door Jan Willem Nienhuys – 16/01/2015
Traditionele Chinese Geneeskunde is een politieke schepping van Mao Zedung, die er wel voor uitkeek zichzelf daarvan te bedienen. De acupunctuur met dunne stalen naalden is een twintigste-eeuwse schepping. Eerder was nevenstaand bestek in gebruik. Het middelste mes is ongeveer zo groot als als een ontbijtmes. Het gebruik van acupunctuur voor pijnbestrijding begon pas in de Culturele Revolutie. De Chinese kruidengeneeskunde loopt ruim twee eeuwen achter. Rond 1900 was de Chinese geneeskunde een armzalig allegaartje van dom bijgeloof en wrede behandelwijzen. Kennis van anatomie was afwezig en had ook nooit bestaan. De geringe medische kennis van degenen die zich dokter noemden weerspiegelde zich in een zo mogelijk nog grotere onkunde onder de bevolking.
Traditioneel was er geen artsopleiding in China. Vanaf de tijd dat de Mongolen verjaagd werden uit China (1368, begin van de Ming-dynastie) was het onderwijs er uitsluitend gericht op neoconfucianisme: confucianisme met een religieus sausje bestaande uit kosmologische filosofieën over het hoogste principe en de interactie van ying en yang, die werden beschouwd als een soort Theorie van Alles: elk maatschappelijk of filosofisch probleem dacht men ermee te kunnen oplossen. Er waren wel dokters, maar er was geen echte opleiding.
Zo was er de kinderarts Wan Quan (1495–1585), beter bekend onder de naam Wan Mizhai (萬密齋, afbeelding) die in 1549 een toen gangbare methode van bescherming tegen pokken beschreef, namelijk variolatie. Daarbij werd gedroogde smetstof van mensenpokken in de neus aangebracht. Mogelijk is deze methode of een variant ervan later in Turkije terecht gekomen, van waaruit ze door Lady Montagu naar Engeland werd gebracht in 1721. Wan Quan schreef ook dat het nuttig is dat kinderen veel frisse lucht en zonlicht krijgen – een inzicht dat in de westerse geneeskunde nog lang op zich zou laten wachten.
Een andere eervolle vermelding in de geschiedenis van de geneeskunde is de Chinese ontdekking dat beriberi een gebreksziekte is. De arts Zhang Zhongjing (張仲景, 150-219, afbeelding rechts) schreef een boek waarin hij uitlegde hoe men diverse gebreksziekten door dieet kan genezen, en in 1330 beschreef de Mongoolse hofdiëtist en arts Hu Sihui diëten waarmee verschillende vormen van beriberi genezen kunnen worden. In 1890 werd ontdekt door Gerrit Grijns en Christiaan Eijkman dat beriberi een gebreksziekte is. Hoewel Eijkman zelf nog ongeveer een kwart eeuw bleef geloven dat de zilvervliesjes van rijst een stof bevatten die de beriberibacterie doodt, kreeg hij (en niet de voormalige assistent en inmiddels hoogleraar Grijns) in 1929, na de isolering van vitamine B1 (thiamine) door Donath en Jansen, de Nobelprijs voor de inzichten van Hu en Grijns.
De traditionele Chinese geneeskunde berustte hoofdzakelijk op het gebruik van kruiden, zonder enige systematisch gefundeerde kennis. De farmacologie van kruiden in het Westen was tot circa 1800 niet veel beter. Die begon eigenlijk met William Withering, toen die in 1775 een mengsel van twintig kruiden van een kruidenvrouwtje bestudeerde. Het mengsel zou werken tegen oedeem. Het kostte hem tien jaar onderzoek om na te gaan dat er maar één werkzaam kruid bij was (vingerhoedskruid of digitalis), en ook om na te gaan voor welke patiënten het geschikt was. Pas lang na hem werd ontdekt dat het werkt op het hart. Als het hart beter werkt, gaat het oedeem weg. Een dergelijke wetenschappelijke studie was natuurlijk ver boven de pet van Chinese genezers.
Het volgende fragment komt uit een boek getiteld Thirty years in Moukden 1883-1913: Being the experiences and recollections of Dugald Christie. Christie was arts, een medische zendeling van de United Presbyterian Church of Scotland.
Mukden heet tegenwoordig Shenyang, een provinciehoofdstad die tegenwoordig 6-8 miljoen inwoners telt (afhankelijk van hoe men telt), maar toen slechts ongeveer 200.000. De stad ligt op ongeveer 600 kilometer ten noordoosten van Peking, op de breedtegraad van Rome. Vanwege het landklimaat is het er ’s winters gemiddeld een graad of tien kouder dan bij ons en ’s zomers bijna tien graden warmer. Het was toen de hoofdstad van Mantsjoerije, het thuisland van de heersende Mantsjoes.
Het fragment begint op pagina 33 (de link geeft het orgineel). Het fragment geeft een levendig beeld van de geneeskunde zoals die in 1900 al eeuwen echt werd beoefend in China. De beschrijving maakt ook duidelijk waarom acupunctuur bij hofartsen impopulair was, en in feite al in 1822 officieel verboden – voor hofartsen. Geen enkele arts durfde het risico te nemen dat zijn keizerlijke patiënt onder zijn handen dood zou gaan door een ongelukkig uitgevoerde acupunctuurbehandeling.
Tegenwoordig hebben Chinezen een uiterst vaag en onnauwkeurig idee over de plaats en functie van diverse interne organen, en moderne Chinese artsen geven toe dat ze helemaal niets weten van heelkunde. Ze kunnen een bloedvat niet afbinden, noch een vinger amputeren of zelfs maar de eenvoudigste operatie verrichten.
De enige soort gangbare behandeling die men chirurgisch zou kunnen noemen, is acu-puncture. Deze wordt toegepast voor alle aandoeningen. De naalden zijn er in negen vormen. Ze worden vaak roodgloeiend toegepast, en worden ook vaak dagenlang in het lichaam gelaten. De beoefenaren hebben geen praktisch benul van anatomie, en steken de naalden vaak in grote bloedvaten of belangrijke organen, wat soms onmiddellijk tot de dood leidt. Zo werd een klein kind naar [onze kliniek] gebracht. Het was een zielig gezicht. De dokter had de ouders verteld dat er een overmaat aan vuur in het kind was, en dat hij dat eruit moest laten met koude naalden. Hij had deze op diverse plaatsen diep in de buik gestoken. Het arme kind stierf korte tijd later. Om cholera te behandelen steekt men naalden in de arm. Voor sommige kinderziekten, speciaal stuipen, worden de naalden onder de nagels gestoken. Voor oogziekten steekt men de naalden vaak in de rug tussen de schouderbladen, vele centimeters diep. Wij hebben patiënten gezien die bij ons kwamen, bij wie grote lappen vel op hun rug loslieten omdat ze op deze manier behandeld waren met instrumenten die niet bepaald schoon waren.
Een andere zeer schadelijke behandelingsmethode is met een zwarte harspleister. Die wordt algemeen gebruikt voor allerlei soorten pijn, kneuzingen, wonden en zweren. Als een klein puistje of abces verschijnt, wordt er meteen een pleister opgeplakt dat de vrije afvoer belemmert. Het resultaat is vaak een ernstige ziekte. In feite is bijna elke aandoening van botten of gewrichten die wij zien verergerd, zo niet veroorzaakt door deze dodelijke pleisters. Toch hebben de Chinezen er een onbegrensd geloof in.
Zo werd een jongen van negen bij ons binnengebracht in een mand. Toen het pleister dat een been helemaal bedekte werd verwijderd kon je de stank bijna horen, zoals de Chinezen zeggen. Een groot deel van het scheenbeen lag tamelijk bloot en stak uit. Zijn moeder zei dat hij geen andere behandeling gehad had dan dit pleister. Het was vijftien maanden voor het eerst aangebracht op een zere plek ontstaan door een val. Het joch was nu uitgeteerd, met een zwakke snelle pols en een erge hoest, en het zag er naar uit dat hij snel zou sterven. We namen hem op in het ziekenhuis, behandelden het been op een rationele manier, en na een paar dagen haalden we het aangetaste bot helemaal weg. Een maand later liep hij alweer rond, blozend, sterk en vrolijk, en was met groot enthousiasme bezig met leren lezen en hymnen zingen. Dit soort gevallen was heel gewoon in onze kliniek.
Als er waar dan ook een open wond is, doen de plaatselijke dokters er vaak een bijtend middel in, wat veel ellende veroorzaakt. Zo had een jonge man opgezwollen lymfeklieren in de hals, dat komt in deze streken vaak voor. Er had zich een abces gevormd en dat was opengebarsten. Daar was een bijtende stof op gedaan. Hij kwam bij ons en had heel veel pijn. Ik ontdekte dat de bijtende stof zich onder de spieren door had verspreid, en dieper naar binnen een ernstige ontsteking had veroorzaakt. Door een deel weg te snijden en de substantie te verwijderen kon hulp geboden worden.
Iedereen die daar zin in heeft kan geneeskunde gaan beoefenen, en aangezien zelfs de meest beroemde en geleerde dokters niets weten van de structuur van gewrichten, hebben patiënten vaak veel van ze te lijden. Een kleine jongen had op een dag bij het spelen zijn been verdraaid. Hij klaagde over pijn, maar hij kon nog wel hinkend lopen. In het dorp was geen dokter. De ene na de andere oude vrouw werd geraadpleegd, maar ondanks al hun wrijven en kneden bleef de pijn. Daarom werd hij naar een bekende dokter in Mukden gebracht. Deze man trok en draaide met groot geweld aan het been tot de jongen het uitgilde van de pijn. Tot aan dit ogenblik kon hij nog wel lopen, maar daarna kon hij niet eens staan en het been was verbogen en ook korter. Drie weken later kwam hij naar ons. Zijn heup was gezwollen en zo pijnlijk dat dat onderzoek onmogelijk was zonder chloroform. We ontdekten dat het gewricht uit de kom was, ongetwijfeld als resultaat van de heroïsche behandeling dat het had ondergaan. Het kon snel worden teruggezet, en het jongetje was snel weer helemaal in orde.
Op een dag verwijderde ik een een stuk bot uit een ernstige schotwond, en tot mijn verbazing kwam er een hoeveelheid zuiver kwik uit de wond.
‘Dat is de gesmolten kogel’, zei de patiënt.
Chinese dokters doen geen enkele moeite om kogels uit wonden te halen, maar vaak doen ze dan kwik in de wond en zeggen dan dat die het lood zal smelten. Ze kunnen dit de patiënten makkelijk laten geloven.
Bij zoveel schadelijks hebben de Chinezen ook wel onschuldige en nuttige methoden. Ze passen vaak massage toe, niet op een wetenschappelijke manier, maar wel intelligent en tot groot voordeel. Ze beseffen ook de waarde van contra-irritatie, dat wordt zelfs overgewaardeerd. Er is een enigszins merkwaardige methode in zwang. De huid wordt samengeknepen en dan herhaaldelijk scherp gedraaid tussen de vingers of knokkels, of met twee stukje hout of koperen munten, totdat er een blauwe plek ontstaat. Ook koppenzetten is gangbaar. Men ziet voortdurend mensen rondlopen met ronde verkleurde plekken op het voorhoofd.
‘Wat is er aan de hand?’ vraag je dan eerst bezorgd. Maar dan is onvermijdelijk het verbaasde antwoord:
‘Ik had hoofdpijn, dat is alles.’
Allerhande soort trekpleisters worden er in grote hoeveelheden toegepast en er worden ook echte brandijzers gebruikt. Allerwegen vindt men zweten heel goed bij ziekte en men geeft middelen om het transpireren te bevorderen zonder er een dokter bij te roepen.
Onder hun nuttige medicijnen zijn bevinden zich rabarber, gentiaan, braaknoot, kalomel [kwik(I)chloride], Epsom-zout [magnesiumsulfaat] enzovoorts. Men begrijpt echter weinig van de werking van geneesmiddelen op het lichaam.
Vaccinatie [tegen pokken] is van betrekkelijk moderne datum. Tot voor kort gebruikte men de methode waarbij de smetstof in de neus werd geblazen, maar dat had een erg onzeker effect, en nu gebruikt men de buitenlandse methode.
Het meeste waardevolle dat de Chinezen bezitten om beter te worden is hun wonderbaarlijke gestel. Men ziet primaire wondgenezing onder omstandigheden die dodelijk zouden zijn voor Europeanen. Zo werd bij een vrouw een borst verwijderd wegens kanker, daarna werd ze in een lage rokerige ruimte van vijf bij drie meter gelegd, samen met haar begeleidster, drie andere patiënten en een baby, terwijl een van de patiënten een stinkend abces had. Toch werd ze snel weer helemaal beter. Wij zien in onze ziekenhuizen voortdurend gevallen van herstel van wonden en ziekten van botten en gewrichten die in het Westen zonder amputatie fataal zouden eindigen.
Ook de weerstand tegen mentale schokken is opmerkelijk. Een man was een pistool aan het repareren in een smidse, zonder te weten dat het pistool geladen was. Het explodeerde en sloeg zijn hand eraf. Hij deed kalmpjes een zakdoek over de stomp, hield zijn pols stevig vast met zijn andere hand en liep vijf kilometer door de stad naar het ziekenhuis.
Er zijn veel vreemde en bijgelovige ideeën over ziekte en de oorzaken ervan. De oorsprong ervan gaat terug tot voor het ontstaan van taoïsme en boeddhisme, en zal waarschijnlijk nog blijven bestaan lang nadat deze religies weer verdwenen zijn. Ongeluksdagen krijgen de schuld van veel ziekten, en men neemt medicijnen op geluksdagen in. Men bindt vaak een haar rond een arm of been boven een zweer , ‘om het gif tegen te houden op de weg naar het hart.’ Een man verklaarde de oorzaak van zijn ziekte: hij boog het hoofd en zei onder vertoon van diep berouw:
‘Ik heb de tijgergod beledigd. Ik was in de heuvels en at tijgervlees, en dit is de straf.’
Een keurige oude heer bracht zijn dochter naar de kliniek. Ze was in het laatste stadium van longtuberculose, en zo zwak dat ze nauwelijks van de draagstoel naar de spreekkamer kon strompelen. Op de uitleg over de aard van de ziekte antwoordde de vader beleefd maar gedecideerd:
‘U vergist u. Er is geen ziekte van de longen. Ik ben zelf een bekende dokter, maar ik ben geen chirurg. Ik ben met mijn dochter naar u gekomen omdat ik gehoord heb dat u zo goed met het mes bent. U moet het kwaadaardige ding verwijderen dat haar leven uitzuigt.’ Hij legde vervolgens uit dat er vele maanden geleden een schildpad in haar buik was gaan groeien. Die was snel groter geworden en was nu zo groot als een hand. Het dier leefde van het bloed van de patiënt. Dat dronk het driemaal daags.
‘Kijk!’ zei hij, ‘u kunt voelen hoe het zijn kop heen en weer beweegt onder uw hand, vlak onder haar hart. Kunt u het er niet uit halen?’
‘Arme oude vader! De ‘schildpad’ was de kloppende aorta, die je makkelijk kon voelen in het uitgeteerde lijfje van de zieke.
Buitenlanders vinden Chinese moeders vaak harteloos als ze de lijken van hun gestorven kindjes weggooien waar de wilde honden ze opeten. Maar dat doen ze om een reden. De dood van een jong kind wordt namelijk veroorzaakt door de boze hondgeest, en die moet tevreden gesteld worden door het lichaampje aan echte honden te voeren. Als dat niet gebeurt, zal dezelfde kwaadaardige geest nog meer kinderen van hetzelfde gezin doden. Het is dus de liefde voor de levenden die de moeder brengt tot dit offeren van de dode.
Het geloof in boze geesten is universeel, en alle ziekten worden min of meer aan ze toegeschreven. Daarom zijn er naast dokters die zich baseren op de oude boeken ook magiërs, toverdokters en exorcisten. Die worden zelfs geraadpleegd door mensen met hoge status en een goed verstand. Ze hebben allerlei recepten. Bijvoorbeeld een papiertje met mystieke tekens moet verbrand worden, dan moet de as met water vermengd worden en dat moet de patiënt dan opdrinken. Een andere mogelijkheid is dat het papiertje als amulet gedragen wordt. Soms wordt een beker water met een doek bedekt, en dan geschud tot het een beetje schuimt. Dan moet de zieke het vlug opdrinken terwijl de genezer plechtig vreemde woorden declameert.
Krankzinnigheid, epilepsie en ernstige vormen van hysterie worden meestal beschouwd als bezetenheid door een duivel. Zonder enig onderzoek naar de oorzaak worden dan de meest wrede methoden gebruikt om de boze geest uit te drijven. Men laat de patiënt bijvoorbeeld met blote voeten staan op roodgloeiend ijzer, en in alle gevallen wordt er hard en genadeloos op los geslagen. De arme stakkers hebben meestal het geluk dat deze extreme marteling snel tot de dood lijdt. Er werd eens een meisje van zeventien bij mij gebracht dat duidelijk leed aan een extreme hysterie. De toverdokters hadden eerst diverse wrede methoden geprobeerd, en toen die niet hielpen hadden ze een roodgloeiende pook in haar keel geduwd om de demon te verjagen. Het meisje stierf korte tijd later.
De elektrische batterij wordt tegenwoordig door de Chinezen beschouwd als de buitenlandse geneeswijze voor bezetenheid en daarmee zijn dan ook veel ‘boze geesten’ verdreven. ….
—
In een volgende hoofdstuk bespreekt de auteur de onbeschrijflijke smerige levensomstandigheden, en spreekt zijn verwondering erover uit er zo weinig rachitis voorkwam. De kinderen kregen namelijk toch genoeg zonlicht (‘zeven maanden van het jaar leven de kinderen praktisch buitenshuis, behalve ‘s nachts’, p.46), maar de relatie tussen zonlicht en gezonde botten zal toen niet bekend zijn geweest). Ook vond hij dat er opvallend weinig kinkhoest, tyfus en buiktyfus was. Aan de andere kant sterven veel baby’s aan ‘stuipen’ en velen worden al vroeg blind. Er is veel tuberculose en trachoom, bovendien veroorzaken pokken ook veel blindheid. Alle oogziekten worden verergerd door de gewoonte om voortdurend met een smerige doek in het zieke oog te wrijven. Maagklachten (door de auteur toegeschreven aan het verkeerde dieet, onder meer de gewoonte om meloenen en komkommers met schil en al te eten) komen veel voor, en ’s zomers is er veel dysenterie, diarree en andere ingewandsziekten. Waterpokken, mazelen en roodvonk komen veel voor. De pokken eisen nogal wat slachtoffers en wie het overleeft is vaak de rest van het leven pokdalig in de letterlijke zin. In de afgelopen dertig jaar [i.e. 1883-1913] waren er verschillende verschrikkelijke cholera-epidemieën, en de auteur kreeg er meteen in zijn eerste jaar mee te maken. In twee maanden tijd 20.000 doden. De plaatselijke genezers deden meer kwaad dan goed, want de behandeling bestond uit doorboren met naalden.
Oorspronkelijk was dit artikel gepubliceerd op het (oude) Skepsis-blog en bestond de mogelijkheid om daaronder in discussie te gaan, waar geregeld uitvoerig gebruik van werd gemaakt. De discussie onder dit bericht kan de geïnteresseerde teruglezen in deze pdf (26 pagina’s).