Het beste onderzoek van de homeopathie?

Shang en anderen vergeleken de kwaliteit van het homeopathisch onderzoek met dat van regulier onderzoek. Ze richten zich speciaal op acht artikelen die in hun ogen de allerbeste waren op het gebied van homeopathie. Bij nader inzien is het een treurig zootje, en het grootste onderzoek, van Rottey et al., is ronduit bedroevend van kwaliteit.

Het artikel richtte zich op de mening van Kleijnen et al. (1991) dat in de gewone geneeskunde er net zo goed rotzooi wordt gepubliceerd als in de homeopathie. Deze mening is deel van een lang betoog met veel vraagtekens dat uitmondt in een pleidooi voor een aantal grote goed geblindeerde onderzoeken. De hele passage is een reflectie van de vaag-bayesiaanse opvattingen van de auteurs.

Zij zien onderzoeken als instrumenten die de vooraf-odds van beweringen omzetten in achteraf-odds. Dat is een legitieme zienswijze als die odds (zowel vooraf als achteraf) kunnen worden opgevat als een verhouding tussen twee echte kansen. Maar wanneer die odds (verhoudingen van kans-ja tot kans-nee) niets met gewone kansen te maken hebben, slaat die zienswijze eigenlijk nergens op. Bij de homeopathie gaat het deels om puur subjectief geloof. Een geloof is nu eenmaal geen kans. Voor kansen zijn er precieze rekenregels, geloof valt niet in getallen uit te drukken. Deels ook gaat het om een echte kans, namelijk dat de natuurwetenschap van de afgelopen twee eeuwen een duidelijk en makkelijk waarneembaar effect geheel over het hoofd gezien heeft, terwijl hetzelfde effect al die tijd door ontelbare homeopaten zonder enige vorm van systematisch natellen in de spreekkamer is opgemerkt. Díé kans is onvoorstelbaar klein.

Het idee van Shang et al. was een groot aantal onderzoeken van homeopathie te vergelijken met regulier onderzoek. De twee groepen leken nogal op elkaar, maar er was één verschil: de reguliere onderzoeken kwamen duidelijk veel vaker positief uit. Dat is niet verwonderlijk, want in de reguliere geneeskunde begint men niet aan een groot en duur onderzoek als er niet al een deugdelijke aanwijzing is dat de behandeling in kwestie een behoorlijk effect heeft.

In het onderzoek van Shang et al. werden acht homeopathische studies uitgekozen die van de hoogste kwaliteit waren. Ik kan hun criteria niet beoordelen, maar ik kan wel uitleggen waarom ik de studies in kwestie niet allemaal zo goed vind.

Shangs grootste paard van stal

De studie met de meeste deelnemers is de volgende:

Rottey EED, Verleye GB, Liagre RLP. Het effect van een homeopathische bereiding van microorganismen bij de preventie van griepsymptomen: een gerandomiseerd dubbel-blind onderzoek in de huisartspraktijk. Tijdschrift voor Integrale Geneeskunde 1995, vol. 11(1), p. 54-58.

In feite is dit artikel tweemaal gepubliceerd, namelijk ook in hetzelfde tijdschrift 1994, vol. 9(5), p. 200-204. De tweede keer was een herplaatsing omdat de redactie van TIG enkele onbenullige details over de aard van de gebruikte middelen verkeerd had geredigeerd.

Het inmiddels opgeheven TIG (het verschijnt nog als jaarboek) was geen gerefereerd tijdschrift. Het stond vol met baarlijke onzin over biotensors en energiestromen en dergelijke. Het is onvoorstelbaar dat een groot dubbelblind onderzoek van goede kwaliteit naar homeopathie zomaar in zo’n obscuur blad terecht komt. Het blad is in Nederland alleen in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag te vinden. Buiten Nederland mogelijk nog in Antwerpen, maar ik kan niet nagaan of ze daar ook jaargang 11 hebben.

De hoofdauteur Erika Rottey werkte in 1992 bij Labo Vanda / Biohorma. Het onderzochte product was dan ook een homeopathische bereiding (10 tot de macht 400 maal verdund) van diverse ziekteverwekkers die bij griep en bovensteluchtweginfecties een rol spelen. Het middel heet Mucococcinum 200K en werd gemaakt door Labo Vanda. Er zijn kennelijk geen homeopathische geneesmiddelproeven mee gedaan (ze worden in elk geval niet genoemd) en zelfs als die gedaan zouden zijn, dan zouden ze irrelevant zijn, omdat de middelen kennelijk werden uitgereikt zonder een uitvoerige homeopathische anamnese om na te gaan of het wel het meest geschikte middel (het simillimum) was. Bovendien was de proef, zoals we zullen zien, niet gericht op behandeling van ziekte, maar op preventie. De ingrediënten van dit antigriepmiddel zijn onder meer virusstammen uit de jaren 1986-1989 (hoogverdund), dus de gedachte achter het gebruik rond 1 januari 1993 is ook al hoogverdunde logica. Behalve dat er flink verdund is, is er helemaal niets homeopathisch aan.

De eindresultaten van de studie zijn indrukwekkend. De deelnemers rapporteerden hun symptomen gedurende de 12 weken dat ze het middel innamen.

placebo (250 personen)
aantal keren koorts 61, idem spierpijn 39, idem hoofdpijn 39, totaal aantal symptomen: ca. 510;

verum (251 personen)
aantal keren koorts 37, idem spierpijn 18, idem hoofdpijn 24, totaal aantal symptomen 424.

De p-waarden waren respectievelijk 0,026, 0,008, 0,077 en ca. 0,10.

Last van koorts / spierpijn / hoofdpijn hadden
placebo 50 / 34 / 33
verum  30 / 17 / 21

Er waren nog andere uitkomstmaten zoals de indruk van de geneesheer, die gaven allemaal hetzelfde beeld.

Als we het artikel wat nauwkeuriger lezen, dan zien we allerlei zorgelijke dingen staan die volkomen begrijpelijk maken dat geen enkel serieus blad zich aan publicatie gewaagd heeft, hetzij omdat het is afgewezen, hetzij omdat de auteurs zelf wel wisten dat ze het daar niet hoefden te proberen.

De blindering en verloting was volkomen in orde. De gebruikte middelen bestonden uit 12 capsules met melksuikerkorrels, zogeheten globules, in een blisterverpakking. Eenmaal per week in 12 opeenvolgende weken moesten de deelnemers zo’n capsule openbreken en de inhoud onder de tong laten smelten. Van die capsules werden er 1000 vervaardigd, verum en placebo. Deze werden goed gerandomiseerd. De indruk wordt gewekt dat men voor kuren 1 tot en met 1000 afzonderlijk met een dobbelsteen of zo bepaalde of deze verum of placebo zouden zijn, en vervolgens werd de randomisatielijst opgeborgen. Veertig Vlaamse huisartsen kregen in september 1992 elk 25 kuren, die zij moesten uitreiken aan goed voorgelichte patiënten die geen griepvaccinatie hadden gehad, tezamen met uitvoerige vragenlijsten die de patiënten moesten invullen. In april 1993 werden de ingevulde vragenlijsten weer opgehaald, elk aangevuld met artsenrapporten met daarin data van bezoeken en aard van ziektebeeld.

Alles bij elkaar was volgens de nulhypothese de proef op te vatten als een activiteit waarin bij elk van 1000 als gelijkwaardig te beschouwen patiënten afzonderlijk een munt werd opgegooid.

Wat heeft men uitgespookt?

Dat ziet er goed uit. Maar dan komt de eerste verrassing. Patiënten die het middel ‘niet correct’ hadden ingenomen of voor wie geen volledig dossier beschikbaar was, werden uitgesloten, en er bleven maar 501 over. Er is geen enkele informatie over de 499 missende kuren. Waren die niet uitgereikt? Hoeveel placebo- of verumpatiënten hadden er iets verkeerd gedaan? Was er bij de opzet van de studie geen rekening gehouden met analyse volgens ‘intention to treat’?

Bij ‘intention to treat’ analyseer je zoveel mogelijk gerandomiseerde patiënten, dus ook degenen die om de een of andere reden uitvallen. Dat is om de verdenking onmogelijk te maken dat de onderzoeker na het verbreken van de code selectief proefpersonen gaat schrappen zogenaamd omdat er iets niet zou deugen aan hun gegevens.

Verder ontbreekt ook informatie over wat en hoe de deelnemers aan het onderzoek eigenlijk moesten invullen en op welke wijzen dat gebruikt was; hetzelfde voor de gegevens die de huisartsen hadden ingevuld. Het is bijvoorbeeld nogal onduidelijk of die 61 ‘rapporteringen’ van koorts in de placebogroep slaat op dagen koorts of koortsperioden. Dat is belangrijk, want als het op perioden slaat (van elk drie dagen) dan gaat het misschien wel om 20 versus 12 (p=0,12 eenzijdig) proefpersonen die griep hebben gehad. Gezien de aantallen ‘last’ zal het wel niet zo dramatisch zijn, maar het begrip ‘last’ wordt ook maar vaag omschreven.

Of het om griep of iets dergelijks ging is ook al onduidelijk. Bij analoge onderzoeken werd ‘griep’ tenminste nog vooraf gedefinieerd als een gelijktijdig optreden van drie symptomen, waaronder niet het vage ‘koorts’, maar ‘lichaamstemperatuur boven de 38 graden rectaal’. Er was zelfs een kind van één jaar oud bij het onderzoek van Rottey et al., die heeft vast niet zelf ingevuld of die hoofdpijn had. En bij heel jonge kinderen is ‘griep’ lang niet de enige reden waarom ze koorts krijgen. Het kan ook een infectie met rino-, rota- of coronavirussen zijn. Van de rinovirussen zijn er al bijna 100 erkende soorten.

Te oordelen naar het verslag hebben de onderzoekers dus zeer veel ruimte gehad om de gegevens zo gunstig mogelijk te rangschikken, en ze laten heel veel weg dat ook maar enig inzicht geeft in wat ze eigenljk hebben uitgespookt.

Eigenlijk is de laatste zin van de inleiding veelzeggend: ‘Wegens de gerapporteerde positieve resultaten is het aangewezen deze studie te herhalen met een rigoureus dubbel blind opzet.’ Als je met 1000 kuren correct gaat loten, en het is dan nog niet rigoureus, dan ligt dat aan de eigen omgang met de gegevens.

Dokter Liagre heeft inmiddels een betrekking als huisarts in Almere aanvaard, op voorwaarde dat hij verder niets meer aan homeopathie doet (zie p. 46 in Huisarts in praktijk, augustus 2007).

Samenvattingen

Ik geef voor de volledigheid de Engelse samenvatting van de auteurs (let op het aandoenlijke flue = schoorsteenpijp):

The preventive treatment with a homeopathic solution in 200 K of micro-organisms to prevent the occurrence of flue-symptoms, had in this double-blind clinical trial performed in the winter of 1992-1993 (from September 1992 until April 1993) a positive effect. A significant difference was observed between placebo and the experimental group for the frequency and the statement of nuisance of flue-symptoms. The overal judgement by the investigator was more positive with respect tot the participants in the experimental group.

Voor zekerheid geef ik een Engelse evaluatie die de inhoud van deze bespreking weergeeft:
A double blind randomised trial for a homeopathically highly diluted preparation for the prevention of influenza was performed from September 1992 until April 1993. Altogether 501 subjects were analysed but an unknown number that may be as high as 499 were omitted from the study. No details are given about these dropouts. Although the verum group seemed to do better, the data are uninterpretable, for example it is unclear whether fever refers to fever days or fever periods. How many of the patients had influenza or even flulike symptoms or reported any kind of sickness is unknown. There seems to be no primary outcome that was defined before collection of data started. The authors report several significant outcomes, but no value can be attached to the paper as a whole.

Of je nu wel of niet sympathiseert met de bayesiaanse methode van geloof met kans verwarren, de bewering dat een homeopathisch middel werkt is dermate buitengewoon, dat een verondersteld bewijs heel goed in elkaar moet zitten, en op geen enkele manier de verdenking op zich mag laden dat er achteraf naar het antwoord is toegewerkt.

Ik kom later op de andere ‘toponderzoeken’ terug. Bij de ‘positieve’ daaronder zitten zeker nog twee onzinstukken.

16 gedachten over “Het beste onderzoek van de homeopathie?”

  1. Naschrift
    Ik heb nog wat zitten rekenen aan de getallen.
    Rottey et al. geven ook de standaarddeviaties van hun aantal keren koorts, spierpijn en hoofdpijn.

    Die zijn respectievelijk:
    placebo: 0,546 / 0,425 / 0,425
    verum: 0,436 / 0,247 / 0,333

    Als we ervan uitgaan dat met ‘aantal rapporteringen’ gewoon dagen zijn bedoeld, en dat een proefpersoon die ‘geen last’ rapporteert hetzelfde is als een proefpersoon die die klacht gewoon niet gehad heeft, dan kunnen we zelfs ongeveer raden om welke aantallen het gaat!

    Zonder rekenen zien we al dat de aantallen personen bijna gelijk zijn aan het aantal klachtdagen, en dat betekent dus weer dat verreweg de meeste personen de desbetreffende klacht maar gedurende één dag hadden. Als we ons op het standpunt stellen dat een griepachtige aandoening die maar één dag duurt geen griep is, dan is het totaal aantal griepgevallen in beide groepen zo klein dat er weinig over te zeggen valt. Het is ook niet zeker dat een patiënt die bijvoorbeeld noteert op twee dagen koorts of pijn te hebben, dat op opeenvolgende dagen heeft ervaren, zodat het over een aangesloten ziekteperiode gaat.

    Ik vind (ik hoop dat ik me niet verrekend heb):
    koorts placebo 41 pat. 1 dag, 8 pat. 2 dagen, 1 pat. 4 dagen
    Een andere oplossing is: 42 pat. 1 dag, 5 pat. 2 dagen, 3 pat. 3 dagen
    koorts verum 24 pat 1 dag, 5 pat. 2 dagen, 1 pat. 3 dagen

    spierpijn placebo 30 pat. 1 dag, 3 pat. 2 dagen, 1 pat. 3 dagen
    spierpijn verum 16 pat. 1 dag, 1 pat. 2 dagen

    hoofdpijn placebo 27 pat. 1 dag, 6 pat. 2 dagen
    hoofdpijn verum 18 pat. 1 dag, 3 pat. 2 dagen

    Merk op dat het totaal aantal overige symptomen in de placebogroep 382 bedroeg en in de verumgroep 324. Dat is dus ruwweg per geregistreerde koortsdag nog 7 ‘symptomen’ behalve hoofd- en spierpijn.

  2. Only Rottey (Rottey 1995) reported individual symptom scores. Though all reached statistica­l significan­ce, there are concerns about selective reporting. There was no statistica­lly significan­t difference between groups for total number of symptoms (0.35 fewer symptoms in treated group; 95% CI -0.07, 0.77).”

    “Physician assessment was reported only in Rottey (Rottey 1995). Participan­ts receiving treatment had a 1.06 higher assessment than controls. The 95% confidence interval (0.56, 1.51) does not include zero difference between groups but may not be reliable because the data were not normally distribute­d.”

    (Uit de fulltext) van Cochrane:
    http://onlinelibrary.wiley.com/o/cochrane/clsysrev/articles/rel0002/CD001957/frame.html

  3. Wat betreft ’total number of symptoms’, het is volstrekt onduidelijk wat die symptomen waren, alleen dat het er heel erg veel waren. Of ze wat met griep te maken hadden, is onbekend. De vragenlijsten vroegen op gedetailleerde wijze naar griepsymptomen in ‘deels gesloten, deels open vragen’. Aangezien verreweg de meeste symptomen niet langer dan een dag duurden, denk ik dat het meestal geen griep was.

    De opmerking over physician assessment slaat op het volgende. In Rottey et al. staat op p. 57 kol. 1:

    Naast beoordeling door de patiënt vond ook een evaluatie door de geneesheer plaats. Met behulp van een Likertschaal van 0 (zeer slecht) tot 10 (excellent) werd een significant hogere gemiddelde score (8.07, s.d.= 2.65) vastgesteld bij de experimentele groep in vergelijking tot de controlegroep (7.01, s.d.=3.10) (t-toots p<.001). Analyse van de spontane opmerkingen van de geneesheer bevestigt deze tendens (chi-kwadraat test p<.001): 21% meer 'zeer goed' vermeldingen in de controlegroep. Ook hier werden geen enkele onvloed van leeftijd, sexe of gewicht vastgesteld op de resultaten. Ik kom zelfs op p=0.00002. Voor het tweede CI krijg ik (0,55, 1,57). De Cochrane-auteur leidt de niet-normale verdeling waarschijnlijk uit het feit dat je natuurlijk geen gewone symmetrische spreiding om het gemiddelde kunt hebben ter grootte 2,65 als (1) het gemiddelde 8,07 is en (2) de schaal maar van 0 tot 10 loopt.

  4. Is het u bekend dat Elmex een homeopatische tandpasta verkoopt? Ontwikkeld in overleg met homeopatische deskundigen; voor het gebruik naast homeopatische middelen. Pin me niet vast op de woordelijk exacte formulering. De ‘gewone’ tubeversies zijn uitgevoerd met rode of groene steunkleur, deze is wit. ik heb om een folder ervan gevraagd, maar die is er voor de consument niet.

  5. Er zijn diverse merken en soorten homeopathische en ook antroposofische tandpasta.

    Dat zit hem in paragrafen 125 en 260 van de Organon. Daarin wordt onder meer alles verboden wat ook maar enigszins medisch kan werken, zowel bij de geneesmiddelproeven als bij de therapie: geen wijn of gedestilleerd, koffie of thee en ook geen specerijen (par. 125), bovendien geen kruidenthee, geen bier of likeuren die met medicinale plantenstoffen zijn gemaakt (dus geen kruidenbitters, JWN), allerlei soorten reukwater en parfumerie en zelfs vanille enzovoorts enzovoorts. Zelfs sterk geurende bloemen zijn taboe (zie voetnoot bij par. 260). Tandpoeder (ik weet niet wat in de eerste helft van de 19de eeuw de samenstelling daarvan was) ook niet.

    http://www.homeopathyhome.com/reference/organon/organon.html

    Dan kunnen munt en methol uiteraard ook niet.

    Curieus genoeg bevat de Calendula Tandpasta van Weleda geen munt of menthol, maar in plaats daarvan de anijsachtig smakende venkelolie. Het komt me voor dat als selderij, peterselie, zuring, dragon en knoflook verboden zijn, de venkel natuurlijk ook niet kan. Maar consequentie is nooit de sterkste kant van de homeopathie geweest.

  6. Waarom menthol de werking van homeopathica zou tegengaan, is natuurlijk volstrekte flauwekul. Er zit niks in homeopathica en dat niks kan dus ook niet worden beïnvloed. Wat me ook steeds opvalt is het gebruik van het woord essentieel in het kader van diverse oliën. Het komt me voor dat dit een klakkeloze vertaling is van het Engelse woord essential. In Nederland heten die dingen gewoon vluchtige olien. Er is niets essentieels aan terpeenverbindingen.

  7. De homeopathie zit nu eenmaal tjokvol met tegenspraken en rariteiten. Zelfs bij leven van Hahnemann zaten de homeopaten elkaar in de haren, en waren er die Hahnemann een seniele idioot vonden.

  8. Mee eens! Wat er bij mij maar niet in wil, is dat andere onwerkzame en onlogische behandelingen zoals aderlaten volstrekt zijn verlaten terwijl homeopathie dat net zo knotsgek is, en na 2 eeuwen nog steeds volstrekt onbewezen is, wel blijft gehandhaafd. Nota bene worden de middelen zelfs officieel geregistreerd. Zelfs de overheid is dus bevangen door totale gekte. Ook die registratie is een argument voor de voorstanders: dan moet er toch wel iets waardevols in zitten… Ik veracht dergelijke gelegaliseerde quatsch.

  9. Bij de homeopathie speelt mee dat er een industrie achter steekt, volgens mij. In landen waar er meer industrie achter zit, is de homeopathie ook belangrijker. Je kunt natuurlijk denken dat het net andersom is. In Frankrijk is er op artsen een grote druk om toch maar iets voor te schrijven. Dat werkt ook in het voordeel van homeopathie.

    Enige tijd geleden heeft een wetenschapper (Mark Tanaka) met gevoel voor humor betoogd dat juist de kwakmiddelen profiteren van hun onwerkzaamheid: de gebruikers worden niet beter en blijven aan iedereen vertellen over hoe ze het middel gebruiken. Zie

    http://www.ntvg.nl/publicatie/kwakzalverremedies-verspreiden-zich-omdat-ze-niet-werken/volledig

    Verder heeft het een tijd (tot een eind in de twintigste eeuw) geduurd voor de reguliere behandeling duidelijk beter was dan de homeopathische behandeling.

  10. In mijn herinnering (als kind) was homeopathie in de jaren 50 van de 20e eeuw een nogal obscure aangelegenheid. Mijn grootmoeder ging min of meer stiekum naar een homeopathisch “genezer” omdat ze doodsbenauwd was voor het oordeel van een arts. Ik heb de indruk, maar misschien zit ik fout, dat de opkomst van homeopathie pas daarna een grote vlucht heeft genomen.

  11. Uit het proefschrift van Renckens:
    1884: eerste vermelding homeopathie in het Maandblad tegen de Kwakzalverij

    Ik ontleen aan het Maandblad van september 1884:

    Electrohomoeopathie van Graaf Mattei. De middeltjes hiervoor worden zelden geadverteerd, maar in onze groote steden, in de „deftige” standen, toch veel gebruikt. Want het is iets fijns ; het boekje dat als handleiding voor het gebruik dient is in het Fransch, en als middeltjes krijgt men mooie fijne witte korreltjes in een aardig glazen kokertje, en kleine roode of’ blauwe flescbjes met een zuiver helder vocht. Dat boekje kost wel ƒ 1.50, zoo’n buisje met korreltjes ƒ 1.20 en zulk een klein fleschje ook ƒ 1.50, maar men behoeft ook maar enkele droppels uit dit laatste of een paar der korreltjes in een glas water te gebruiken, om zich voortdurend gezond te houden en zich van alle kwalen te genezen. Dit verzekert Graaf MATTEI en hij noemt zijn geneesmiddelen roode electriciteit, blauwe electriciteit en geele electriciteit!

    Bijna nooit heeft een scheikundig onderzoek voor ons zulke verrassende resultaten opgeleverd dan dat van deze middeltjes. Want het bleek dat het kostbare vocht, die Electricita Rossa en Electricita Angioitica, niets anders was dan w a t e r en de korreltjes slechts s u i k e r met wat m e e l . Daarmee denken dus de goedgeloovige dames uit onze residentie en anderen haar gezondheid te behouden of terug te verkrijgen. Wie zou gedacht hebben dat iemand, die zich Graaf noemde en met een dergelijk kinderachtig bedrog optrad, nog in dit laatste deel van de 19e eeuw zou kunnen slagen!

