Acupunctuur was voor 1930 in China een combinatie van astrologie en aderlaten. Of de mythologische Gele Keizer (afbeelding) uit de Steentijd ermee te maken heeft is twijfelachtig. De huidige praktijk in grotendeels een westerse fantasie. De meridianen en de acupunctuurpunten zijn samen een systeem dat nog steeds lijkt op astrologie: een gecompliceerd fantasiesysteem zonder materiële basis.
door Jan Willem Nienhuys (30/01/2011)
DE acupunctuur zou, zo zeggen de gelovigen, teruggaan tot de Gele Keizer (Huangdi). Dat is de eerste, mythische keizer van China (traditionele data: 2698 v.C.-2597 v.C.). Huangdi zou de mensen hebben geleerd huizen te bouwen, dieren te temmen, kleren te maken en wagens en boten te maken en een kalender bij te houden, kortom de jager-verzamelaars wat beschaving bijgebracht hebben. Zijn vrouw Leizu leerde de mensheid de zijdecultuur en onder zijn directe voorgangers was Shen Nong die de landbouw en de geneeskunde verbreidde, en koningin Nü Kua die het huwelijk instelde. Er wordt nog wel meer verteld over hem, maar het is duidelijk dat hij puur mythe is. Misschien was in de oude tijd Huangdi wel een god, maar van lieverlede werd hij beschouwd als een grote heerser van vroeger. Er zijn weinig archeologische vondsten uit die tijd, China leefde toen nog in het stenen tijdperk. Het oudste herkenbare Chinese schrift staat op orakelbotten uit de Shangdynastie (1783 v.C.-1134 v.C.).
De Huangdi Neijing
De Huangdi Neijing (Handboek van de Gele Keizer), zogenaamd door hem geschreven, dateert van kort voor het begin van onze jaartelling. Meer over de geschiedenis van de Huangdi Neijing staat op Wikipedia. Het boek wordt als basis beschouwd van de acupunctuur. Maar in de Huangdi Neijing gaat het over bewerkingen met mesjes en priemen ten behoeve van aderlaten, het doorprikken van abcessen en het dichtschroeien van wonden of het maken van blaren (cauterisatie). De negen instrumenten die er beschreven worden zijn beslist geen haardunne stalen naaldjes. In de bijgaande afbeeldingen ziet men deze afgebeeld, en daaronder een reconstructie van deze instrumenten. Het grote mes in het midden heeft een lemmet van ongeveer twaalf centimeter lang. Zulke dingen kun je niet zomaar in mensen steken zonder dat het behoorlijk bloedt.
De plaatjes zijn ontleend aan het SBM-blog The Acupuncture and Fasciae Fallacy door sceptisch acupuncturist Ben Kavoussi. De afbeelding uit een boek komt uit een laat-zestiende-eeuwse handleiding over acupunctuur en moxibustie (zie ook hier, waar ook nog een veel oudere afbeelding staat). Naar het schijnt waren deze instrumenten oorspronkelijk bedoeld voor eenvoudige slagveldchirurgie. Een grote tekening van deze instrumenten staat in ‘Bleeding acupuncture points: a peripheral technique’ door Subhuti Dharmananda uit 2002; dit geschrift maakt duidelijk dat bloed aftappen nog steeds populair is onder acupuncturisten; behalve dit artikel wordt ook ‘Bleeding Techniques: Ancient Treatments for Acupuncture Physicians’ door Skya Abbate (2003) door SBM-blogger Steven Novella aangehaald in zijn bijdrage ‘Acupuncture and Modern Bloodletting’, om te betogen dat althans in sommige kringen acupunctuur nog steeds een variant is van aderlaten (of andersom).
