door Pepijn van Erp – Skepter 37.3 (2024)
ER schijnen nog mensen rond te lopen die de hoofdstukken 6 tot en met 9 van het Bijbelboek Genesis lezen als een geschiedenisverhaal met natuurwetenschappelijke pretentie. Ik kom die in mijn leven echter niet tegen, of ze weten het heel goed voor mij verborgen te houden. We hebben het hier over het verhaal van Noach, de ark die hij bouwde en de zondvloed. Biologiedocent Raoul Langejans, ‘voormalig slachtoffer van religieuze indoctrinatie op de lagere school’, vond het interessant genoeg om met De kangoeroes van de Ararat nog eens stevig te laten zien dat een letterlijke interpretatie op geen enkele wijze overeind kan blijven. ‘Moge dit boek een bijl aan de wortel van het creationisme zijn’, schrijft hij in het voorwoord.
Het eerste hoofdstuk is nog een wat theoretische beschouwing over wat wetenschap onderscheidt van religie en pseudowetenschap, maar daarna hakt de auteur lekker met zijn natuurwetenschappelijke bijltje in op het verhaal van die grote boot, waarmee Noach van alle soorten die de zondvloed niet zonder hulp zouden overleven een paartje wist veilig te stellen. Het is niet zo lastig om met eigen kennis tal van details van dat verhaal te bevragen, maar soms zit er wel wat verrassends tussen. Waarom moest Noach eigenlijk alleen maar paartjes meenemen? Was God dan vergeten dat hij tal van dieren niet bepaald als monogaam geschapen had? Van de reine dieren mochten er zeven paren mee. Aan de hand van andere Bijbelteksten laat Langejans zien dat daar verrassend genoeg ook de sprinkhanen toe gerekend moesten worden. Apart.
Met een tamelijk uitputtende opsomming van het aantal soorten dat we nu kennen en de soorten die al uitgestorven zijn, maar misschien ook op de ark een plekje hadden moeten krijgen, komt Langejans uit op een aantal van bijna drie miljoen individuele dieren dat aan boord moet zijn geweest. Dat is natuurlijk een probleem voor de creationisten, ‘Crea-Bea’s’ in het boek, want dat past nooit. Zeker niet als je nog rekening houdt met hoeveel eten en drinken Noach voor deze dierschare moest meenemen.
Hier wordt het boek wat interessanter, want nu worden de soms best complexe ad hoc oplossingen die bedacht zijn om een letterlijke interpretatie overeind te houden gedetailleerd besproken. In het kort: Noach heeft voor heel grote groepen diersoorten en -families één soort prototype meegenomen, een zogeheten baramin. Voor bijvoorbeeld alle leeuwen, tijgers, poema’s en huiskatten was er één stel baramin aan boord, één paartje ‘oerkatten’ dus. Zij moeten genoeg genetische diversiteit in zich hebben gehad om in de millennia na de cruise heel diverse nakomelingen voort te brengen met een proces dat we vooral niet als evolutietheorie moeten zien. Dit idee houdt natuurlijk ook geen stand.
Het boek is het leukst als Langejans problemen aandraagt waar je zelf misschien nog niet aan had gedacht. Al die parasieten die noodzakelijkerwijs ook gered moesten worden van de Heer maakten het vast geen plezierige tocht: ‘Op de keper beschouwd was de ark van Noach naar alle waarschijnlijkheid een drijvend pesthuis waaruit geen ziel levend voet aan wal kon zetten.’ En dan nog: een kangoeroepaartje dat de tocht had overleefd, moest nog maar zien hoe je vanaf de berg Ararat, een overigens actieve vulkaan in Oost-Turkije, helemaal in Australië kon geraken. Best lastig met al die zeestraten die tijdens de zondvloed ook waren ontstaan.
De evolutietheorie van Darwin is natuurlijk hét verhaal dat compleet in tegenspraak is met de ontstaansgeschiedenis die de Bijbel ons voorschotelt, iets dat eveneens geldt voor de heilige boeken van andere grote religies. Langejans wijdt flink uit over evolutie en wat de moderne wetenschap ons daarover leert, maar dwaalt daarmee best ver af van wat afdoende is om het verhaal van Noach te weerleggen. Je kunt je afvragen of iemand die dit boek ter hand neemt, de evolutietheorie niet al voldoende zal kennen om te begrijpen dat die op tal van details wringt met een naïeve lezing van de Bijbel zonder herhaling van de basics.
Als gemiste kans zie ik een beschouwing op de beloning die God de mensheid na deze verschrikkelijke moordpartij gaf: de regenboog, als teken van het nieuwe verbond. Dat die er voor de zondvloed niet zou zijn geweest, doet minstens zoveel geweld aan tal van natuurwetten als al die andere zaken die Langejans laat passeren in zijn debunk van het verhaal.
De wet van Brandolini stelt dat het ontkrachten van onzin veel meer inspanning vergt dan het opstellen ervan. Maar om nou een duizenden jaren oud verhaal van nog geen 2000 woorden te gaan debunken met een boek van ruim 200 bladzijden? Beetje overkill, als je het mij vraagt.
Het boek leest verder best prettig weg en je proeft vaak het duivelse genoegen (als ik dat zo mag zeggen) waarmee Langejans het creationisme naar de prullenbak verwijst.
Raoul Langejans: De kangoeroes van de Ararat. Een natuurwetenschappelijke kijk op het Bijbelse verhaal van de zondvloed. Boekscout 2024; 212 pagina’s, 21,99 euro.