaards bezoek voorbereiden, of bijvoorbeeld vreemde tekeningen, verhalen en voorwerpen achterlaten? En als u een alien was, dan zou u toch ook contact leggen met ‘select individuals or at the highest level of the state’? Kortom, alle pseudo-wetenschap à la von Däniken en alle samenzweringtheorieën sinds Roswell worden hier als logisch gepresenteerd.
Hoofdstuk 14 ten slotte ‘Media Implications’, over hoe onverantwoord slecht de media met dit belangrijke onderwerp omgaan, bevat meteen ook de slotconclusies van het hele rapport. Die luiden: ‘A single hypothesis sufficiently takes into account the facts and, for the most part, only calls for present-day science. It is the hypothesis of extraterrestrial visitors. Advanced as of 1947 by certain U.S. military personnel, today it is popular worldwide. (…) Based on this prudent but solid assessment, we can make the following recommendations:…’, in rond Nederlands: De beste en voorzichtigste verklaring is nog steeds de populaire veronderstelling dat het om buitenaardse bezoekers gaat die zich van hedendaagse wetenschap bedienen. Op basis van die verklaring bevelen we aan… En die aanbevelingen laten zich als volgt samenvatten:
- voorlichting aan piloten, militairen en ambtenaren
- meer geld voor SEPRA
- satellieten moeten letten op UFO’s
- Instelling van een gespecialiseerd orgaan ‘at the highest state level’
- druk op de VS voor openheid en samenwerking
- denk na over wat te doen als ‘ze’ komen.
Volgt nog een serie appendices over ‘Radar detection in France’ (geen meldingen), waarnemingen door astronomen, leven in de kosmos, ruimtekolonies, Roswell, waarnemingen in de grijze oudheid en nog zo wat.
Het in UFO-kringen zo geprezen COMETA-rapport valt dus om meerdere redenen op. Ten eerste vanwege het teleurstellende gebrek aan werkelijk nieuwe informatie. Ten tweede vanwege het pseudo-natuurkundige gebabbel en de overdaad van kromtaal die als ‘scientific’ wordt aangeprezen. Ten derde is er de ondraaglijke lichtheid en chaotische opbouw van hoofdstukken als ‘UFO’s and Defense’ en ‘Scientific Implications’. Ten vierde het feit dat hier alle versleten stokpaardjes uit de derderangs UFO-literatuur weer van stal worden gehaald. Dit is uiteraard geen rapport van enig zichzelf respecterend Frans overheidsorgaan. Dit is het slecht geschreven en amateuristisch vertaald verslag van een hobbyclubje (waarvan minimaal één lid te veel spannende UFO-boekjes heeft gelezen). Ufologen die hier enige waarde aan hechten, die denken dat dit op de buitenwacht indruk maakt, leggen daarmee een indrukwekkende verklaring van intellectuele armoede af.
Het klinkt zo mooi, een voorwoord van général Norlain, voormalig directeur van het IHEDN, maar hij zegt niets meer dan dat hij het fijn zou vinden als de Franse autoriteiten hier iets mee zouden doen. Verder heeft IHEDN zelfs geen kopieerkosten aan dit flutrapport uitgegeven. Het is simpelweg verschenen als artikel. De voorpagina vermeldt trots: ‘This paper originally appeared in a special issue of the magazine VSD published in France in July 1999’. VSD (de afkorting staat voor Vendredi, Samedi, Dimanche) is een Franse weekblad. Juli staat voor komkommertijd.
Een kopie van het COMETA-rapport is te koop op iedere goed bezochte UFO-conferentie.
Uit: Skepter 15.1 (2002)
Naschrift bij online publicatie (10/1/2018):
GEPAN-SEPRA heet tegenwoordig GEIPAN en is in 2007 begonnen met het openbaar maken van de archieven. Het COMETA-rapport is tegenwoordig vrij gemakkelijk online te vinden, ook in vertaling: