Chiropractor Molina of beter zijn advocaat tekende hoger beroep aan, tegen de uitspraak van de kantonrechter op 6 februari 2013. Op 28 maart 2014 diende het hoger beroep in Leeuwarden (foto: gerechtshof), en nog wel voor een meervoudige kamer. Er was een nieuwe advocaat met een herhaling van oude zetten.
Zie voor eerdere berichtgeving:
10 februari 2013: Veroordeling chiropractor wegens titelfraude
21 juni 2011: Titelfraude door chiropractoren
15 februari 2012: OM waarschuwt chiropractor die de titel dr misbruikt
15 februari 2012: Persbericht VtdK en Skepsis over titelmisbruik onder chiropractoren
Even recapituleren. In het voorjaar van 2011 schreef chiropractor S.I. Molina een vreemde brief aan de werkgever van een dame in het noorden des lands. De brief bevatte mededelingen over haar gezondheidstoestand en ook adviezen die onder normale omstandigheden uitsluitend aan de bedrijfsarts mogen worden gedaan (en dan nog alleen met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de patiënt zelf). Als een arts zoiets zou doen, zou hij of zij meteen met de tuchtrechter in aanraking komen wegens schending van het beroepsgeheim. De brief kwam bij de bedrijfsarts terecht, die zich erover verwonderde, temeer daar deze Molina niet in het BIG-register stond. De bedrijfsarts schreef (op 21 april 2011 aan Molina): ‘Daarnaast presenteert u zich op uw website als dr Molina.’ Na enige tijd kwam de zaak onder de aandacht van de VtdK, die er op 21 juni 2011 een stuk aan wijdde. Dat leidde enerzijds tot een kortgedingdreiging van mr. J. van Broekhuijze, voorzitter van de chiropractorenclub van Molina, en anderzijds tot een aangifte door Renckens wegens overtreding van artikel 435 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht. Daar staat onder meer dat je bepaalde academische titels niet mag voeren zonder er recht op te hebben. De doctorstitel is een van die titels.
In de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek (WHW) staat in artikel 7.23 bepaald hoe het zit met erkenning van buitenlandse graden. Die wet dateert van 1992, en men mag aannemen dat de wetgever precies wist wat er zoal aan buitenlandse graden bestaat. De formulering in WHW 7.23 lid 1 is dan ook heel precies:
Degene aan wie op grond van een examen aan een niet in Nederland gevestigde instelling voor hoger onderwijs een graad is verleend en die gerechtigd is die graad in het desbetreffende land in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen, is eveneens gerechtigd die graad in Nederland in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen op dezelfde wijze als in het desbetreffende land.
Het draait (volgens mij) om het door mij tweemaal gecursiveerde woord ‘die’. Het zou natuurlijk duidelijker zijn geweest als er bij stond dat in dit verband een al dan niet buitenlandse aanduiding pas een titel is als er wetten zijn die die titel beschermen.
Die WHW 7.23-1 leidt er onder meer toe dat artsen die hun titel in een van diverse Europese landen behaald hebben, inderdaad ‘dr.’ voor hun naam mogen schrijven hoewel het bijbehorende proefschrift waarschijnlijk niet meer is dan wat wij een doctoraalscriptie noemen, of mogelijk helemaal ontbreekt.
Het standpunt van Van Broekhuijze was dat de Amerikaanse aanspreekvorm ‘doctor’ een titel is in de zin van WHW 7.23-1. Het standpunt van het OM is hetzelfde als het mijne, namelijk dat de term ‘doctor’ in de VS slechts een aanspreekvorm is, vergelijkbaar met ‘Mr.’ ( dus ‘mister’, geschreven voor de naam) voor mannen. Of en wanneer men die gebruikt, kan men opzoeken in boeken over etiquette, niet in wetboeken. Het is dus zoiets als het gebruik van ‘Weledelgeleerd’ en dergelijke dat men voorin Van Dale vindt onder ‘titulatuur’.
Omdat speciaal in de VS ‘doctor’ voor meer dan tien verschillende groepen wordt gebezigd, kan men niet zeggen dat die aanduiding één enkele graad is, en in feite ziet men daar dan het gebruik om M.D., D.M.D., D.D.S., Ph.D. enzovoorts achter de naam te schrijven. Een dierenarts krijgt de graad van Doctor of Veterinary Medicine, en die graad wordt in de naamsvermelding tot uitdrukking gebracht door D.V.M. achter de naam te schrijven. Zelfs natuurgenezers schrijven N.D. (Naturopathic Doctor) achter hun naam, en dat is in 17 Amerikaanse staten zelfs een beschermde titel. Dus Molina mag zich ‘Doctor of Chiropractic’ noemen en D.C. achter zijn naam schrijven om aan te duiden dat hij die graad bezit, en dat mag hij ook in Nederland.
Het gaat dus niet om het gebruik van de titel arts en daarop gelijkende aanduidingen zoals dokter en geneesheer en doctor in de geneeskunde en natuurarts enzovoorts: daar gaat de wet BIG over. Artikel 435 van het Wetboek van Strafrecht laat zich daar niet over uit. Zondaars op dat gebied kunnen tegenwoordig zonder tussenkomst van de rechter een boete van IGZ krijgen, maar meestal laat men het daar na een stevige waarschuwing (in de trant van ‘als u niet meewerkt, zetten wij het boetetraject in’) niet op aankomen.
De zitting
Het hoger beroep in de zaak Molina zou oorspronkelijk in Leeuwarden op 13 december 2013 dienen om 16:10. Helaas voor de belangstellenden kwam een heer in toga en bef pas om 16:15 vertellen dat de hele zaak niet doorging omdat op het laatste moment de rechter had bedacht dat het maar beter was om het met drie raadsheren te doen, vervolgens had de advocaat-generaal wegens familieomstandigheden de zaak moeten overdragen, en was er ergens iemand vergeten dat aan anderen dan de verdachte zelf en zijn advocaat te vertellen. Zelfs de receptie wist van niets, en de vervanger (die ons te woord stond) had het uitstel pas ontdekt nadat hij de hele zaak bestudeerd had. Deze keer ging het wel door, op 28 maart 2014, om 13:40.
De verdachte was alweer niet verschenen. De tolk kreeg te horen dat die weer kon vertrekken (conclusie: Molina spreekt na zes jaar in Nederland patiënten te hebben behandeld zo gebrekkig Nederlands dat hij een tolk nodig heeft en het vermoeden is dus gewettigd dat hij er zelf helemaal niks van snapt). Zijn advocaat was er wel. Deze keer was het niet mw. mr. Biemans met verwarde verhalen over de superieure chiropraxie, die begeleid werd door een wild gesticulerende Van Broekhuijze, maar iemand die er duidelijk veel werk van had gemaakt: mr. Walter Römelingh van Haagrecht Advocaten uit Den Haag, met wie ik indirect ook al te maken had gehad in een andere soortgelijke zaak (over die andere zaak zal ik wel berichten als die voor is geweest). Het moet voor Römelingh een welkome afwisseling zijn geweest, want de veel voorkomende strafzaken van Haagrecht Advocaten gaan over hennepkweek, mishandeling, zedendelicten en illegale vreemdelingen.
De advocaat-generaal hield een korte inleiding en vermeldde onder meer dat de heer S.I. Molina Teran (geboren 18-01-1980, Colima, Mexico) in 2008 nog een soort akkefietje had gehad in verband met een overtreding van de Geneesmiddelenwet, dat echter niet had geresulteerd in een strafrechtelijke veroordeling. De AG benadrukte dat het niet om de competentie van Molina ging of de waarde van de chiropraxie, maar alleen over de al dan niet aanwezige rechtmatigheid van Molina’s titelgebruik. Hij kon zich wel vinden in het vonnis van de kantonrechter. De reden voor het milde (want voorwaardelijke) vonnis was dat Molina zijn website al had aangepast.
Het pleidooi
Vervolgens gaf de voorzitter het woord aan mr. Römelingh, en ik meen dat de voorzitter ongeveer toen het vermoeden uitsprak dat de acht belangstellenden (Renckens, ikzelf en nog zes leden van de VtdK en/of Skepter-lezers) dankbare patiënten waren van de verdachte. Dit verwekte enige hilariteit. Daarop opperde hij voorzichtig dat er misschien wel iemand van de VtdK bij was.
