Roswell de Verschrikkelijke
De UFO-crash, de geruchten, de getuigen
door Dennis Stacy – Skepter 8.1 (1995)
Is er in 1947 in New Mexico een vliegende schotel neergestort? Heeft de Amerikaanse luchtmacht de lichamen van buitenaardsen geborgen, en een cover-up-operatie opgezet die tot op de dag van vandaag effectief is? Of mogen we vijftig jaar na dato vraagtekens zetten bij de verhalen der ‘getuigen’?
Op 8 juli 1947 werd vanuit het slaperige stadje Roswell in New Mexico (bevolking pakweg 40.000 zielen) een militair persbericht de wereld ingezonden dat overal ter wereld voor opschudding zorgde. Het was geschreven door public information officer luitenant Walter Haut, op bevel van de commandant van de basis, kolonel William Blanchard, en het luidde gedeeltelijk als volgt:
‘De vele geruchten over vliegende schotels werden gisteren werkelijkheid toen de inlichtingenafdeling van de 509de bommenwerpersgroep van de achtste luchtdivisie, Roswell Army Air Field, het geluk had in het bezit te komen van een schotel, dankzij de medewerking van een van de plaatselijke veehouders en het bureau van de sheriff van Chaves County. Het vliegende voorwerp landde vorige week op een ranch bij Roswell. Aangezien hij niet over een telefoon beschikt, borg de veehouder de schotel op totdat hij tijd had om contact op te nemen met het bureau van de sheriff, van waaruit men weer Majoor Jesse A. Marcel van de inlichtingendienst van de 509de bommenwerpersgroep waarschuwde. Er werd onmiddellijk actie ondernomen. De schotel werd bij het huis van de rancher opgehaald. Ze werd onderzocht op Roswell Army Air Field en daarna door majoor Marcel overgedragen aan hogere autoriteiten.’
Een dergelijke mededeling mag wel wereldwijd op belangstelling rekenen. Het UFO-tijdperk was toen nog maar twee weken oud en niet iedere dag waren er berichten over gelande schotels. Daar kwam nog bij dat de eenheid die de schotel borg geen gewone was. De 509de was op dat moment de enige actieve nucleaire bommenwerpersgroep, degene waarvan de B-29’s nauwelijks twee jaar eerder de steden Hirosjima en Nagasaki hadden veranderd in radioactieve puinhopen. Alles bij elkaar was dat genoeg om internationale belangstelling te wekken; de twee kranten van Roswell en de lokale radiostations kregen telefoontjes uit Japan, Duitsland en Engeland. Diezelfde middag echter kwam de luchtmacht wat betreft de schotel op andere gedachten. Of, voor wie daar de voorkeur aan geeft, de officiële doofpot – wat de Amerikaanse ufoloog Stanton Friedman de ‘kosmische Watergate’ noemt – was in de maak. Zo’n duizend kilomter ten oosten van Roswell, op het hoofdkwarter van de achtste luchtmachtdivisie in Fort Worth, Texas, riep brigadegeneraal Roger Ramey snel een – slecht bezochte – persconferentie bij elkaar. Poserend naast wat leek op enige verfomfaaide stukken van een vlieger van aluminiumfolie, deelde hij mee dat het allemaal een vergissing was geweest. De in Roswell neergekomen schotel was een ordinaire weerballon geweest met daaronder een radarreflector. Majoor Marcel, voor de gelegenheid overgevlogen, knielde bij de schamele resten en liet zich op de foto zetten.
Maar enkele aspecten bleven onduidelijk. Hoe was het mogelijk dat in drie uur tijd de ‘schotel’ uit het persbericht was veranderd in een hoopje glimmende, verfrommelde velletjes en dunne stokjes? En zouden inlichtingenofficier Marcel en andere leden van de 509de, betrokken bij de berging, niet gelijk in de gaten hebben gehad wat ze in hun handen hadden? Niemand vroeg ernaar, en de volgende dag verklaarden de meeste kranten het raadsel voor opgelost. Het Roswell-incident was in de kiem gesmoord. De stroom telefoontjes droogde op, de pers bleef weg.
Duurzame folie
En zo lagen de zaken ervoor gedurende zo’n dertig jaar. Totdat de ufologen William Moore en Stanton Friedman Roswell ze eind jaren ’70 weer oprakelden. Op 20 januari 1978 kwam kernfysicus Friedman, in het kader van zijn lezingencyclus ‘Flying Saucers are Real’, op de Louisiana State University in Baton Rouge. Na een interview voor de lokale televisie merkte de directeur van het station op: ‘wie je zou moeten zien is Jesse Marcel. Hij heeft delen van een van die dingen in handen gehad.’ Het toeval wilde, in die grote berg synchroniciteiten die we ‘het dagelijks leven’ noemen, dat Marcel, inmiddels gepensioneerd en woonachtig in Houma, Louisiana, een goede vriend was van de directeur, dankzij hun gezamenlijke interesse voor amateurradionetwerken. Friedman belde vanaf het vliegveld, op weg naar huis, en maakte een afspraak voor een later interview. De resultaten daarvan zijn vastgelegd in The Roswell Incident, geschreven door Moore, met als medeauteur Charles Berlitz. De inmiddels overleden Marcel vertelde een verhaal dat haaks stond op het weerballonverhaal van de luchtmacht. Volgens hem belde Sheriff George Wilcox hem vlak nadat (de inmiddels ook overleden) rancher Mac Brazel bij diens bureau arriveerde, met enkele stukken van schijnbaar ongewoon materiaal, een paar dagen daarvoor aangetroffen op het Foster-ranch waar Brazel voorman was. Marcel en Brazel vertrokken samen met counter intelligence officer Sheridan Cabitt naar de Foster-ranch, vlakbij het stadje Corona, ruim honderd kilometer ten westen van Roswell, en arriveerden laat in de avond. De volgende ochtend, aldus Marcel, bezochten ze gedrieën het waaiervormige gebied waar de resten lagen verspreid. Het was verscheidene tientallen meters lang en breed. Marcel en Cavitt zouden hun auto’s (een Buick-dienstauto en een Jeep Carry-All) volgeladen hebben met zoveel materiaal als er maar in kon, en keerden terug naar Roswell Army Air Field.
Marcel zei dat alhoewel het materiaal veel weg had van de folie die toentertijd ook in sigarettenverpakkingen werd gebruikt, het ook erg duurzaam was en bestand tegen de vlam van een Zippo-aansteker en tegen indeuken, iets wat hij had geprobeerd met een zestienponds moker. Hij vertelde dat hij op weg naar de basis even langs huis ging, en het materiaal aan zijn vrouw en zijn elfjarige zoon Jesse jr. had laten zien. Naast het folieachtige materiaal waren er korte stukjes van dunne balkjes, met daarop enigszins paarse, hiërogliefachtige tekens. Marcel senior was er blijkbaar van overtuigd dat de resten ‘niet van deze aarde’ waren. Wat het ook was, zegt Marcel junior (nu dokter, schade-expert en helikopterpiloot), het was nauwelijks voorstelbaar dat het de resten waren van een weerballon.
Vanaf dat moment gaan de zaken door elkaar lopen. Veel van de verwarring kan ongetwijfeld toegeschreven worden aan gewone (of minder gewone) vergissingen. Belangrijke getuigen van wat zich daar in de woestijn bij Roswell heeft afgespeeld (Brazel, Blanchard, Marcel senior), zijn helaas overleden, en dat geldt ook voor veel secundaire getuigen. Andere getuigen, inmiddels in de zeventig, tachtig of zelfs negentig, hebben ongetwijfeld last van de gebruikelijke feilen van het langetermijngeheugen.
Twee buitenaardsen
En dan zijn er de UFO-onderzoekers. Met de publicatie van het boek van Moore en Berlitz (waarvoor Friedman researchmedewerker was) werden het Roswell-incident en de getuigen plotseling zeer gewild materiaal, en er ontstond een nog steeds aanhoudende stroom van publicaties, video’s, romans (zoals Whitley Striebers Majestic) en in ieder geval één tv-film, Roswell, van de Showtime studio’s – en dan zwijgen we maar van de vele reportages in de tabloid-tv-shows die het laatste decennium zo populair zijn geworden, zoals Unsolved Mysteries en Hard Copy.
Het is heel begrijpelijk dat Moore en Friedman het gevoel hebben dat Roswell van ‘hun’ is, maar begrip is in deze wereld dun gezaaid, en de beide auteurs zagen zich binnen de korstste keren omvergelopen door collega-(of minstens ex-collega-) ufologen. Hun grootste en meest vasthoudende concurrenten zijn Kevin Randle en Donald Schmitt, beide verbonden aan het J. Allen Hynek Center for UFO Studies. Zij hebben tot nog toe twee boeken ove het onderwerp geschreven: UFO Crash at Roswell (Avon Books, 1991, de basis voor de Showtime-productie) en The Truth about the UFO Crash at Roswell (Evans & Co, 1994). Friedman, in onmin geraakt met Moore, sloeg terug met Crash at Corona (Paragon House, 1992), dat hij schreef samen met luchtvaartjournalist Don Berliner van het Fund for UFO Research in Maryland. De meest recente studie is Roswell in Perspective van Karl T. Pflock (FUFOR, 1994). Pflocks echtgenote is een medewerker van Steve Schiff, Republikeins congreslid voor New Mexico, waarover straks meer. Met zoveel onderzoekers op hetzelfde spoor, zou je verwachten dat de hele Roswell-affaire steeds helderder wordt. In plaats daarvan is het allemaal alleen maar verwarrender geworden, vooral als je kijkt naar het nieuwe, gereviseerde reconstructie voorgesteld door Schmitt en Randle in The Truth. In tegenstelling tot de oude zekerheden (of op z’n minst publicaties) over Roswell, claimen Randle en Schmitt dat er twee ruimteschepen neerkwamen in de woestijn bij Roswell, laat in de avond van vrijdag 4 juli – een dag die Amerikanen altijd al met vuurwerk associëren. Een van deze objecten was verantwoordelijk voor de resten die Brazel aantrof op de Foster-ranch, ten westen van Roswell. De ander zou op slechts vijftig kilometer ten noorden van de basis zijn neegestort, in betrekkelijk gave staat, en het was uit deze tweede schotel dat militairen op 5 juli de lichamen van vijf buitenaardsen borgen, waarvan er op z’n minst een – aldus hun informanten – nog in leven was. De lichamen zouden op de basis onderzocht zijn en daarna, met de schotels, overgebracht zijn naar een hogere instantie, mogelijk Wright Field in Dayton, Ohio, de thuisbasis van het Air Technical Intelligence Center (ATIC). (Deze organisatie werd later berucht in UFO-kringen vanwege haar betrokkenheid bij de geheimzinnige hangar 18 en project Blue Book.)
Volgens de reconstructie van Randle en Schmitt had commandant Blanchard de zaak redelijk onder controle, totdat Brazel op zondagmorgen het stadje binnenreed met nieuwe wrakstukken, waardoor er paniek uitbrak. Het persbericht van dinsdag was, aldus de auteurs, het eerste onderdeel van een slim georkestreerde cover-up-operatie. Tot nog toe waren ufologen er altijd van uitgegaan dat dat persbericht een geweldige blunder was van Blanchard, een blunder die door middel van een persconferentie moest worden rechtgetrokken.
Tegenstrijdige getuigen
Ironisch genoeg gaat Friedman akkoord met de lezing dat er twee schotels zouden zijn neergekomen, maar geen van allen gaat in op de enorme discrepanties tussen de beschrijvingen van de terreinen waarin de wrakstukken lagen. Net als Randle en Schmitt gelooft Friedman dat er een tweede schotel relatief intact is neergekomen, met dode (mogelijk levende) inzittenden. Hij maakt echter gebruik van een totaal andere verzameling van ‘getuigen’ en situeert deze tweede vindplaats meer dan 250 kilometer ten westen van de Foster-ranch, op de vlakte van San Augustin.
Friedman maakt voornamelijk gebruik van de verklaringen van ene Barney Barnett en ene Gerald Anderson. De tweede getuige dook pas in oktober 1989 op, na de première van de afleverig van Unsolved Mysteries over Roswell. Beide verklaarden in de buurt van de schotel en van dode aliens te zijn geweest, net op het moment dat er een groep archeologen arriveerde, waarna spoedig de militairen kwamen, die iedereen wegstuurden.
De opkomst en ondergang van Gerald Anderson in het UFO-wereldje was adembenemend – in beide richtingen. Hij was bijvoorbeeld maar vijf jaar oud op het moment dat hij bij de schotel zou hebben gestaan, en het staat ook vast dat hij zijn aantekeningen over telefoongesprekken met Randle vervalste. Ten derde, het dagboek van een familielid, bijgehouden op papier uit 1947 en in overeenstemming met zijn verklaring, bleek geschreven te zijn met inkt van na 1974. (Anderson zei later dat het een kopie was die hij bij de begrafenis van zijn vader had gekregen.) Barnett, die ten tijde van het incident in de buurt van Roswell woonde, vertelde zijn vrienden en familieleden over de schotel, de aliens, de archeologen en en de militairen in San Augustin. Hij heeft de archeologen en buitenaardsen geïntroduceerd in de Roswell-zaak (en wellicht is hij ook verantwoordelijk voor de verhalen over een tweede schotel).
Opvallend is dat Randle en Schmitt een heel hoofdstuk eraan besteden om de verhalen van Barnett en Anderson onderuit te halen, en vervolgens de aanwezigheid van archeologen en buitenaardsen op een heel andere plaats ‘bevestigen’. Op hun beurt ontzenuwen Friedman en Pflock weer de verhalen van enkele nieuwe, door Randle en Schmitt gevonden getuigen. Nóg verwarrender is dat getuigen die door verschillende onderzoekers zijn geïnterviewd, vaak tegenstrijdige verklaringen afleggen. Blijkbaar zijn hun antwoorden afhankelijk van wanneer en door wie ze worden ondervraagd. Enkele getuigen weigeren ook hun naam te noemen, zogenaamd vanwege veiligheidsredenen of vermeende dreigementen.
Leugen om bestwil
Amerikaanse ufologen lijken het wat de Roswell-zaak betreft maar over twee dingen eens te zijn. Ten eerste, ondanks alle tegenstrijdigheden zou het wel eens het beste UFO-geval aller tijden kunnen zijn. Ten tweede, de Amerikaanse luchtmacht speelt een vuil spelletje. Zoals Don Ecker, onderzoeksmedewerker van UFO Magazine het formuleerde, hun vermeende pogingen getuigen te intimideren zijn ‘in de beste traditie van de Nazi Waffen-SS’. Glen Dennis, toen assistent in het plaatselijk mortuarium, heeft verklaard dat hij op de basis een verpleegster ontmoette die geholpen zou hebben bij de autopsies. Een paar dagen later was ze verdwenen. Hij zegt dat hem verteld werd dat als hij zijn mond niet hield, zijn botten zouden verbleken in de woestijnzon. Een lokaal radiostation zou zijn bedreigd met het intrekken van hun vergunning als ze niet onmiddellijk ophielden met hun berichtgeving. Ook familieleden van sheriff Wilcox, meer dan veertig jaar na dato geïnterviewd, zeggen dat er toentertijd met de dood werd gedreigd.
Vergeleken met ‘de beste traditie van de Nazi Waffen-SS’ stelt het allemaal erg weinig voor, maar deze verhalen waren voor congreslid Schiff genoeg om een volledig onderzoek aan te vragen naar de officiële afhandeling van deze zaak. Dat onderzoek wordt nu uitgevoerd door een controleorgaan van de regering, het Government Accounting Office (GAO). Jammer genoeg strekt hun interesse zich niet uit tot UFO’s en dode aliens, maar gaat het om het beleid ten opzichte van Roswell, ongeacht waar de wrakstukken vandaan kwamen. Het onderzoek, dat ongetwijfeld nog wel een jaar in beslag zal nemen, concentreert zich op op federale en militaire rapportage en de wijze waarop met deze documenten werd omgegaan. Interessant is dat er nog onbekende originele documenten (aannemende dat die nog bestaan) boven tafel kunnen komen.
Ondertussen heeft de luchtmacht de publiciteitsoorlog met het GAO al gewonnen door op 8 september vorig jaar een 23 pagina’s tellend rapport uit te brengen over de Roswell-zaak. Luchtmachtvertegenwoordigers maakten bekend dat een uitgebreide speurtocht in de eigen archieven niets had opgeleverd dat wees op de aanwezigheid van UFO’s of buitenaardse lichamen. Het onderzoek had dus alleen betrekking op de archieven van de luchtmacht, die op dat moment nog onderdeel uitmaakte van het leger. Het rapport vermeldde ook dat miljoenen documenten waren ontdekt, slecht gerubriceerd en nog niet gedeclassificeerd, in een pakhuis in St. Louis. Het doorploegen van die berg alleen al kan jaren duren.
Interessant is dat luchtmacht gevangen lijkt te zitten in een door haarzelf ontworpen Catch 22. Men gaat ervan uit dat als er een geheim plan had bestaan om de UFO-crash en de berging geheim te houden, deze beslist een administratief spoor achter had moeten laten, en een dergelijk spoor is niet gevonden. Tegelijkertijd echter geeft men toe dat er wel degelijk sprake was van een geheim project, een dat net zo geheim was als het Manhattan-project. Dat was project-Mogul, de ontwikkeling van door ballonnen gedragen akoestische apparatuur, bedoeld om op grote hoogte geheime sovjetatoomproeven te detecteren. Er zou sprake zijn geweest van een ‘leugen om bestwil’. De persconferentie was inderdaad een cover-up – niet van neergestorte UFO’s maar van neergekomen Mogul-ballonnen. De luchtmacht wilde niet zozeer materialen verbergen, als wel het project.
Het rapport zegt het niet met zoveel woorden, maar de blunder van Blanchard – het originele persbericht – werkte wellicht in het voordeel van het leger. Laat Stalin maar een hele afdeling geheim agenten aan het werk zetten om te achterhalen of de VS werkelijk over een technologisch geavanceerde schotel beschikken…
Alles bij elkaar heeft de Roswell-zaak weinig van andere UFO-zaken maar veel van de beroemde affaire rond Iwan de Verschrikkelijke. Iwan was Iwan Marchenko, een sadistische Oekraïense kampbewaker die de gevangenen van Treblinka teroriseerde. In 1986 stond in Israël een gepensioneerde fabrieksarbeider, John Demjanjuk, terecht voor Marchenko’s misdaden. Bijna twintig overlevenden herkenden in de foto van Demjanjuk hun Iwan de Verschrikkelijke. Vijf van hen getuigden waar Demjanjuk bij was dat dít hun beul was geweest. Demjanjuk werd schuldig bevonden en ter dood veroordeeld, maar later weer vrijgesproken door het Israëlische Hooggerechtshof. Uit recent vrijgegeven Russische documenten blijkt dat het inderdaad om twee verschillende personen ging.
Hetgeen maar weer eens bewijst dat vijftig jaar oude geheugens zich in details kunnen vergissen, en dat datgene wat nog herinnerd wordt, gekleurd is door de emoties en verlangens van nu. De zaak van Roswell de Verschrikkelijke is echter niet zo eenduidig. Luchtmachtvertegenwoordigers en ufologen zijn het er nu over eens dat er werkelijk iets neerkwam, in Roswell in juli 1947. De vraag is wát. De motieven van vermeende getuigen die steeds vreemdere verklaringen afleggen hoeven hier niet in twijfel te worden getrokken – alhoewel de belangstelling van de media in dergelijke gevallen een onberekenbare invloed kan uitoefenen. Het gaat om de waarde die een jury zou hechten aan herinneringen van een halve eeuw oud.
De Amerikaanse UFO-scene heeft het Roswell-rapport van de luchtmacht unaniem verworpen. Het wordt al beschouwd als onderdeel van de veronderstelde cover-up. Gezien het feit dat zij het onderzoek zélf op gang hebben gebracht, wordt het interessant te zien hoe de gelovers in crashed saucers zullen reageren op het definitieve GAO-rapport. Ik denk dat ze dat ook simpelweg zullen afwijzen zodra blijkt dat het niet volledig hun eigen geloof in buitenaardse bezoekers en een geheim militair complot onderschrijft.
Betekent dat dat er in Roswell geen leugens zijn verkocht ter bescherming van ‘nationale veiligheidsbelangen’? Helemaal niet. Het ziet er alleen niet naar uit dat het iets met buitenaardse wezens van doen heeft. En in ieder geval heeft het niets van doen met ‘de beste tradities van de Nazi Waffen-SS’, die als geen ander wisten dat alleen de doden niet kunnen spreken. Zonder steeds weer nieuwe springlevende ‘getuigen’ was de Roswell-zaak nu zo goed als dood geweest.
Dit is een bewerkte vertaling van een artikel dat eerder verscheen in de Fortean Times, nr. 78 (december ’94 – januari ’95).