De aura van enveloppen
Een test met auratekeningen
door Jan Willem Nienhuys
Eind april 2014 meldde zich bij Skepsis een medium — laten we haar Barbara Houtepen noemen. Zij doet auralezingen op een bijzondere manier. Ze tekent met pastelkrijt op een groot vel papier een soort regenboog die op de een of andere manier gekoppeld is aan een persoon, en vervolgens interpreteert ze die.
Ze meende dat het ook lukte als de koppeling bestond uit een simpel tekeningetje gemaakt door de betrokkene of zelfs maar een papiertje met de naam, en ook als dat in een gesloten envelop zat. Kon Skepsis dat voor haar testen? Zelf had ze al met een vriendin geëxperimenteerd en ze dacht dat ze ‘informatie kon geven over van alles van diegene zonder te weten wie dat was’.
Voortest
Bij Skepsis nemen we personen met een bijzondere claim vaak eerst een simpele voortest af. Slaagt de kandidaat, dan lijkt het de moeite waard om een meer grondige test in elkaar te zetten, een geldbedrag in het vooruitzicht te stellen bij eerste succes, en een groot geldbedrag bij herhaald succes onder streng gecontroleerde omstandigheden. Maar deze kandidaat ging het ‘niet om het geld of de roem maar puur om de test’.
Ik stelde voor dat ze die test zelf zou uitvoeren. Schrijf op tien papiertjes de naam van een man en op tien andere papiertjes de naam van een vrouw. Het hoeven niet eens twintig verschillende namen te zijn. Je kunt bijvoorbeeld Napoleon en Máxima nemen. Doe ze in blanco enveloppen, hussel die door elkaar, en probeer dan de tien mannen aan te wijzen. Verschillen genoeg tussen die twee. De kans op alles goed te raden, op hooguit twee verwisselingen na, is dan 1 op 23.
Dat leek Houtepen een goed idee. Na een week berichtte ze dat het niet werkte. Ze stelde voor dat ik tien namen in een envelop zou doen, dan zou zij vijf enveloppen kiezen en daarmee werken, dus een tekening maken en die interpreteren: per persoon vijf kenmerken. De testpersonen zouden dan de in totaal 25 uitspraken waarderen op een schaal van 0 tot 10.
Dat vond ik geen goed idee. De correctheid van geslacht of aantal kinderen is lastig te waarderen op een schaal van 0 tot 10. Het is ook een heel werk voor de testpersonen om de eigen besluiteloosheid of vrolijkheid een cijfer te geven. Bovendien is met geen mogelijkheid vast te stellen of de uitslag hetzij erg bijzonder is, hetzij niet afwijkt van de kansverwachting.
Een simpel protocol
Ik stelde voor dat de testpersonen alle vijf profielen zouden rangschikken van 1 (past het best bij mij) tot 5 (past het minst bij mij). Als uitslag nemen we dan het rangnummer dat de testpersonen aan het bij hen horende profiel hebben gegeven. Aangenomen dat slechts toeval een rol speelt, zullen alle volgordes gelijke kansen hebben, en zal het gemiddelde op rangnummer 3 uitkomen en de som van de rangnummers op 15. Als trouwens door een eigenaardigheid van de profielen iedereen dezelfde volgorde aanhoudt, zal de uitslag ook 15 zijn. Ik stelde voor dat een rangsom van 8 als voldoende bijzonder zou tellen om een formelere proef te organiseren. De kans dat een dergelijke uitslag toevallig tot stand komt is bijna twee procent.
Houtepen schreef dat ze de test als mislukt zou beschouwen als ze er bij twee personen compleet naast zou zitten. Daarom stelde ik voor dat ieder van de testpersonen van zijn of haar ‘best passende’ profiel ook nog zou aangeven of het goed, matig of slecht paste. We spraken af:
I. Als twee of meer testpersonen ‘slecht’ naast hun nummer 1 schrijven, dan is de proef mislukt.
II. Als de rangsom 10 of meer is (vier percent toevalskans), dan is de proef mislukt.
III. In het andere geval (rangsom hoogstens 9) zit er in elk geval een 1 bij. Maar als er geen 1 bij zit met het oordeel ‘goed’, dan is de proef alsnog mislukt.
Ik verzamelde een groep van 21 proefpersonen, in de leeftijden 11 tot 85 jaar, ongeveer de helft vrouwen. Daaruit maakte ik een keuze van vijf mannen en vijf vrouwen op zo’n manier dat elke leeftijdsklasse was vertegenwoordigd en met een minimum (1) aan bestuursleden van Skepsis. Hun namen had ik in volkomen blanco en goed verzegelde enveloppen gestopt.
Paranormaalbeurs
Houtepen had eind mei een optreden op een paranormaalbeurs in de buurt van haar woonplaats, en zij stelde voor het testje ter plekke te laten afnemen door iemand van Skepsis. Jeroen Weber ging erop af, en stuurde mij na afloop van de sessie de resultaten. Zo kwam ik in het bezit van vijf enorme pastelkrijttekeningen, met aan elke tekening een briefje met een verhaaltje. De corresponderende blanco envelop was gemerkt met een letter.
Als voorbeeld profiel B:
- jonge vrouw;
- duidelijk in de groei;
- ontwikkelen, studeren; leren;
- heel zorgzaam; teder en liefdevol;
- je kan je eigen vijand zijn;
- struikelen over je eigen voeten, loopt erg hard;
- communicatie erg goed; moeilijk solopositie;
- werkt/is liever samen;
- heel actief; sporten, sociaal;
- bezig bijtje.
Voordat ik met de echte test begon, vroeg ik alle 21 deelnemers de vijf profielen op een rijtje te zetten — voor het geval ze behoefte hadden aan het bekijken van de ‘aura’ waar het profiel van was afgeleid, plaatste ik de vijf Houtepens op de Skepsis-website.
Het bovenstaande profiel werd door zeven van de elf vrouwen op nummer 1 gezet, en vier van hen vonden dit tekstje zelfs goed passen. Bijna de helft (9 van de 21) gaf trouwens aan dat ‘hun’ nummer 1 goed paste en maar twee schreven ‘slecht’ bij hun nummer 1. Slechts één man koos deze beschrijving als zijn nummer 1. Kennelijk herkent iedereen zich wel een beetje in dergelijke beschrijvingen. Misschien denkt Houtepen daardoor zo optimistisch over het succes van haar methode. Ik had haar wel op het hart gedrukt om dat effect te vermijden. Ze gaf toen wat voorbeelden van haar eigen profielen. Die waren allemaal zo’n beetje in deze trant.
Een van de tien
Elk van de tien door mij geselecteerde testpersonen had voor het experiment een rijtje ingeleverd als ‘1 = A, goed; 2 = C; 3 = E; 4 = B; 5 = D’ (dit is de uitslag van de oudste deelnemer). Slechts een van de tien had de eigen nummer 1 als ‘slecht’ beoordeeld, dus op criterium I hoefden we al niet meer te letten. Met het lijstje van tien rijtjes, en de nog steeds verzegelde tien enveloppen toog ik op een zonnige avond half juli naar Houtepen. Niet lang daarvoor had ik haar gebeld en tot mijn verbazing wist ze zelf nog precies welke plaat bij welke beschrijving hoorde. Ze had geen kopieën gemaakt en moest de prenten op de website bekijken.
Tijdens de controle kon ze zelf zien dat de enveloppen nog niet open waren geweest. Ik maakte de gemerkte enveloppen open in het bijzijn van een vriendin van haar. In envelop E zat toevallig de naam van de oudste deelnemer, en die leverde dus een bijdrage van 3 tot de rangsom: hij had E op de derde plaats gezet. De uitslag was volgens de kansverwachting: de rangsom was 3 + 4 + 1 + 5 + 3 = 16. Eén persoon had het eigen profiel op nummer 1 (matig) gezet — eveneens volgens kansverwachting.
Ondanks de povere resultaten van het proefje waarin Houtepen in eigen beheer het geslacht zou raden, was ze nieuwsgierig naar haar prestaties deze keer. Ze dacht na afloop, dus nadat alle enveloppen geopend waren en ook waren aangetekend op het uitslagenformulier, dat ze het nu veel beter had gedaan, met maar één fout. Maar ze had twee fout en drie goed, en dichter kun je met vijf gevallen toch niet bij de verwachtingswaarde komen. Het leek me een inkijkje te bieden in de werking van selectieve herinnering. Houtepen vond het wel interessant zoiets te hebben meegemaakt. Met ongeveer een half uur was ik weer op weg naar huis.
Met dank aan alle proefpersonen.