Ilja Maso is onsterfelijk

door Jan Willem Nienhuys (24-12-2007)

Hoogleraar aan en voormalig rector van de Universiteit voor Humanistiek Ilja Maso is er zeker van dat hij onsterfelijk is. Hij legt dit uit in een boekje van nog geen 120 pagina’s tekst (exclusief register en literatuuropgave, maar inclusief 330 voetnoten) dat ik alleen aan humanistische masochisten wil aanbevelen die 18,90 euro over hebben voor een verfijnde marteling van het verstand.

Na de eerste pagina van Onsterfelijkheid: van twijfel naar zekerheid (Ten Have, Kampen) blijkt al dat verder lezen overbodig is: ‘Er zijn momenten dat ik het idee dat het met mijn dood gewoon is afgelopen, bijna ondraaglijk vind. Dan lijkt mijn hele leven, ja alles, geen enkele zin meer te hebben.’ (p.12) Ik kan het niet helpen, na zo’n opmerking vind ik het bijna ondraaglijk nog aandacht te moeten schenken aan de zielenroerselen van zo’n egocentrische figuur.

Maso begint met de argumenten tegen een leven na de dood. Hij vindt dat die het beste staan uitgelegd in Immortality (1991) van de Amerikaanse filosoof Paul Edwards. Het sterkste argument is natuurlijk dat van de natuurwetenschappen: wat wij geest noemen kan niet bestaan los van de hersenen.

Hier slaat Maso zijn eerste flater. Hij denkt dat de hersenen fungeren als een soort tv-ontvanger. ‘Net zoals de televisie een middel is om televisiegolven waarneembaar te maken, zouden de hersenen een middel zijn om dat met de geest te doen.’ (p.31)

Waarom is dit zo dom? Alles wat veranderingen teweeg kan brengen in de fysische wereld hoort bij die fysische wereld, en zeker als die veranderingen voorspelbaar en controleerbaar zijn. De televisiegolven horen gewoon bij de materiële wereld. Het probleem dat iets onstoffelijks met tamelijk grote precisie zenuwen moet aanvuren of afremmen blijft, en er komt nog een probleem bij: om de onstoffelijke geest op de hoogte te houden van wat de zintuigen waarnemen, moeten er ook signalen verzonden worden van de hersenen naar die geest. In de fantasie is dit intensieve dataverkeer geen probleem: ‘Misschien is [fijnstoffelijkheid] een soort ‘stof’ dat met de huidige middelen niet waarneembaar is, of bestaat het op een trillingsniveau of in een dimensie waarin detectie vooralsnog niet mogelijk is.’ (p.44) Als occultisten het niet meer weten, gooien ze er altijd trillingsfrequenties en dimensies tegenaan. Als een machine bestaande uit standaardonderdelen die in vrijwel het hele dierenrijk voorkomen, namelijk zenuwen, vele megabytes per seconde kunnen verzenden en ontvangen zonder gehinderd te worden door de aanzienlijke thermische ruis, dan loopt het wel los met die onwaarneembaarheid.

De natuurwetenschap verschaft ons nog een reden waarom onstoffelijke invloeden op de hersenen onzin zijn. De evolutionaire voorlopers van onze hersenen zouden namelijk ook al een wat primitievere maar bruikbare gevoeligheid voor het onstoffelijke moeten hebben. Met andere woorden: de zenuwcellen van zeer verre voorouders, misschien wel kleine wormpjes, zouden al genoeg ‘onstoffelijks’ moeten kunnen detecteren om er een klein voordeel aan te behalen in de strijd om het bestaan. Hoezo zou dat onstoffelijke dan ondetecteerbaar zijn?

De transmissiehypothese heeft nog wel andere rare kanten: waarom zou niemand (ook mediums) nou nooit de gedachten opvangen van iemand waar ze vlak naast zitten, terwijl allerlei mensen wel in detail gedachten kunnen opvangen van wildvreemde doden van ver weg en lang geleden?

Kortom, door de hersenen met een tv-toestel te vergelijken, laat de socioloog Maso merken dat hij het hele stoffelijkheidsargument niet snapt.

Wie argumenten voor onsterfelijkheid zoekt, kan ze vinden op de website van de nogal agressieve Australische advocaat Victor Zammit, wiens boek en andere teksten in vele talen beschikbaar zijn. Reïncarnatie- en bijnadoodverhalen, allerlei soort visioenen, helderzienden, met een snuifje fysica voor gevorderden (Zammit ziet zelfs de relativiteitstheorie als een bewijs van onsterfelijkheid), het hele spectrum van het moderne occultisme komt langs.