    In december 1885 meldt het Maandblad echter dat het buiten Den Haag welk losloopt met de middelen van Mattei, en dat deze middelen in Oostenrijk verboden zijn. De elektrohomeopathie besdtaat echter nog steeds, zie http://en.wikipedia.org/wiki/Electrohomeopathy

    In februari 1885 schreef G.W. Bruinsma in het Maandblad tegen de Kwakzalverij een lang hoofdartikel dat nauwkeurig uitlegde waarom het ging in de homeopathie. Dit naar aanleiding van oproepen in Amsterdamse nieuwsbladen om een homeopathische arts naar Amsterdam te halen. Bruinsma stelt onomwonden:

    Wij beschouwen de homoeopathie als eene ontzaglijke dwaling op genees- en natuurkundig gebied.
    … Op zich zelf is zij echter geene kwakzalverij ; de uitvinder en vele zijner navolgers waren vrij zeker ter goeder trouw en enkelen kunnen het nog heden zijn.

    Merk op dat in de begintijd van de VtdK gebrek aan goede trouw deel uitmaakte van de definitie van kwakzalverij!

    Ik citeer het slot:

    Behalve de bovengenoemde inkonsekwenties zijn er nog verschillende omstandigheden, die het beginsel der homoeopathie aantasten. Om slechts een enkel te noemen : HAHNEMANN wist als elk geneesheer in zijn tijd, dat Kina de koorts tegengaat en dit geschiedt, zoo meende hij waargenomen te hebben, omdat Kina door een gezonden mensch gebruikt, bij dezen koorts verwekt. Juist deze vermeende waarneming was het eerste begin van zijn geheele stelsel ; maar ook juist dit feit is lang bewezen geheel onwaar te zijn. Op zijn hoogst kan ’t innemen van Kina-aftreksel bij een gezonden persoon een onaangenaam gevoel te voorschijn roepen en ook bij koorts gevoelt de mensch zich niet lekker, maar van al de andere verschijnselen van koorts ,zooals het overwegend kenmerk, de verhooging der lichaamstemperatuur, kan niets worden bespeurd.

    En toch niettegenstaande hare onmogelijke en onbewezen stellingen vindt de homoeopathie onder de leeken, zelfs overigens geen lichtgeloovigen , vaak ijverige voorstanders; de boven geciteerde oproepingen getuigen het opnieuw!

    De reden is niet zoo heel moeielijk te vinden. ’t Is de lust tot zelfpraktiseeren, die door de homoeopathie tot deugdelijke methole is verheven. ’t Valt velen, wier stem in hun zaken of in de maatschappij vaak van eenig gewicht is, hard om bij hunne gewoonlijk totale onbekendheid met alles wat betrekking, heeft op de samenstelling en de inwendige verrichtingen van ’t menschelijk lichaam, zich geheel en al en blindelings te moeten overgeven aan het oordeel en de beslissing van hun geneesheer.

    Anderen hoog ingenomen met zich zelf, en alles wat hun eigen lichaam of persoonlijk gevoel aangaat van ’t hoogste belang achtend, stuit het tegen de borst van hun geneesheer somwijlen te vernemen, dat sommige hunner subjectieve aandoeningen van geen gewicht zijn. Weder anderen zijn er trotsch op, voor zich zelf en tegenover derden, om met een handboek en een huisapotheek, evenals de knapste professor, vrienden en buren geneeskundig te kunnen behandelen.

    Bij deze allen komt nog het heirleger van zieken, wie de gewone geneeswijze geen of geen voldoende baat kan verschaffen of die zich laten verleiden door het gemak, de goedkoopte en niet het minst de geheimzinnigheid der homoeopathische methode.

    Maar, zal allicht iemand tegenwerpen, de wetenschap moge de homoeopathie onzinnig, inkonsekwent, onmogelijk verklaren, zij kan toch wijzen op eene reeks van allerhande genezingen!

    Vooreerst kunnen de desbetreffende statistieken, zonder controle, alleen door voorstanders opgemaakt, niet als bewijzen gelden; bovendien, ’t is honderdmaal gezegd, de natuur geneest veel zelfs, zeer ernstige ongesteldheden, vooral als zij bijgestaan wordt door gezondheidsmaatregelen en gepasten leefregel.

    ’t Is onzes inziens juist de eenige verdienste van HAHNEMANN en vooral van zijne volgelingen, dat zij den nadruk hebben gelegd op deze laatste hulpmiddelen bij iedere geneeskundige behandeling.

    Terwijl eene zieke en zijne omgeving maar al te zeer geneigd zijn om te denken, als zij een drankje, wat pillen of poeders hebben en deze getrouw innemen, het overige er niet zoo bijzonder op aan komt, leggen de jongere homoeopathen den klemtoon op den levensregel en ‘ t is of de patiënten het gewicht daarvan beter beseffen, onbewust gevoelende dat het zoogenaamde geneesmiddel, dat zij tevens ontvangen, toch eigenlijk niets is.

    1886: Vereeniging tot Bevordering van de Homoepathie In Nederland opgericht, met tijdschrift vanaf 1890
    1896: Vereeniging van Homoeopathischg Geneesheren in Nederland opgericht (thans VHAN).
    1902: er zijn 17 homeopathische artsen in Nederland. (Thans bijna 300)
    1937: Oosterhuis schrijft in zijn proefschrift (over de relatie tussen Paracelsus en Hahnemann) dat de verspreiding van de homeopathie in Nederland achterblijft bij de ons omringende landen, maar cdat er in kerkelijke gelovige kring veel vraag naar is. (Dat kwam omdat een homeopathische firma gereformeerde dominees van een homeopathsiche huisapotheek had voorzien.)
    1943: (niet vermeld door Renckens) proefschrift D.K. de Jongh. Dat ben ik nu aan het lezen…
    1961: door krachtig lobbyen van de Vereniging tot bevordering der Homeopathie Nederland komt er een privaatdocentschap homeopathie aan de VU. (Ik heb dat altijd een rare betiteling gevonden, want het instituut privaatdocent hield bij wet op te bestaan op 1 januari 1961.) Iets dat daarop lijkt bestaat nog maar de betrokken persoon is het verboden zich te afficheren als gerelateerd aan de VU, men studiepunten krijgen de studenten ook al niet. Het komt er dus op neer dat de VU toestaat dat een gewone burger af en toe bij hun een lezing komt geven zonder dat hij huur voor de ruimte hoeft te betalen.
    1977-1993: het aantal homeopathische artsen werd tienmaal zo groot, als gevolg van de groeiende belangstelling voor alternatieve geneeskunde.

  12. Dit “onderzoek” stamt uit 2007 en is in die tussentijd door velen onderuit gehaald. Kernpunt van de kritiek is dat Shang uit ruim 100 onderzoeken naar homeopathie er zogenaamd “at random” 8 uitgepikt heeft. “Toevallig” bleken dit naderhand die onderzoeken te zijn, waarbij homeopathie niet bleek te werken. Zelfs de Lancet, waarin dit onderzoek van Shang werd gepubliceerd, heeft hier naderhand kanttekeningen bij geplaatst. Daarmee kan het wat mij betreft in de prullenbak.

  13. @ Aart

    Het onderzoek van Shang et al. is niet van 2007. Kijk naar het gelinkte blogartikel dat precies uitlegt hoe het zit. De top acht waren gewoon gekozen op grond van het aantal erbij betrokken patiënten. Vier van de acht waren positief, inclusief het hier besprokene.

    Ik ben blij dat Aart het met me eens is dat het hierboven besprokene een voorbeeld is van een onderzoek dat niet positief genoemd kan worden, omdat het van belabberde kwaliteit is.

    Er is dus reden om te denken dat Shangs kwaliteitscriteria niet streng genoeg waren. Anderzijds snap ik niet waarom hij het (negatieve) onderzoek van mw. De Lange niet van voldoende kwaliteit vindt.

    Er zijn nog veel meer van die zogenaamd goede positieve onderzoeken van homeopathie die aan alle kanten rammelen.

Reacties zijn gesloten.