Schokkende experimenten van Milgram

De sociaal-psycholoog Stanley Milgram voerde ruim een halve eeuw geleden een serie experimenten uit die zowel beroemd als berucht werd. De laatste jaren wordt er weer meer over zijn werk gediscussieerd. Hoe was het mogelijk dat zijn proefpersonen bereid waren om in naam van de wetenschap stroomstoten van 450 volt door het lichaam van een man met hartklachten te jagen?

Stanley Milgram (r) met de eerste pseudoschokgenerator en enkele studenten van de Yale-universiteit.
Stanley Milgram (r) met de eerste pseudoschokgenerator en enkele studenten van de Yale-universiteit.

door Rob Nanninga – Skepter 26.2 (2014)

OP 11 april 1961 begon in Jeruzalem het proces tegen Adolf Eichmann, die verantwoordelijk was voor de massale transporten van Europese Joden naar de vernietigingskampen. Het verbaasde velen dat hij meer leek op een onbeduidende boekhouder dan op een sadistische psychopaat. Eichmann beweerde dat hij slechts bevelen had uitgevoerd, zonder na te denken over het leed dat hij aanrichtte. Hij was naar eigen zeggen niet meer was dan een radertje in de grote nazimachinerie. Hanah Arendt, een Joodse filosofe die in 1933 uit Duitsland was gevlucht, deed verslag van het proces in een Amerikaans tijdschrift. Zij geloofde dat Eichmann niet gedreven werd door haat of antisemitisme. Naar haar indruk was hij slechts een plichtsgetrouwe ambtenaar die zijn superieuren tevreden wilde stellen door zijn taak zo efficiënt mogelijk uit te voeren. Arendt schreef het bekende boek Eichmann in Jeruzalem, met als ondertitel ‘de banaliteit van het kwaad’.

De sociaal-psycholoog Stanley Milgram was het met Hannah Arendt eens. Hij betoogde dat mensen geneigd zijn om zich niet meer verantwoordelijk te voelen voor hun daden wanneer ze in opdracht van een legitieme autoriteit handelen. Ze gedragen zich dan alsof ze alleen nog verantwoording verschuldigd zijn aan de gezagsdrager, wiens wensen ze zo goed mogelijk willen vervullen. Milgram voerde een omvangrijke serie experimenten uit die hem ervan overtuigde dat het morele besef van de meeste Amerikaanse burgers niet groter was dan dat van SS’ers die als kampbewaarder waren aangesteld. In zijn laboratorium toverde hij proefpersonen verrassend snel om in meedogenloze beulen, die bereid waren zware elektrische schokken uit te delen aan een onschuldig slachtoffer.

Conformisme

Stanley Milgram was al langer geïnteresseerd in de vraag hoe het mogelijk was dat zoveel Duitsers gedwee meewerkten aan de Jodenvervolging. Hij was in 1933 in New York geboren als zoon van Joodse emigranten uit Hongarije en Roemenië. In zijn jeugd hoorde hij al veel over de verschrikkingen van de nazi’s. Milgram ging politicologie studeren, maar vond die studie te filosofisch. Hij stapte over naar de sociale psychologie om experimenteel te kunnen onderzoeken hoe mensen elkaar beïnvloeden. (Blass, 2004)

Milgram-deuren

In 1960 promoveerde hij op een onderzoek naar groepsdruk en conformisme. Milgram wilde dat graag in Duitsland uitvoeren, maar kwam in Oslo terecht, omdat zijn hoogleraar daar betere contacten had. Wanneer een Noorse proefpersoon in het laboratorium arriveerde, werd hij naar luistercabine 6 geleid. Zijn jas mocht hij aan een volle kapstok hangen, wat de indruk wekte dat de overige deelnemers al in de andere vijf cabines zaten. Zij kregen twee tonen te horen en moesten beoordelen welke toon het langst duurde. Bij 16 van de 30 pogingen hoorde de proefpersoon tot zijn verbazing dat alle anderen unaniem de kortste toon kozen. Zelf moest hij als laatste een oordeel uitspreken. Dit leidde er meestal toe dat hij overstag ging en eveneens het verkeerde antwoord gaf. Hij besefte niet dat zijn collega’s handlangers waren, die niet in een cabine zaten maar op een geluidsband stonden.

De proefpersonen volgden bij gemiddeld 62 procent van alle beoordelingen het foutieve oordeel van de groep. Ze beweerden na afloop vaak dat ze waren gaan twijfelen aan zichzelf, maar volgens Milgram was het aannemelijker dat ze zich aanpasten omdat ze niet graag uit de toon wilden vallen. Hij herhaalde het experiment met Franse studenten in Parijs, die zich wat minder aantrokken van het oordeel van de groep. (Milgram, 1961)

Het promotieonderzoek bouwde voort op de bekende experimenten van Solomon Asch, die zijn proefpersonen de lengte van lijnen liet beoordelen. Zij gingen gemiddeld bij één op de drie keuzes mee met het foutieve oordeel van de groep. Sommigen veronderstelden dat er iets aan hun ogen mankeerde omdat ze zich niet konden voorstellen dat de meerderheid ongelijk had. De laatste jaren hebben onderzoekers wat moeite om de resultaten van Asch te repliceren. De proefpersonen lijken niet meer zo bang te zijn om een afwijkend oordeel te geven. (Jetten en Hornsey, 2012)

Au! laat me eruit!

Milgram vond de experimenten niet bevredigend omdat de proefpersonen slechts een oordeel gaven over een triviale kwestie. Het leek hem nuttiger om te onderzoeken hoe je mensen tot slechte daden kunt verleiden. Hij kwam op het idee om proefpersonen ertoe aan te zetten iemand elektrische schokken toe te dienen. Hoe ver zouden ze dan willen gaan? Milgram sprak erover met een groep studenten van de Yale-universiteit, waar hij sinds kort les gaf. Zij voerden eind 1960 onder zijn supervisie een eerste versie van het experiment uit met een zelfgemaakte pseudoschokgenerator, die de indruk moest wekken dat de schokken echt waren.

Milgram dacht dat er veel groepsdruk nodig zou zijn om mensen ertoe te bewegen een onschuldig slachtoffer pijn te doen. Maar het bleek al verbazend goed te lukken wanneer een proefleider de opdracht gaf. Milgram vroeg subsidie aan voor een omvangrijker en beter gecontroleerd onderzoek. Hij liet een nieuwe schokgenerator bouwen, die er professioneel uitzag, en selecteerde twee freelancers die de experimenten ’s avonds en in de weekends voor een gering uurloon wilden uitvoeren. John Williams, een jonge biologieleraar, mocht de rol van proefleider spelen, want hij zag eruit als een strenge, afstandelijke intellectueel. James McDonough, een gemoedelijke Ier, was volgens Milgram het ideale slachtoffer. Via direct mailing en een advertentie in de lokale krant werden er mannen geworven die voor $4,50 aan een geheugenexperiment wilden deelnemen. De officiële reeks experimenten ging op 7 augustus 1961 van start en duurde tot 27 mei 1962, een paar dagen voordat Eichmann werd opgehangen. Er namen in totaal bijna 800 proefpersonen aan deel.

Wanneer een deelnemer in het psychologisch laboratorium arriveerde, ontmoette hij Mr. Wallace (James McDonough), die vertelde dat hij zich eveneens voor het experiment had aangemeld. John Williams, die een grijze laboratoriumjas droeg, stelde zich voor als de proefleider. Hij hield een praatje waarin hij vertelde dat er verschillende leertheorieën bestaan. Een daarvan was het idee dat je mensen dingen kunt leren door fouten te bestraffen. Daar was echter nog weinig onderzoek naar gedaan. Daarom wilde men een test uitvoeren waarbij de ene deelnemer de rol van leraar moest spelen en de andere de rol van leerling.

Milgram bedacht meer dan twintig verschillende varianten van het experiment. De bekendste versie verliep als volgt. Eerst werden er lootjes getrokken om de rollen te verdelen. De proefpersoon kreeg altijd een briefje met het woord ‘teacher’. De mannen werden vanaf dat moment als ‘teacher’ en ‘learner’ aangesproken. Williams nam ze mee naar een aparte ruimte, waar de leerling aan een stoel werd vastgesnoerd, zogenaamd om te voorkomen dat hij te veel bewoog. Mr. Wallace kon alleen nog op vier genummerde knoppen drukken. Aan zijn pols werd een elektrode bevestigd, zodat men hem een schok kon toedienen als hij een fout antwoord gaf. Er werd wat elektrodepasta gebruikt ‘om blaren en brandwonden te voorkomen’. Mr. Wallace leek nu een beetje ongerust te worden. Hij vertelde dat hij in het verleden lichte hartklachten had gehad en vroeg of de schokken kwaad konden. Maar Williams verzekerde hem ervan dat ze geen schade zouden veroorzaken, al gaf hij toe dat ze wel vrij pijnlijk konden zijn.

De proefpersoon tekende een verklaring waarin hij afzag van eventuele schadeclaims en ontving een cheque die hij sowieso mocht houden. Daarna moest hij plaatsnemen achter de schokgenerator in de naastgelegen ruimte. Hij kreeg de opdracht in de microfoon een lijst met 25 woordenparen voor te lezen: groene inkt, zacht haar, etc. Daarna moest hij steeds een van de bijvoeglijke naamwoorden oplezen plus vier mogelijke substantieven: zacht – tapijt, kussen, haar of gras. De leerling kon via een drukknop aangeven welke woorden bij elkaar hoorden. Als het antwoord fout was, moest de leraar hem een schok van 15 volt toedienen en het correcte antwoord oplezen. De sterkte van de schok moest bij elke fout met 15 volt worden verhoogd. Om het apparaat even te demonstreren, gaf Williams de leraar een onaangename schok van 45 volt. Voor deze proefschok had men heimelijk een batterij ingebouwd.

Milgram-schokschaal

Mr. Wallace had de eerste twee woorden goed, maar begon daarna erg veel fouten te maken, zodat het voltage snel opliep. Zijn kreten waren door de muur heen hoorbaar. Na tien fouten en een schok van 150 volt had hij er genoeg van: ‘Au! Onderzoeker, zo is het genoeg! Laat me eruit! Ik krijg last van mijn hart.’ Alle reacties werden afgespeeld op een bandrecorder, die McDonough bediende. Naarmate de schokken zwaarder werden, kermde Mr. Wallace steeds luider. Hij riep voortdurend dat hij losgemaakt wilde worden. Bij 315 volt weigerde hij om nog te antwoorden en na 345 volt hoorde men helemaal niets meer van hem, wat de indruk wekte dat hij buiten bewustzijn was geraakt. De leraar moest niettemin doorgaan. Als de leerling geen antwoord gaf, moest hij dat als een fout rekenen. Na dertig fouten kwam hij uit op de maximale dosis van 450 volt. Bij deze schakelaar stond ‘XXX’, omdat ‘dodelijk’ wat al te rigoureus klonk. De zwaarste schok moest nog twee keer worden herhaald voordat Williams het experiment beëindigde.

Proefleider John Williams (r) en een proefpersoon binden James McDonough vast en sluiten hem aan op de schokgenerator.
Proefleider John Williams (r) en een proefpersoon binden James McDonough vast en sluiten hem aan op de schokgenerator.

  75 volt: Ugh!
 90 volt: Ugh!
105 volt: Ugh! (louder)
120 volt: Ugh! Hey, this really hurts.
135 volt: Ugh!!
150 volt: Ugh!!! Experimenter! That’s all. Get me out of here. I told you I had heart trouble. My heart’s starting to bother me now. Get me out of here, please. My heart’s starting to bother me. I refuse to go on. Let me out.
165 volt: Ugh! Let me out! (shouting)
180 volt: Ugh! I can’t stand the pain. Let me out of here! (shouting)
195 volt: Ugh! Let me out of here. Let me out of here. My heart’s bothering me. Let me out of here! You have no right to keep me here! Let me out! Let me out of here! Let me out! Let me out of here! My heart’s bothering me. Let me out! Let me out! 210 volt: Ugh!! Experimenter! Get me out of here. I’ve had enough. I won’t be in the experiment any more.
225 volt: Ugh!
240 volt: Ugh!
255 volt: Ugh! Get me out of here.
270 volt: (Agonized scream.) Let me out of here. Let me out of here. Let me out of here. Let me out. Do you hear? Let me out of here.
285 volt: (Agonized scream.)
300 volt: (Agonized scream.) I absolutely refuse to answer any more. Get me out of here. You can’t hold me here. Get me out. Get me out of here. 315 volt: (Intensely agonized scream.) I told you I refuse to answer. I’m no longer part of this experiment.
330 volt: (Intense and prolonged agonized scream.) Let me out of here. Let me out of here. My heart’s bothering me. Let me out, I tell you. (Hysterically) Let me out of here. Let me out of here. You have no right to hold me here. Let me out! Let me out! Let me out! Let me out of here! Let me out! Let me out!
345 – 450 volt: (silence)