Maso doet het dunnetjes over met vier van dit soort verhalen, in de afdeling ‘Wetenschappelijk onderzoek’ van zijn boek. Uit Mortal Remains (2003) van de Amerikaanse filosoof Stephen E. Braude heeft hij het geval van Pearl Curran opgeduikeld, een huisvrouw die vanaf 1913 tot 1937 berichten doorgaf van ene Patience Worth die in de zeventiende eeuw uit Engeland naar Amerika ging. Het ‘oude Engels’ van Worth is echter nooit door iemand gebruikt, het lijkt op een samenraapsel van dialecten uit heel Engeland. Braude denkt dat Pearl superpsi (psi uit veel bronnen tegelijk) gebruikte. Daar wil Maso niet aan. Dan zou Pearl/Patience fouten moeten maken. De fout van een niet-bestaande taal te spreken is in dit verband niet zo belangrijk, vindt Maso.

Maso heeft nog twee van dit soort ‘vorige levens’. Het eerste is een gereïncarneerd Indiaas kindje (uit Parapsychology (1991) van Richard S. Broughton gehaald), en het tweede een Amerikaanse lerares die zich onder hypnose onder andere een leven uit 1555 herinnerde (boek hierover uit 1997). In het ene geval leunt Maso op de lichtgelovigheid van Ian Stevenson die dacht dat hij 35 jaar na dato nog kon beoordelen wat daar aan de hand was geweest, en op de keurige vader van het jochie, een soort Van den Broeke senior. In het andere geval geeft het onvermogen van Maso’s collegae-parapsychologen de doorslag. Die waren niet in staat de bron te vinden waar het verhaal vandaan kwam. Merkwaardig genoeg denkt Maso niet dat deze verhalen pleiten voor reïncarnatie, maar voor direct contact met de geest van een dode. Dit is het aloude beginsel van gatenreligie: verklaar wat je niet snapt met religieuze ongerijmdheden, die daarmee bewezen worden geacht.

Maso hecht veel waarde aan mediums. Het vierde geval gaat over medium Holohan dat een moord hielp oplossen. Even zoeken op internet zou Maso verteld hebben dat dit onzin was. Tussen neus en lippen wordt als feit medegedeeld dat ‘sommige mediums onmiddellijk over allerlei informatie over wat, wie of wanneer dan ook lijken te beschikken’. (noot 2 op p.101) Ook twijfelt Maso niet aan bijnadoodervaringen. Wat de non Francis Banks na overlijden telepathisch doorgaf aan haar vriendin Helen Greaves en wat deze in 1969 publiceerde, wordt als feit weergegeven. Zo weet Maso hoe het hiernamaals eruit ziet. Het mankeert er nog maar aan Maso ook Harry Potters conversaties met de doden verwerkt.

Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat Maso’s hiernamaals een soort lucide droom is, waarin alles gebeurt wat je maar graag wilt. Er is zelfs een ‘oordeel’, maar alleen door het eigen geweten. Gewetenloze aartsschurken hebben dus niets te vrezen. Die komen in een vriendenclub van gelijkgestemden terecht. Hitler en zijn nazi-kornuiten kunnen zich dus samen vermaken – hebben ze alsnog een Duizendjarig Rijk helemaal voor zich alleen!

Maso concludeert dat informatie over genoemde vier vorige levens ‘waarschijnlijk afkomstig [is] van herinneringen aan een vorig leven, communicatie met overledenen… Dit wijst op een mogelijk leven na de dood.’

De verbijsterde humanist (of fundamentalistische atheïst, zoals Maso ze ook wel betitelt) vraagt zich af waar Maso’s verdere zekerheid vandaan komt. Maso doet er nogal moeilijk over en haalt John Henry kardinaal Newman, Kierkegaard, William James en onze eigen H.C. Rümke en nog vele anderen erbij. Het komt erop neer dat de wetenschap toch eigenlijk geen zekerheid geeft. We kunnen ‘alleen maar zekerheid over leven na de dood … krijgen door het gevoel te krijgen dat dit werkelijk bestaat’ (p.128) Maso kreeg dit gevoel door ‘het lezen van beschrijvingen van wat mensen in het hiernamaals ervaren, [dit leidt] in ieder geval bij mij tot momenten van zekerheid over leven na de dood.’ (p.134)

Met een beetje oefenen in lichtgelovigheid komt het geloof, dus de zekerheid vanzelf. Dus alles na de eerste pagina is overbodig. Vind je de gedachte aan de dood onverdraaglijk, dan doe je gewoon wat miljoenen mensen voor jou hebben gedaan: je gelooft in een leven na de dood, dat kost ook niet veel moeite, speciaal als je al lichtgelovig bent.

De Universiteit voor Humanistiek gun ik natuurlijk wel een professor in de zweefkunde, maar het is me een raadsel dat diens leeropdracht ‘wetenschapstheorie’ heet. Daarmee maakt de UvH zich onsterfelijk belachelijk.

Naschrift 9 mei 2011

Maso overleed op 4 mei 2011 op de leeftijd van 67 jaar.


 Oorspronkelijk was dit artikel gepubliceerd op het (oude) Skepsis-blog en bestond de mogelijkheid om daaronder in discussie te gaan, waar geregeld uitvoerig gebruik van werd gemaakt. De discussie onder dit bericht kan de geïnteresseerde teruglezen in deze pdf (72 pagina’s).

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis