Opereren met een ijspriem
De lobotomie van dokter Freeman
door Dirk Koppenaal
Processen in de hersenen bepalen ons gedrag. Psychologische stoornissen ontstaan wanneer die processen verstoord raken. Verschillende vormen van psychotherapie kunnen dan uitkomst bieden. Lobotomie werd als een grote vernieuwing binnengehaald, maar als barbaarse ingreep uitgespuugd.
Op tal van plaatsen in de wereld zijn oude schedels met boorgaten gevonden. Voor de oermens was het duidelijk, om een bezeten iemand te genezen moest je de kwade geesten uit het hoofd laten ontsnappen.
Op een medische bijeenkomst in Berlijn (1889) neemt de onbekende Zwitserse psychiater Gottlieb Burckhardt het woord. Het is knap dat Burckhardt spreektijd gekregen heeft, want op het pretentieuze congres zijn de beroemdste psychiaters uit die tijd aanwezig, zoals Victor Horsley, die de uitkomsten van 44 hersenoperaties presenteert, waarvan tien met dodelijke afloop. Als Burckhardt vertelt hoe hij bij zes patiënten hersenweefsel heeft weggenomen om ze ‘normaal’ te maken, is het publiek verbijsterd. Men vraagt zich openlijk af hoe iemand met een medisch diploma zulke dwaasheid kan uitvoeren. (3, 4, 5)
In de tijd van Burckhardt is er nog geen scheiding tussen neurologie en psychologie en heerst de gedachte dat de hersenen gedrag, en dus ook stoornissen, bepalen. Zo ontdekt Paul Pierre Broca (1861) aan de hand van een zieke patiënt het spraakcentrum, vermeldt Bernard Luys (1865) een hersengebiedje dat schuldig is aan de hallucinaties bij de ziekte van Parkinson en bewijst Alois Alzheimer (1905) dat een specifieke vorm van dementie een neurologische basis heeft. Burckhardt, directeur van een kleine psychiatrische kliniek, is zeer belezen. Hij kent het werk van Broca en tijdgenoten, en schrijft zelfs een boek over dit onderwerp: Der Physiologische Diagnostik Der Nervenkrankheiten (1875). Burckhardt is ook zeer onder de indruk van de experimenten van Friedrich Goltz, die laat zien dat honden agressief worden als hij de hele neocortex verwijdert, en mak als hij alleen de zijkanten van de hersenschors weghaalt. Burckhardt vermoedt dat hersendelen eigen functies hebben en met elkaar communiceerden. Mentale problemen ontstaan door fouten in de hersenstructuur en correctie van die verkeerde anatomische verbindingen moet leiden tot herstel van de patiënt. (4)
Burckhardts patiënten zijn schizofreen en agressief. Hij opereert ze meerdere malen, omdat hij niet tevreden is over de vooruitgang. Telkens haalt hij een paar gram hersenschorsweefsel in de buurt van de slaap weg. Slechts twee patiënten hebben geen complicaties, een wordt doof, een kan nauwelijks meer spreken, een overlijdt kort na de operatie, en een wordt epileptisch en verdrinkt. Door de zware kritiek die hij tijdens het congres te verduren krijgt, stopt hij met zijn operaties. Hoewel er door latere neurochirurgen regelmatig naar zijn werk wordt verwezen, wil niemand in zijn voetsporen treden. Een van zijn grootste critici is de Estlander Ludovicus Puusepp, die op die momenten vergeet te melden dat hij zelf, waarschijnlijk als enige navolger van Burckhardt, in 1912 drie compleet mislukte operaties op manisch-depressieve patiënten uitvoerde. (4)
Een Portugese held
Het neurowetenschappelijk onderzoek stond niet stil. John Farquhar Fulton, ook bekend van de introductie van penicilline in de VS, doet begin jaren 1930 onderzoek naar de functie van de hersenschors bij apen. Hij traint twee chimpansees en merkt dat de dieren driftig worden als ze geen beloning krijgen. Nadat ze de oefeningen goed kennen, wordt een stukje van het voorste deel van de hersenschors weggehaald. De operatie blijkt geen nadelige invloed te hebben op hun prestaties. Ze zijn alleen wat rustiger geworden en winden zich niet meer op als ze niet beloond worden. Fulton presenteert zijn onderzoek tijdens een internationaal neurologische congres in Londen (1935). In de zaal zitten twee sleutelfiguren, die behoorlijk onder de indruk zijn: Egas Moniz en Walter Freeman. (3)
Egas Moniz wordt in 1874 geboren als Antonio Caetano de Abreu Freire. Zijn peetvader noemt hem Egas Moniz naar een Portugese held die in de 12de eeuw het verzet tegen de Moren leidde. Behalve een korte politieke carrière (hij is minister van buitenlandse zaken van 1918 tot 1919), is Moniz vooral een briljante neurowetenschapper. Hij is de eerste die een angiogram van het brein maakt om de bloeddoorstroming in de hersenen af te beelden, onderzoek dat hem zijn eerste Nobelprijsnominatie oplevert (1928).
Begin 1930 onderzoekt Moniz of psychische problemen het gevolg zijn van foute verbindingen tussen zenuwcellen. Hij meent dat synapsen de ‘fundamentele organen’ van onze gedachten zijn. Door gedachtepatronen zouden zenuwcellen actief verbindingen aangaan met buurcellen. Moniz betrekt hierbij het onderzoek van Pavlov en stelt dat door geconditioneerde reflexen onzichtbare synaptische circuits worden gevormd. Op dezelfde manier leiden obsessieve gedachten tot abnormale, herhalende of overactieve circuits. Het verbreken van deze foute circuits moet de patiënt bevrijden van zijn dwangmatig gedrag. Volgens Moniz staat de frontale cortex in nauwe relatie met de psyche en is daarom de aangewezen locatie voor een chirurgische ingreep. Moniz baseert dit op het eerder genoemde onderzoek van Fulton. Hij kent bovendien soortgelijke resultaten bij mensen, die door beschadiging van de frontale cortex veel rustiger werden.
Moniz mag zelf niet opereren, want hij is daar niet voor opgeleid. Zijn handen zijn bovendien vervormd door jicht. Daarom vraagt hij de neurochirurg Pedro Almeida Lima hem te assisteren. Bij de eerste 20 operaties proberen Moniz en Lima de circuits te vernietigen met alcoholinjecties, later gebruiken ze een leukotoom. De leukotoom is een 11 cm lange en 2 mm dikke holle buis met een uitschuifbare lus aan het eind. Tijdens een operatie wordt het leukotoom op verschillende dieptes rondgedraaid. (2)
In maart 1936 presenteert Moniz de resultaten van de eerste 20 operaties in Parijs. Daar waar hij tien jaar eerder met de angiografie een wetenschappelijke triomf behaalde, stond hem nu een andere reactie van het publiek te wachten. Net als bij Burckhardt, wordt zijn betoog koel, haast vijandig ontvangen. Moniz noemt grote successen: zeven patiënten zijn genezen, zeven hersteld en zes onveranderd. Anders dan Burckhardt, spreekt hij over genezing en een veilige ingreep. Blijkbaar was zijn betoog niet louter aan dovemansoren gericht, want psychiaters pakken de techniek op en binnen een jaar wordt leukotomie al in verschillende landen enthousiast toegepast.
Niet iedereen is er blij mee: in 1939 wordt Moniz neergeschoten door een ontevreden patiënt en belandt hij halfverlamd in een rolstoel. In 1949 krijgt hij niettemin de Nobelprijs voor geneeskunde, dankzij ‘de ontdekking van de therapeutische waarde van prefrontale leukotomie bij zekere psychosen’. Moniz stierf in 1955, net voordat zijn procedure in diskrediet raakte. Samen met Lima heeft hij circa 100 patiënten geopereerd.
Er is direct al zware kritiek op de toekenning van de Nobelprijs aan Moniz. Men verwijt hem een haastklus en oneerlijkheid over de uitkomsten. Terwijl zijn onderzoek naar de hersenangiografie jaren van voorbereiding vergde en voorbeeldig was vastgelegd, rapporteerde hij de resultaten van zijn nieuwe methode al na vier weken. Er zijn volgens hem slechts kortdurende bijwerkingen. Hij noemt koorts en misselijkheid, en ernstige psychologische effecten, zoals apathie, verwarring en obsessief hongergedrag. Bijwerkingen waarvan men eigenlijk niet mag verwachten dat ze zo tijdelijk zijn. Moniz neemt geen problemen met intelligentie en geheugen waar, maar het is altijd onduidelijk gebleven waarop hij die conclusie heeft gebaseerd. Hij beschrijft geen psychologische testen en vertelt niet hoelang hij de patiënten volgde.
Ook zijn operatietechniek lag onder vuur. De chirurg opereerde op het oog; stereotactische lobotomie wordt pas in de jaren 1950 toegepast. Het is ook vreemd dat de uitstekende wetenschapper die Moniz ooit was, zich niet druk leek te maken over het feit dat zijn synapsenhypothese niet falsifieerbaar was. Zonder toetsbare criteria was leukotomie in feite niet meer dan een probeersel, en werd het aan de psychiaters overgelaten om op gevoel te oordelen of het goed of slecht was. (4)
Lobotomie
De schattingen over het aantal uitgevoerde lobotomieoperaties lopen uiteen van 30.000 tot meer dan 60.000. Met name over het aantal operaties dat in de VS is uitgevoerd, bestaan grote twijfels: waren het er 18.000, zoals officiële cijfers zeggen of meer dan 50.000? Het enorme aantal is toe te schrijven aan één man: Walter Jackson Freeman II (1895-1972). (6)
Freeman ‘weet’ dat hij geboren is voor grootse daden. Als kind kijkt hij op naar zijn grootvader, William Keen (1837-1932), de eerste neurochirurg in de VS. Keen behandelde president Franklin D. Roosevelt toen deze verlamd raakte door polio en zag zes andere Amerikaanse presidenten. Hij verwijderde als eerste een hersentumor (van een levende patiënt) en was een goede ‘showman’, die optrad voor volle zalen om zijn operatiekunsten te vertonen. Ook Freemans vader was een bekend dokter. Tijdens zijn studie specialiseert Freeman zich in de neurologie en psychologie.
Via zijn grootvader krijgt hij een betrekking als patholoog en neuroloog in het ziekenhuis van de George Washington Universiteit. Daarnaast behandelt hij patiënten privé. Het ziekenhuis is een van de grootste ‘dumpplekken’ voor mensen met gedragsstoornissen in de VS. Eenmaal in zo’n ziekenhuis is de kans op ontslag klein. De ziekenhuizen zijn volgepropt met mensen die hun ontlasting op muren smeren, hun kleren van het lijf scheuren, gillen en schreeuwen, of juist de hele dag in een hoekje op de grond zitten, en dat de rest van hun leven.
Freeman wil wanhopig wat aan deze mensonwaardige situatie doen, en snel! Hij introduceert de insulineshocktherapie en ECT (zie ‘Elektroconvulsietherapie – Schokkend of miskend?‘), en bestudeert dag en nacht hersenen van overleden patiënten om de oorzaak van hun stoornissen te vinden. Als hij op het punt staat de moed op te geven, krijgt hij de presentatie van Moniz onder ogen. Terwijl veel artsen grote ethische bezwaren hadden tegen de leukotomie van Moniz, ziet Freeman alleen maar de doorbraak waar hij in zijn academisch leven steeds naar heeft gezocht: persoonlijk succes en een betere toekomst voor de patiënten. Freeman, die geen vergunning heeft om hersenoperaties uit te voeren, haalt zijn collega James Watts over om als neurochirurg met hem samen te werken.
Hoewel het om een riskante en radicale operatie ging, hield niets of niemand Freeman tegen: geen overheid, geen medische beroepsgroep, geen patiënten, geen administratieve rompslomp. Veel patiënten beschouwden dokters als medische goden; zij en hun familie gaven zonder verdere uitleg toestemming voor iedere ingreep. Zo ook Freemans eerste proefpersoon, Alice Hammatt, die zich meer zorgen maakt over haar haardos, dan over wat eronder zit. Freeman en Watts kiezen aanvankelijk patiënten die aan ernstige vormen van depressie lijden, omdat Moniz daarmee de beste resultaten had geboekt. De 63-jarige Alice Hammatt lijdt aan driftbuien, depressie en slapeloosheid. In september 1936 boort Watts zes gaten in haar schedel en terwijl Freeman op een stoel aanwijzingen geeft, brengt Watts met een leukotoom de laesies aan. Hierbij gaat Freeman al direct verder dan Moniz. Terwijl Moniz stukjes weefsel in de frontale cortex liet vernietigen, vraagt Freeman aan Watts om de zenuwbanen van de cortex naar een diepgelegen hersengedeelte, de thalamus, door te snijden. Freeman houdt er namelijk een heel andere theorie op na dan Moniz. Hij meent dat de thalamus de zetel van emoties is en de thalamus zou emotionele gevoelens, zoals depressie, agressie, slapeloosheid of zelfmoordneigingen, overbrengen naar de hersenschors. De vier uur durende operatie is een succes; Mrs. Hammatt gaat weer met plezier naar het theater en leeft nog (vijf jaar) lang en gelukkig.
Aangemoedigd door hun eerste succes rekruteren Freeman en Watts patiënten uit Freemans privékliniek. In november 1936 presenteren ze de resultaten van hun eerste zes operaties aan de Baltimore Medical Association. Freeman gebruikt hier voor het eerst de term lobotomie. Destijds waren wetenschappers gewend om niet publiekelijk kritiek te leveren op collega’s. Men deed dat in persoonlijke gesprekken of besloten bijeenkomsten. Freeman verwachtte flinke weerstand van de leden, maar zette hen bij voorbaat buitenspel door van tevoren een nieuwsverslag naar de pers te sturen. Daarin prees hij lobotomie aan als de ‘grootste chirurgische vernieuwing van deze generatie’. De leden van de medische vereniging bleven zeer kritisch, al hield Freeman hen voor dat lobotomie alleen als laatste redmiddel zou worden toegepast.
Het tij keert als Adolf Meyer, een van de meest vooraanstaande psychiaters in de VS, aangeeft dat hij wel wat ziet in de lobotomie. Dankzij de lovende persberichten en de steun van Meyer kunnen Freeman en Watts hun ‘laatste redmiddel’ ongestoord blijven inzetten. Ze verleggen hun doelgroep steeds meer van depressieve probleemgevallen naar lastige, schizofrene patiënten, hoewel Moniz had laten zien dat de ingreep bij hen juist van weinig nut was.
Aanvankelijk heeft men de indruk dat alle operaties succesvol zijn, maar na een maand of drie lijkt het effect weg te ebben. Freeman en Watts opereren de patiënten een tweede en soms zelfs een derde maal. Ze realiseren zich dat ze hun techniek moeten verbeteren en beginnen te opereren op verdoofde, wakkere patiënten. Terwijl Freeman de patiënten simpele opdrachten geeft, snijdt Watts hersenbanen door. Na een tiental patiënten verklaart Freeman dat de procedure goed werkt. Hij erkent dat er soms wel bijwerkingen zijn. Helaas zijn die niet zo onschuldig: sommige patiënten gaan zich als kinderen gedragen of worden apathisch, andere krijgen een ontembare eetlust of moeten weer leren naar het toilet te gaan, Maar Freemans definitie van succes is een simpele: ‘de patiënt is niet meer lastig’. (6)
In 1941 krijgt Freeman een onverwachte oproep. Joseph Kennedy is bang dat het gedrag van dochter Rosemary de politieke carrières van zonen John en Robert zal schaden. Rosemary kan heel slecht leren. Op haar 21ste wordt ze naar een Engelse kloosterschool gestuurd, maar daar wordt ze steeds opstandiger. Ze heeft driftbuien en sluipt ’s avonds stiekem naar buiten. Vader Kennedy wil voorkomen dat een seksueel schandaal de familie zal treffen en vraagt Freeman om een lobotomie op zijn 23-jarige dochter uit te voeren. Rosemary is Freemans 66ste patiënt en de lobotomie loopt uit op een faliekante mislukking. Rosemary loopt zoveel hersenletsel op dat ze nauwelijks meer kan spreken, incontinent wordt en voor de rest van haar leven verzorging nodig heeft.
Handig kunstje
Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog komen tienduizenden zwaar getraumatiseerde soldaten terug van het front en de overvolle inrichtingen raken nog voller. Overtuigd van het succes van lobotomie, zoekt Freeman naar een snellere, eenvoudigere operatietechniek. Hij stuit hierbij op een methode van de Italiaanse psychiater Amarro Fiamberti, die in 1937 beschrijft hoe hij via de oogkas een laesie in de hersenen aanbrengt. Freeman pakt een ijspriem uit zijn keukenla en begint te oefenen op grapefruits en later op kadavers. In 1945 voert hij de eerste transorbitale lobotomie uit. De ingreep duurt nog maar een paar minuten: de patiënt wordt met een elektroshock bewusteloos gemaakt en met een hamer wordt de ijspriem door de oogkas zo’n zeven centimeters diep de hersenen ingeslagen, waarna hij als een ruitenwisser heen en weer wordt bewogen. Er zijn geen dure operatiekamers meer nodig, lobotomie kan overal worden uitgevoerd.
Als Watts in maart 1946 het kantoortje binnenloopt dat hij met Freeman deelt, ziet hij zijn collega, gebogen over een patiënt, die twee pennen in zijn oogkassen heeft. ‘Jim, kun jij de pennen vasthouden terwijl ik een foto maak?’, vraagt Freeman. Maar Watts zegt niets en draait zich om. Vanaf die dag hebben de mannen verschillende kantoorruimtes. Watts beschouwt transorbitale lobotomie als een ingrijpende operatie, die zorvuldig moet worden uitgevoerd. Freeman gebruikt het daarentegen als een handig kunstje om lastige patiënten rustig te maken; of zoals hijzelf stelt: ‘Iedere verdomde gek, zelfs een ziekenhuispsychiater kan het in een middag leren.’ Freeman leert het met genoegen aan iedereen. Hij vindt het vermakelijk als er tijdens zijn voorstelling toeschouwers flauwvallen. Voor de variatie verricht hij de operatie soms met zijn linkerhand of gebruikt hij een timmermanshamer. Soms stopt hij even om foto’s te maken.
Met een mobiel elektroshockapparaat in zijn auto trekt Freeman van kliniek naar kliniek. Hij opereert vaak zonder dat patiënten, familie of de behandelende psychiater vooraf op de hoogte zijn gebracht. Tijdens een van de sessies sterven er drie patiënten. Bij een glijdt de ijspin weg wanneer Freeman een foto van de patiënt wil maken. Maar de dokter zit daar niet mee. Hij trekt al dezelfde dag weer verder, naar een volgende demonstratie. En hij is niet de enige die het handwerk beoefent; een van de door hem opgeleide psychiaters deed soms wel 75 ingrepen op een dag. Freeman ziet alleen maar positieve resultaten, geen mislukkingen. Hij ziet zichzelf als de ‘lobotomist’, de man die patiënten redt. (6)
In 1954 doet een nieuw geneesmiddel zijn intrede, chloorpromazine. Om het middel beter te verkopen wordt het op de markt gebracht als ‘chemische lobotomie’. Nu er een goed en patiëntvriendelijk alternatief is, keert de medische gemeenschap zich tegen lobotomie. Voor Freeman is geen plaats meer aan de George Washington Universiteit. Hij wil de lobotomie echter niet opgeven, want zonder dit specialisme is hij niemand. De hersendokter verhuist naar Los Altos, een stadje net ten zuiden van San Francisco, om daar ver weg van alle verwijten, een privékliniek te beginnen en lobotomie een nieuw leven in te blazen. Depressieve huisvrouwen, hyperactieve kinderen, Freeman kent de snelste oplossing om ze weer gelukkig te maken of in het gareel te brengen.
In 1960 is Howard Dully 12 jaar oud als hij met zijn stiefmoeder bij Freeman komt. Howards moeder is gestorven en hij kan slecht opschieten met zijn stiefmoeder. Howard gedraagt zich rebels, ongehoorzaam, soms zelfs agressief. Freeman onderzoekt Howard een aantal malen, concludeert dat de jongen niet gebaat is met psychotherapie en adviseert een lobotomie. Howards vader gaat akkoord en twee weken later ondergaat de 12-jarige jongen zonder dat hij er iets van begrijpt, een lobotomie. Na een triest leven vol mislukkingen, gaat hij in 2005 op zoek naar wat er toch vroeger met hem is gebeurd en schrijft er een boek over: My lobotomy.
Kerstkaarten
Terwijl Freeman hoog opgeeft over zijn successen en geen mislukkingen wil kennen, bleek al in 1948 uit een onderzoek naar zijn eerste 20 patiënten, dat de successen erg tegenvielen. Van de nog levende patiënten functioneerde de helft redelijk, maar de andere helft had verzorging nodig. Volgens een studie naar 1000 gevallen, die een jaar eerder werd uitgevoerd, kon slechts een op de drie patiënten naar huis, al werd ook bij de helft van de overblijvers enige verbetering geconstateerd.
Nauwkeurige cijfers over het effect van lobotomie zijn niet bekend. Sommige studies geven een verbetering aan na lobotomie, andere niet. Vaak bepaalde de chirurg of iemand hersteld of verbeterd was. Bovendien kreeg een lobotomiepatiënt wat meer aandacht en verzorging na de ingreep, waardoor hij sowieso enigszins opknapte. (1, 2) Volgens schattingen leed twee derde van alle patiënten aan schizofrenie, wat geen primaire indicatie was voor lobotomie. Dat blijkt ook uit later onderzoek waarbij groepen patiënten die voor een lobotomie in aanmerking waren gekomen, werden vergeleken met onbehandelde controlegroepen. Beide groepen scoorden gelijk op psychologische testen, maar de lobotomiegroep had wel alle bijwerkingen die met de ingreep gepaard gingen.