Mr. Römelingh begon met te stellen dat zijn cliënt natuurlijk de Nederlandse wet wilde eerbiedigen, maar dat die niettemin meende dat de veroordeling onterecht was geweest. Hij hield een lang pleidooi, dat op allerlei bijkomstigheden inging tot en met de vraag of de punt achter de meester-titel wel of niet wettelijk is voorgeschreven. In feite viel hij terug op de oerstrategie van Van Broekhuijze, namelijk de gelijkstelling van enerzijds sociale aanspreekvormen met anderzijds beschermde titels die uitdrukken dat men een specifiek examen heeft afgelegd. Met andere woorden: hij meende dat puur de tekst van WHW 23-1 Molina’s handelwijze zou rechtvaardigen. Hij toonde zelfs het diploma waar met grote letters op stond ‘Degree of Doctor of Chiropractic’. Hij vertoonde ook pagina’s uit de (Amerikaanse) Gele Gids en citeerde nog meer gegevens waaruit – volgens mij – slechts bleek dat het gebruik van de aanspreekvorm ‘doctor’, ook voor chiropractoren, en ook in zelfpromotie, inderdaad wijdverbreid is. In het VK is ‘doctor’ echter geen beschermde titel, en ik denk dat het in de VS net zo is.
Een ander punt was volgens mr. Römelingh dat er niet voldoende getuigen waren. Zoiets als een print van een website was volgens hem een onvoldoende bewijsmiddel, omdat er twee bewijsmiddelen moeten zijn. Ook dat betwijfel ik. Als een ambtenaar van de politie (of een officier van justitie, neem ik aan) met eigen ogen heeft geconstateerd dat de screenprint overeenstemt met de inhoud van de website, is dat een ambtsedige verklaring, en dan volstaat een enkele getuige. Maar dat is mijn lekenopvatting. Ook trok mr. Römelingh in twijfel dat Molina persoonlijk verantwoordelijk was voor zijn eigen website.
Mr. Römelingh concludeerde dat noch het OM te Assen, noch de kantonrechter aldaar, noch de AG goed naar WHW 23-1 hadden gekeken (het was alsof ik Van Broekhuijze hoorde, en die zal waarschijnlijk hebben aangedrongen op het gebruik van dit argument), en hij drong er bij de rechters op aan dat ze moesten kijken naar wat de wet exact zei.
Het maakte geen indruk op de AG, maar enige argumenten anders dan ‘ik ben niet overtuigd’ en ‘Molina is zelf verantwoordelijk voor zijn website’ heb ik niet gehoord. Wel, het argument dat de aanduiding ‘doctor’ in de VS tot de sociale omgangsvormen hoort, was al naar voren gebracht in Assen, dat hoefde hij misschien ook niet meer te herhalen.
Ten slotte rondde de voorzitter de zaak af, en kondigde aan dat de uitspraak op vrijdag 11 april zou zijn om 13:30. Om half drie stonden we weer buiten, maar niet dan nadat we nog even contact gehad hadden met mr. Römelingh, die al aankondigde in cassatie te willen gaan als zijn cliënt niet werd vrijgesproken. Ik denk dat dat een dure grap gaat worden voor de chiropractorenclub van Molina.
Naschrift 11 april 2014: De uitspraak luidde: het Hof achtte bewezen dat Molina in de VS een opleiding heeft afgerond waardoor hij de dr-titel mag voeren. En gezien de wet in Nederland mag hij dan diezelfde dr-titel ook in Nederland voeren. Dus vrijspraak.
Naschrift 15 april 2014: De uitspraak (ECLI:NL:GHARL:2014:3048) staat thans op de website van rechtspraak.nl.
De uitspraak verwijst naar artikel 7.23, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Het vierde lid luidt
4. Degene aan wie door een niet in Nederland gevestigde instelling voor hoger onderwijs een graad als bedoeld in artikel 7.22 is verleend en die gerechtigd is op grond daarvan een graad in het desbetreffende land in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen, is eveneens gerechtigd die graad in Nederland in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen op dezelfde wijze als in het desbetreffende land. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.
7.22 gaat over de titel ‘doctor’ of ‘dr.’, en de laatste zin houdt in dat het oordeel of de opleiding wel gelijkwaardig is, is aan DUO. Die moet nagaan of er bij verlenen van de graad ‘doctor’ wel een proefschrift is geschreven en aan andere kwaliteitseisen is voldaan. Ter zitting had de advocaat juist betoogd dat 7.23 lid 1 van toepassing was: de graad was toegekend op basis van een examen, en dus was een oordeel van DUO helemaal niet nodig. Dit pleidooi van de advocaat, vervat in een lijvige pleitnota, heeft het hof kennelijk geheel genegeerd.
Dit arrest houdt in dat iedereen die in de VS of elders gerechtigd is “Dr.” voor de naam te schrijven, zelfs ongeacht of daar examen voor is afgelegd, dat in Nederland ook mag doen, en dat dus zelfs een Doctor of Divinity niet meer langs DUO hoeft te gaan. Ook houders van diploma’s van zogeheten Diploma Mills mogen dat nu ook, want de rechters hebben niet overwogen of de opleiding in kwestie aan enige eisen voldoet.
Naschrift 28 april 2014: Telefonische navraag bij de strafgriffie Leeuwarden leerde dat in de zaak met parketnummer 21-002889-13 met verdachte Molina Teran door de AG cassatie is ingesteld op donderdag 23 april 2014.
Naschrift 3 mei 2014: Heden schrijft Folkert Jensma over de zaak in NRC Handelsblad in de wetenschapbijlage op pagina W2 hierover onder de kop: ‘Hof gooit Nederlandse doctorstitels te grabbel‘.
Zoeken op internet naar aanwijzingen dat er in de VS zoiets als een wettelijk recht bestaat op de titel ‘doctor’ levert alleen discussies op forums op, waar in elk geval niemand wijst op het bestaan van wettelijke regelingen. Ik vond
http://en.wikipedia.org/wiki/Doctor_of_Divinity
dat uitlegt dat D.D. (Doctor of Divinity) in feite door elke religieuze instantie kan worden verleend als eretitel aan iemand met enige verdienste (bijvoorbeeld een kleine geldelijke bijdrage) voor de kerk of sekte. Dat mag. En als houders van een D.D. zich in de VS doctor noemen is dat natuurlijk net zo belachelijk als Ph.D.’s die zich aan de telefoon melden als ‘met doctor No’, maar het is niet onwettig. Er zijn daar gewoon geen wetten voor, alleen sociale conventies.
Hoewel … in de VS bestaat er ook een ‘Doctor of Nursing Practice’ (DNP) en die graad wordt tegenwoordig ongeveer 1000 maal per jaar verleend. Er gaan stemmen op om het gebruik van ‘doctor’ legaal te verbieden voor iedereen behalve artsen (M.D.), tenzij men er meteen bij zegt wat voor doctor.
Zie ook de bijdrage
http://www.publiekrechtenpolitiek.nl/wat-is-een-doctorstitel-nog-waard/
Opmerkelijk hoe de frustratie van de commentaren afdruipt!
Frustratie? Hoezo? Licht u dat s.v.p. eens toe?
Bizarre uitspraak, hopelijk gaat OM in cassatie.
Ik zie echter nergens (gefrustreerde) commentaren staan.
Ik vermoed dat de frustratie vooral bij H. Wouters zit? Hij/zij heeft zijn/haar reactie dan ook nog steeds niet toegelicht.
Folkert Jensma in NRC 03-05-14 : “Hof gooit Nederlandse doctorstitels te grabbel”. Het zou wel aardig zijn geweest als hij erbij had vermeld dat zonder de activiteiten van de heren Nienhuys en Renckens er in het geheel geen uitspraak zou zijn geweest.
Hopelijk zet hij dat er wel bij als de Hoge Raad in cassatie de uitspraak van het Gerechtshof terugdraait. Ik heb daar alle vertrouwen in, bij de door Skepsis of VtdK aangebrachte zaken ziet de rechter meestal in derde instantie het licht.