In de Huangdi Neijing staat ook iets beschreven dat jingluo (kanaalnetwerk) werd genoemd. Het is niet duidelijk wat er mee bedoeld is, misschien bloedvaten of zenuwen. De roodblauwe strepen (ontstoken lymfevaten, acute lymfangitis) als gevolg van een streptokokkeninfectie kunnen ook voor inspiratie gezorgd hebben. De beschrijving van de delen van het netwerk heeft veel weg van Chinese astrologie. In China worden de tekens van de dierenriem (rat, koe, tijger, konijn, draak, slang, paard, schaap, aap, kip, varken) vaak gebruikt om van alles en nog wat te nummeren: jaren (2011 is het jaar van het konijn) en delen van de dag (van 1 tot 3 ’s nachts is het uur van de koe) en ook de verschillende kanalen van de jingluo. Het nummeringssysteem van de vijf elementen (of kleuren of planeten of jaren) komt trouwens ook voor in de acupunctuur. In de oude tijd waren er trouwens meerdere opvattingen over dat aantal kanalen.
In de Huangdi Neijing gaat de ‘voedende qi ’, dus het voedsel dat via de maag naar de longen wordt getransporteerd, via een gecompliceerde route in twaalf etappes door het lichaam. De namen van de etappes zijn geïnspireerd op termen voor de fasen en posities van de maan en de zon. De laatste etappe gaat van de grote teen omhoog en passeert achtereenvolgens de lever, de long, de achterzijde van de neusholte, dan gaat één tak via het voorhoofd, kruin en nek naar het stuitje, dan om de geslachtsdelen en daarna weer recht omhoog door de buik naar de holte boven het sleutelbeen en dan naar de long, waarna weer aan de eerste etappe begonnen wordt. (Zie het artikel van Nie (2001): ‘Refutation of the claim that the ancient Chinese described the circulation of blood’.)
Het is duidelijk dat een dergelijk kanalenstelsel zich niet in de mens bevindt; de bedenkers van al dit moois hebben waarschijnlijk nooit goed het menselijk lichaam onderzocht en hun volgelingen hadden ook niet de behoefte om een en ander te controleren. Chinese artsen hadden tot in de negentiende eeuw nauwelijks een idee hoe de bloedsomloop werkt, kennelijk namen ze ook niet de moeite om zich op de hoogte te stellen van wat hun westerse confraters hadden ontdekt. Een anekdote verhaalt dat toen Chinese artsen eens een autopsie bijwoonden zij als enige commentaar hadden: ‘Sorry, maar dit staat niet in onze boeken.’ (Zie het artikel van Petr Skrabanek getiteld ‘Acupuncture: Past, Present and Future’, ook afgedrukt in de bundel False premises False promises, die hier kan worden gedownload.)
De historicus Paul Buell beschouwt de Huangdi Neijing als een astrologisch handboek, en een andere historicus, Paul Unschuld, auteur van een nieuwe geannoteerde vertaling van de Huangdi Neijing die aanstaande juni 2011 uitkomt bij University of California Press, denkt dat er langs de Zijderoute (het netwerk van handelsroutes tussen China en het Middellandse Zeegebied dat in gebruik was tussen ongeveer 100 v.C. en 1400) veel uitwisseling van ideeën plaatsvond, mogelijk ook van medische ideeën.
Aderlaten en astrologie
Merkwaardig genoeg is er in de overige oude Chinese literatuur maar weinig te vinden over die priktechniek. Vanaf de zeventiende eeuw nam in China de toch al niet zo grote belangstelling voor acupunctuur af. Boeken uit die tijd over het onderwerp, bijvoorbeeld de Zhenjiu Dacheng (Groot overzicht van acupunctuur en moxibustie), zijn handboeken voor medische astrologie. Wat dit betreft was er geen verschil met de westerse geneeskunde, want ook bij ons was aderlaten een belangrijke medische techniek, en astrologie speelde een belangrijke rol bij het bepalen van de goede punten om bloed af te tappen. Zie illustratie, ontleend aan het SBM-blog Astrology with needles van Ben Kavoussi (dit artikel is ook in het Chinees vertaald). Misschien werden ook wel dunne naalden gebruikt tegen de tijd dat Willem ten Rhijne over acupunctuur berichtte, maar Ten Rhijne had zijn kennis in 1675 in Japan opgedaan waar naalden in gebruik waren die met behulp van hamertjes moesten ingebracht (zie afbeelding). Kavoussi herinnert ons eraan dat de correlaties tussen astrologische tekens en delen van het menselijk lichaam al gevonden worden in de hermetische geschriften uit het begin van onze jaartelling.
Acupunctuur (dus de technieken van aderlaten) werd beoefend door rondreizende volksgenezers. Paul Unschuld merkt op dat in 1757 een zekere Xu Dachun betreurt dat de acupunctuur een verloren traditie is. In 1822 werd acupunctuur formeel verboden aan de Keizerlijke Medische Academie, de instelling die de hofartsen opleidde. Als volksgeneeskunst bleef de acupunctuur populair. In 1914 publiceerde een Britse arts-missionaris zijn memoires van een verblijf van dertig jaar in China, waarin hij schreef dat de negen instrumenten nog steeds werden gebruikt, sommige terwijl ze roodgloeiend waren. Soms bleven de patiënten dagenlang rondlopen met zo’n naald in zich, wat suggereert dat het niet alleen om aderlaten en schroeien ging. Er vielen ook wel doden als de genezers, die niets wisten van anatomie, hun priemen te diep in de zieken staken. (Zie dit commentaar bij Kavoussi’s blog) In de jaren 1920 verklaarde de latere voorzitter van de Chinese Academie van Wetenschappen, Guo Moro, dat acupunctuur kwakzalverij was. Na 1822 werd acupunctuur voor het laatst in China verboden in 1929. De regering die dit verbod uitvaardigde had echter weinig macht, en ik vermoed dat geen enkele volksgenezer zich er wat van heeft aangetrokken. De Chinese acupunctuur (dus de aderlaatversie) raakte voor het eerst in Europa bekend in de zeventiende eeuw. Ze kwam tijdelijk in de mode in vier golven tot aan 1929.
De nieuwe acupunctuur
Rond die tijd veranderde de acupunctuur op twee verschillende manieren. In China zelf was er een kinderarts genaamd Cheng Dan-An (1899-1957) die meende dat er een neurologische verklaring was voor de werking van acupunctuur. Hij verlegde de ‘kanalen’ van het jingluo weg van de bloedvaten en ontwierp de moderne dunne stalen naalden.
In Europa schreef de Fransman George Soulié de Morant (1878-1955, foto) een dik boek over acupunctuur: L’Acuponcture Chinoise (1939, 1941) in twee delen en vier volumes, nadat hij er in 1929 al over had geschreven in het tijdschrift L’homéopathie Française. Hij ging in 1901 naar China, werd rechtbanktolk voor het Franse consulaat in Shanghai. In 1911 keerde hij weer terug naar Frankrijk. Daar ging hij over Chinese literatuur en kunst schrijven, en die publicatie uit 1929 was de eerste van zijn hand over acupunctuur. Zijn herinneringen aan zijn Chinese tijd zitten vol fouten. Eigenlijk heette hij Georges Soulié; het adellijke toevoegsel aan zijn naam heeft hij zelf bedacht. Hij stelde zijn tijd in China erg rooskleurig voor, zo zou hij consul en rechter daar zijn geweest, en hij zou de wonderen der acupunctuur van de Chinese artsen geleerd hebben.
De arts Hanjo Lehmann betoogt dat Soulié waarschijnlijk niet of nauwelijks iets van acupunctuur in China gezien heeft en dat Soulié – aanvankelijk samen met de arts Paul Ferreyrolles – slechts heeft opgeschreven wat hij vanaf 1929 in Chinese boeken las. Soulié is ook degene die de term jingluo met ‘meridiaan’ vertaalde; van qi maakte hij ‘energie’ (in een duidelijk niet-fysische betekenis) en hij bedacht ook zelf tal van acupunctuurpunten. Toen men in Duitsland met acupunctuur begon, steunde men voornamelijk op het werk van Soulié. (Lehmanns artikel is in het Nederlands vertaald en staat in de laatste Wonder.)
Proletarisch prikken
In China zou de acupunctuur misschien toch weer een zachte dood zijn gestorven zonder Mao Zedong. Toen die aan de macht kwam in China was er bij lange na niet genoeg medisch personeel om voor alle Chinezen te zorgen. Uit diverse onderdelen van de ontelbare Chinese medische geloofssystemen werd toen de ‘Chinese Traditionele Geneeskunde’ samengesteld, om het proletarisch dokteren te vereenvoudigen. Daar zat ook de herziene acupunctuur bij. Mao zelf paste er wel voor op dat hij geen Chinese geneeskunde kreeg. Vanaf de desastreuze Grote Sprong Voorwaarts (1958) werd ‘anesthesie door acupunctuur’ ingevoerd, en gedurende anderhalf decennium krachtig gepusht, speciaal vanaf 1971. Van overheidswege werden patiënten en artsen gedwongen tot deze methode, en de goedgelovige westerlingen vonden het allemaal prachtig, ook de hoogleraar huisartsgeneeskunde en latere secretaris Ben Polak van de Vereniging tegen de Kwakzalverij.
Tv-dokter Aart Gisolf vertrouwde het meteen al niet evenals A.J. Dunning en O.M. de Vaal. Mogelijk hebben ruim twee miljoen patiënten om politieke redenen zeer pijnlijke operaties ondergaan, en er werd ook fors gefraudeerd en gelogen om aan het vereiste quotum ‘succesvolle’ acupunctuurverdovingen te komen. Artsen die kritiek uitten, waren hun leven niet zeker. (Zie Michel Korzec, De kitsch van het holisme, 1986 en ook het al geciteerde artikel van Skrabanek.)
Maar het leidde in het Westen zoals gezegd tot groot enthousiasme, en de maoïstische Traditionele Chinese Geneeskunde in het algemeen en de acupunctuur in het bijzonder werd een belangrijk exportproduct. De populariteit van acupunctuur en algemener ‘Oosterse’ geneeskunde is gedeeltelijk gebaseerd op gretigheid waarmee alles uit Verweggistan wordt bejegend. Zoals we zagen bij de vermelding van artikelen van Dharmananda en Abbate, houdt deze nieuwe acupunctuur trouwens ook aderlaten in, al is het niet met de grote hoeveelheden van tweehonderd jaar geleden. Ben Kavoussi gaat verder in op deze verspreiding in het Westen in zijn SBM-artikel Oriental Medicine or Medical Orientalism? (Samen met het eerder genoemde stuk het leeuwendeel van ‘The untold story of acupuncture’, waarvan de tekst minus de leuke plaatjes hier is in te zien.)
Samenvattend, de bewering dat de acupunctuur een systeem zou zijn dat de toets van duizenden jaren gebruik door wijze oosterlingen heeft doorstaan, moet met een korrel zout genomen worden. Voor 1930 was de Chinese acupunctuur een astrologisch opgebouwd systeem van aderlaten dat ruim tweeduizend in gebruik was geweest, net als de westerse praktijk van het aderlaten die eind negentiende eeuw verlaten werd, maar daarvoor tot volle tevredenheid van het publiek had gefunctioneerd.
Wat is astrologie?
Is de huidige westerse acupunctuur astrologie? Westerse astrologie gaat over de stand van zon, maan en planeten op het ogenblik der geboorte in verband met de situatie nu en in de toekomst. Daarvan zijn de hemellichamen reëel, maar alle symbolische betekenissen van de planeten en van hun posities en van de onderlinge hoekafstanden vormen door hun onderlinge verwevenheid een zo onwezenlijk gecompliceerd systeem dat het menselijk onmogelijk is dat het op empirische gronden rust; het blijft slechts in stand door klanttevredenheid. De planeten zijn reëel, maar de rest is onzin. Het prikken met dunne kleine naalden heeft misschien een gering, niet-specifiek effect, maar het doet er niet toe waar men prikt en of men prikt. De naalden zijn reëel, maar de rest is onzin, en wordt in stand gehouden door klanttevredenheid.
Werkt acupunctuur?
Het probleem is dat acupunctuur een min of meer pijnlijke bewerking is, hoewel de proefpersoon van de dunne gladde naalden van tegenwoordig zo weinig voelt dat het verschil met niet-penetrerend prikken met een tandenstoker nauwelijks opgemerkt wordt. (Varianten van acupunctuur zetten elektrische spanning op de naalden, maar dan praten we over weer heel wat anders.) Maar er is zoiets als contra-irritatie, ook wel DNIC, diffuse noxious inhibitory control, genoemd. Pijn op een bepaalde plek kan maken dat men ergens anders wat minder voelt (Zakkenrollers gebruiken hetzelfde idee om de aandacht af te leiden.) Hoe dat precies werkt is niet bekend, maar er zijn aanwijzingen dat het via het vrijmaken van endorfinen gaat. Endorfinen zijn pijnstillende stoffen die het lichaam zelf maakt; de werking van morfine berust op de chemische gelijkenis met endorfine. Er zijn nog wel andere theorieën waarom acupunctuur misschien toch wel een beetje zou kunnen werken, maar die hebben geen van alle iets te maken met ‘meridianen’ en de acupunctuurpunten uit de boeken. Zie hiervoor het SBM-artikel The Cargo Cult of Acupuncture. Een blogger noemt bijvoorbeeld de artikelen van Melzack en Dorsher over de gedeeltelijke overeenstemming van acupunctuurpunten met zogeheten trigger points. Voor een grondige beschouwing over ‘meridianen’zie het artikel van Dirk Koppenaal: ‘Onzichtbare meridianen: Waar stroomt de levenskracht?’ op deze site.
Onderzoek van acupunctuur is lastig omdat men voor de placebo-behandeling op zijn minst moet zorgen voor een geloofwaardige behandeling zonder prikken in de vermeende acupunctuurpunten. Voor een uiteenzetting over hoe acupunctuur onderzocht hoort te worden, zie bijvoorbeeld het boek Snake Oil Science van Barker Bausell en diverse artikelen over acupunctuur hier en hier. Al in 1989 onderzochten Ter Riet, Kleijnen en Knipschild acupunctuur voor een groot aantal verschillende aandoeningen (hoofdpijn, aangezichtspijn, rugpijn, chronische pijn, artritis, astma, verslaving). Hun hoofduitkomst was dat hoe beter het onderzoek, des minder het resultaat. Ze concludeerden: ‘Acupunctuur is waarschijnlijk een tot in het onzinnige uitgebreide theorie die gefundeerd is op het verschijnsel dat mensen met kiespijn hieraan kortdurend iets minder aandacht schenken, als men hen met een hamer op de duim slaat.’ (2)
Mooier en bondiger is het eigenlijk niet te zeggen.
Noten
1.[4 februari 2011] Deze passage is gewijzigd. Over Soulié wordt wel beweerd dat hij eerder naar China ging en al heel veel Chinees had geleerd, maar zie het commentaar hieronder van 4 februari 2011.
2. Riet, G. ter, J. Kleijnen en P. Knipschild, ‘Nawoord en aanbevelingen’, Huisarts en Wetenschap 1989, vol. 32, p. 308-12.
Oorspronkelijk was dit artikel gepubliceerd op het (oude) Skepsis-blog en bestond de mogelijkheid om daaronder in discussie te gaan, waar geregeld uitvoerig gebruik van werd gemaakt. De discussie onder dit bericht kan de geïnteresseerde teruglezen in deze pdf (17 pagina’s).