Het boek Het Veld: De zoektocht naar de geheime kracht van het universum (2004, Ankh-Hermes) van de Britse journaliste Lynne McTaggart (1951) gaat over het nulpuntsveld.
door Jan Willem Nienhuys (18/01/2008)
McTaggart voelde zich rond 1985 niet lekker, liep de deur plat bij allerlei dokters en genezers, maar ontdekte ten slotte dat ze aan candida-vergiftiging leed (een bekende alternatieve diagnose), en werd weer beter na hulp van een homeopathische arts en een dieet.
Dit wekte haar kritische belangstelling voor geneeskunde, ze begon een nieuwsbrief getiteld What Doctors Don’t Tell You (die tot een boek uitgroeide in 1996, vertaald 1999) en schreef een antivaccinatieboek getiteld The Vaccination Bible (1998). Erg veel van vaccins snapt ze niet, want ze fulmineert ook tegen de virusremmer Tamiflu die ze voor een vaccin aanziet. Ook haalt ze percentages en aantallen door elkaar. Ze vertelt dat ze zich bij haar naspeuringen naar alternatieve geneeskunde realiseerde dat die allemaal gebruik maken van een soort universele energiebron. Dat heeft ze uitgezocht, en het resultaat is Het Veld (in het Engels gepubliceerd in 2001).
Het nulpuntsveld is een concept in de kwantummechanica. Volgens de kwantummechanica kan een slinger of een willekeurige oscillator nooit helemaal stilstaan, want dan zouden onzekerheid in plaats en impuls beide nul zijn, en dat kan niet vanwege de onzekerheidsrelatie van Heisenberg. Dus zelfs bij het absolute nulpunt (vandaar de naam nulpuntsveld) slingert elke slinger nog een beetje. Het elektromagnetische veld kan ook trillen, en nog wel op heel veel manieren, en het zou dus eigenlijk uit een gigantisch aantal oscillators moeten bestaan, allemaal met hun eigen beetje minimale energie. Hoe je daarmee moet rekenen, voert hier te ver. Laat ik volstaan met opmerken dat je er bepaalde uiterst kleine correcties op wat grovere theorie (de Lamb-shift en het Casimir-effect) succesvol mee kunt uitrekenen. Het Casimir-effect kun je trouwens ook op een andere manier berekenen. Ook zogenaamde niet-lokale effecten kunnen ermee behandeld worden. Dat zijn toevalsgebeurtenissen die op verschillende plaatsen tegelijk bekeken kunnen worden, maar die je op geen enkele manier kan beïnvloeden. In dit artikel staat meer over het nulpuntsveld uitgelegd. Een probleem is dat al die kleine beetjes samen enorm veel zijn, en zelfs oneindig veel, afhankelijk van hoe je rekent. Daar maken de meer praktische natuurkundigen zich vanaf door op te merken dat je alleen maar te maken hebt met energieverschillen, maar anderen zitten die oneindigheden wel hoog.
In de jaren 1960 bedachten twee fysici, Trevor Marshall en Timothy Boyer, dat je een deel van de kwantummechanica kon beschrijven als gewone mechanica plus interactie met een nulpuntsveld (ook wel vacuümfluctuaties genoemd). Dit vakgebied heet stochastische elektrodynamica. Een belangrijk onderdeel van deze theorie is dat die interactie volslagen toevallig is. Het veld is niet beïnvloedbaar, het is zogezegd de bron van toeval in de kwantummechanica.
Daarmee is op voorhand de bodem weggeslagen onder het boek van McTaggart. Zij denkt dat de mantra dat alles met alles samenhangt, verklaard wordt door dit nulpuntsveld, en dat ook dingen als homeopathie en telepathie werken via dit veld. Of het nulpuntsveld meer is dan een der rekenmethodes van de kwantummechanica (zelf ook een rekenmethode) is een interessante discussie, maar het nulpuntsveld kan hoe dan ook niet dienen om signalen over te brengen, omdat de volslagen toevalligheid van de interacties een hoofdeigenschap van dit veld is.
Hoe komt McTaggart dan tot een tegenovergestelde opvatting? Ze heeft per pagina ongeveer één verwijzing naar een of meer bronnen, maar ik telde eveneens gemiddeld ruim één dubieuze passage per pagina en ik ben heel coulant. Er zijn tal van alinea’s die als een tang om een varken sluiten, maar daar lees ik zuchtend overheen. Het is ondoenlijk om al mijn bedenkingen toe te lichten. Op p.43 wordt na een natuurkundige verhandeling vol met subtiele verdraaiingen (‘een elektromagnetisch veld is een elektrisch en een magnetisch veld die elkaar snijden en met de lichtsnelheid energiegolven uitzenden’) opeens geponeerd dat het nulpuntenergieveld weleens gelijk zou kunnen zijn aan ch’i of prana, en misschien ook wel genoemd in Genesis 1:3 (‘Er zij licht’).
Hoofdstuk 4 is geheel gewijd aan Jacques Benveniste (1935-2004), met wie de auteur kennelijk uitvoerig gesproken heeft over diens experimenten met het geheugen van water. Die proeven culmineerden in het verzenden per e-mail van de ‘elektronische signatuur van homeopathisch water’, waarbij de werking niet verloren ging. De werking van elk homeopathisch middel bleek echter wel te verdwijnen in de nabijheid van een bepaalde medewerkster van Benvenistes lab. Verwijzingen naar onafhankelijke proeven die Benvenistes vindingen tegenspreken ontbreken, op een klagerige beschrijving na van het bezoek van het Maddox-team aan Benvenistes lab. Ook de proeven van Madeleine Ennis (foto) worden bespoken, maar niet de weerlegging in het programma Horizon van de BBC. En dan staat er: ‘Voortreffelijke …experimenten hadden al aangetoond dat homeopathie onder meer helpt tegen … infecties van de bovenste luchtwegen bij kinderen’ met een verwijzing naar het promotieonderzoek van mw. De Lange-De Klerk. Dat klopt niet. Weliswaar was er in dat onderzoek een klein verschil ten gunste van homeopathie, maar dat was niet significant.
Hoofdstuk 8 gaat over zien op afstand. Hier worden onder andere de zogeheten remote viewing proeven besproken van Russell Targ en Harold Puthoff. Bij een dergelijke proef geeft de viewer (onder meer Ingo Swann, hier midden op de foto, links Puthoff, rechts Targ) een verslag van de doellocatie waar een waarnemer zich bevindt. Vervolgens moeten juryleden proberen die verslagen aan locaties te koppelen. De Nieuw-Zeelandse psychologen David Marks en Richard Kammann hebben deze proeven bestudeerd en ontdekten dat er onvoldoende geblindeerd was. De verslagen zaten vol met allerlei aanwijzingen over de volgorde, en de juryleden kregen een beoordelingslijst met de doelen in dezelfde volgorde als waarin ze bezocht waren. Een extra probleem is dat het oordeel ‘dit verslag klopt met deze locatie’ uiterst subjectief is. Lynne McTaggart citeert in dit hoofdstuk Puthoff wel 13 keer, inclusief diverse telefoongesprekken, en vermeldt niets over de kritiek die men kan nalezen in The Psychology of the Psychic (1980) door Marks en Kammann.
De Amerikaanse CIA heeft ook veel proeven met helderziendheid gesponsord, waar niets is uitgekomen. Uiteindelijk kregen twee personen, de statistica Jessica Utts en de psycholoog Ray Hyman, de berg gegevens ter beoordeling. Ze verschilden nogal van mening, maar Lynne McTaggart schrijft dat de evaluatie van Utts en Hyman leidde ’tot de erkenning dat het verschijnsel van zien op afstand onomstotelijk door de beschikbare gegevens bewezen werd.’
Wat Hyman daar werkelijk over schreef kan men elders op deze site lezen. Voor de zekerheid vroeg ik het Hyman (foto) zelf ook nog. Hij antwoordde: ‘I agree with Jessica Utts that the effect sizes reported in the SAIC experiments and in the recent ganzfeld studies probably cannot be dismissed as due to chance.’ Hij voegde eraan toe dat de fout hem kennelijk niet zat in de statistiek, maar dat in zo’n situatie onopgehelderde fouten in de opzet van de proeven de eerste verdachte zijn. Bovendien waren hij en Utts het met elkaar eens dat dit ‘zien op afstand’ van geen enkel praktisch nut was. Zelf heb ik nagerekend dat alle 1198 proeven uit bovenstaande link bij elkaar nog niet voldoende transmissiecapaciteit hadden om eenmalig een der cijfers 1-9 te verzenden. Zo zwak zijn de effecten, tenminste als ze bestaan, wat erg onzeker is. McTaggart stelt dus de zaken onjuist voor. Haar geloof in de CIA en helderziendheid gaat zover dat ze in 2003 vermoedde dat de CIA helderzienden inzet om Osama bin Laden op te sporen.
Op pagina 228 (hoofdstuk 11) ontmoeten we Dick Bierman en zijn ‘onderzoek’ naar de klopgeest van Druten. McTaggart schrijft: ‘Steeds op die ogenblikken dat het gezin melding had gemaakt van een door de kamer vliegend voorwerp week de output van het toestel af van de toevalsverwachting.’ Maar deze conclusie was slechts het gevolg van ijverig knutselen met toevalsgetallen zonder al te veel benul van statistiek. Ook hier is weer volstrekt onduidelijk wat dit met het nulpuntsveld te maken heeft.
Met enige ijver is dit viertal voorbeelden aan te vullen tot honderden voorbeelden. Daar heb ik de energie niet voor, en welke lezer zou dat volhouden? Iemand die zo kritiekloos is, is die moeite niet waard.
Inmiddels heeft Lynne McTaggart een nieuw boek geschreven, Het intentie experiment: Kunnen je gedachten de wereld veranderen? dat op 10 december 2007 paginagroot lovend werd gerecenseerd door Arvid van der Wolf in enige regionale bladen. Niet alleen BN/De Stem, maar ook de Provinciale Zeeuwse Courant, het Eindhovens Dagblad, De Gelderlander en misschien nog wel meer kranten verknoeiden een hele redactiepagina aan een soort infomercial voor Ankh-Hermes.
In dit nieuwe boek stelt McTaggart voor het broeikaseffect te bestrijden door een paar duizend mensen ‘koel! koel!’ (of iets dergelijks) te laten denken. Als het zo eenvoudig was, won de voetbalclub met de meeste supporters, en zouden de nazi’s vanzelf op alle fronten gewonnen hebben en zou elke religie met ten minste een paar duizend actieve leden dominant worden. Ook zouden alle mensen die honger lijden of ziek zijn vanzelf genoeg te eten krijgen en vanzelf beter worden. Zo zit de wereld echter niet in elkaar.
P.S. Dmitry Brant wijdde op 5 en 13 september 2007 twee kritische blogs aan besprekingen van deze boeken.
Oorspronkelijk was dit artikel gepubliceerd op het (oude) Skepsis-blog en bestond de mogelijkheid om daaronder in discussie te gaan, waar geregeld uitvoerig gebruik van werd gemaakt. De discussie onder dit bericht kan de geïnteresseerde teruglezen in deze pdf (20 pagina’s).