Hoe kon het gebeuren dat Freeman zo lang door kon gaan met zijn monsterlijke operaties? Hoe kon het gebeuren dat de medische wereld niet ingreep? Het is toch onmogelijk dat een methode die de hersenen ernstig beschadigt, de patiënt geneest. Of zoals een criticus van Freeman aangaf, ‘lobotomie is net zo subtiel als een kogel door je kop’. Er zijn veel oorzaken te noemen. De klinieken zaten overvol en niemand had een alternatief. Doktersethiek weerhield artsen ervan openlijk kritiek uit te oefenen, terwijl Freeman zelf de media bespeelde met succesverhalen. Maar hij gaf veel mensen ook hoop. Veel patiënten en hun familie vermoedden misschien wel dat ze niet zouden genezen, maar er was de hoop om uit een diepe put van ellende te komen. Ondanks alle bijwerkingen bleken veel mensen toch dankbaar. Toen Freeman weer eens zware kritiek van collega’s te verduren kreeg, pakte hij een doos en draaide die om. Op tafel lagen honderden kerstkaarten van dankbare patiënten. ‘En’, vroeg Freeman, ‘hoeveel kaarten hebben jullie gekregen?’.
In 1967 opereert de 71-jarige Freeman zijn laatste patiënt. Wanneer deze overlijdt, besluit hij voorgoed te stoppen. Hij heeft dan meer dan 2900 ingrepen verricht, soms wel 25 op een dag. Zijn jongste patiëntje was vier jaar oud en zou schizofreen geweest zijn. Na zijn pensionering reist Freeman het land door om oud-patiënten te bezoeken. Bij hen zoekt hij steun en de bevestiging dat hij een goede zaak heeft gediend. Hij sterft in 1972, beroemder dan zijn grootvader Keen.
Het verhaal over lobotomie vult een inktzwarte bladzijde in de medische geschiedenis. Het toont aan hoe kwetsbaar de gezondheidszorg is als deze zich inlaat met hoopgevende, niet-gevalideerde methodes. Het lijkt ondenkbaar dat de reguliere geneeskunde zich vandaag de dag opnieuw met zo’n destructieve ingreep zou willen associëren. Lobotomie had geen theoretische basis en werd slechts op de werkvloer beoordeeld door haar uitvoerders, die mislukkingen negeerden en zich al helemaal niet bekommerden om langetermijneffecten. De lobotomisten kregen wel veel meer dank dan hun reguliere collega’s, maar die dank was gebaseerd op valse hoop, niet op objectieve resultaten.
Naschrift
Bij sommige patiënten met obsessief-compulsieve stoornissen, ook bekend als angst- of dwangneuroses, wordt een aangepaste vorm van lobotomie toegepast. Het doelgebied is niet langer de frontale cortex, maar delen van het limbisch systeem, zoals de amygdala en hippocampus. Weefsel wordt door nauwkeurig, stereotactische geplaatste elektrodes weggebrand. Vanaf 1993 wordt ook geëxperimenteerd met diepe hersenstimulatie (deep brain stimulation, DBS). Elektrodes worden in de hersenen geplaatst die met 130 Hz zenuwcellen stimuleren. De procedure, die niet genezend is, blijkt zeer effectief in het remmen van de motorische verschijnselen van de ziekte van Parkinson.
Bronnen
1. Andrade P, Noblesse LH, Temel Y, Ackermans L, Lim LW, Steinbusch HW, Visser-Vandewalle V. (2010). Neurostimulatory and ablative treatment options in major depressive disorder: a systematic review. Acta Neurochir (Wien), 152, 565-577.
2. Gostin LO. (1980). Ethical considerations of psychosurgery: the unhappy legacy of the pre-frontal lobotomy. J Med Ethics., 6, 149-54.
3. Heller AC, Amar AP, Liu CY, Apuzzo ML. (2006). Surgery of the mind and mood: a mosaic of issues in time and evolution. Neurosurgery, 59, 720-733.
4. Kotowicz Z. (2005). Gottlieb Burckhardt and Egas Moniz – Two Beginnings of Psychosurgery. Gesnerus, 62, 77–101
5. Manjila S, Rengachary S, Xavier AR, Parker B, Guthikonda M. (2008), Modern psychosurgery before Egas Moniz: a tribute to Gottlieb Burckhardt. Neurosurg Focus, 25, 1-4.
6. The Lobotomist (2008). Transcript: www.pbs.org/wgbh/
americanexperience/features/transcript/lobotomist-transcript/