Tot het bittere eind

De leraar wilde wel eerder stoppen, maar de proefleider spoorde hem aan om door te gaan. Milgram had met Williams afgesproken wat hij moest zeggen als iemand tegensputterde. Hij begon met ‘please continue’ of ‘please go on’. Wanneer dat niet goed werkte, drukte hij zich wat krachtiger uit: ‘Het experiment vereist dat u doorgaat, leraar.’ Mocht dit ook geen effect hebben, dan zei hij: ‘Het is absoluut essentieel dat we doorgaan!’’ Hij benadrukte dat de leerling alle woordenparen moest leren, of hij dat nu leuk vond of niet. De aansporingen werden herhaald wanneer de leraar opnieuw last van gewetenswroeging kreeg. Als hij zijn bezorgdheid uitsprak over het effect van de schokken, dan herhaalde de proefleider dat ze weliswaar pijnlijk waren, maar geen blijvende schade veroorzaakten. Williams liet zo nodig ook weten dat hij zelf verantwoordelijk was voor alles wat er met de leerling gebeurde. In laatste instantie zei hij: ‘U hebt geen andere keuze, u moet doorgaan.’

Het experiment werd eerder gestopt wanneer de proefpersoon resoluut bleef weigeren om mee te werken, maar dat kwam in de baselineconditie niet zo vaak voor. Van de 40 deelnemers gingen er 26 (65%) tot het bittere einde door. Dit resultaat werd later eveneens verkregen met 40 vrouwelijke deelnemers. Het is niet zeker of Williams in alle gevallen evenveel druk uitoefende. Er zijn wat aanwijzingen dat hij in zijn rol groeide en het de proefpersonen steeds moeilijker maakte om te stoppen. Zo was er een Joodse huisvrouw die de schokgenerator ten einde raad uitschakelde. Maar Williams schakelde hem weer aan en kreeg haar zover dat ze toch doorging. Het experiment veroorzaakte buitengewoon veel stress bij de proefpersonen. Daarom was het sinds de jaren 1970 niet meer toegestaan om het te herhalen. Pas enkele jaren geleden vond er voor het eerst een gedeeltelijke replicatie plaats. Prof. Jerry Burger wist de ethische bezwaren te ondervangen door het experiment af te breken voordat de deelnemers een schok van 165 volt moesten uitdelen. Zo bleef de ergste stress hen bespaard. Alle kandidaten werden gescreend door een klinisch psycholoog, die bijna veertig procent ongeschikt achtte. De deelnemers wisten dat ze in elk geval $50 mochten houden, ook als ze voortijdig wilden afhaken.

Burger (2009) meldde dat 70 procent van zijn proefpersonen bereid was om door te gaan nadat het onschuldige slachtoffer bij 150 volt voor het eerst hevig protesteerde, in dezelfde bewoordingen als Mr. Wallace. Bij de experimenten van Milgram ging bijna 85% na 150 volt door, maar het verschil was niet significant. Blijkbaar was de gehoorzaamheid van proefpersonen na een halve eeuw nog steeds schrikbarend groot.

Jerry Burger zorgde ervoor dat iedereen meteen na afloop hoorde dat er geen echte schokken waren uitgedeeld. Dat gold niet voor de eerste 600 proefpersonen van Milgram, omdat hij wilde voorkomen dat het bedrog voortijdig uitlekte. Willliams zei tijdens het nagesprek meestal dat de schokgenerator was bedoeld voor ratten en muizen, zodat bijschriften zoals ‘danger severe shock’ niet van toepassing waren. Mr. Wallace vertelde na afloop dat hij zich weer prima voelde en leek niemand iets te verwijten. Hij verontschuldigde zich dat hij zich zo had laten gaan en zei dat de schokken bij nader inzien wel meevielen. Pas in juli 1962 ontvingen de deelnemers een enquêteformulier en een rapport waarin de ware toedracht werd onthuld.

Destijds werd er nog niet veel tijd aan nazorg besteed. Williams en McDonough stelden de deelnemers gerust door ze voor te houden dat ze net zo als anderen hadden gehandeld. Milgram kon alles van achter een doorkijkspiegel observeren en sprak soms na afloop met een proefpersoon. Maar door tijdgebrek was hij bij de meeste sessies niet aanwezig. De nagesprekjes duurden soms zo kort dat enkele deelnemers vertrokken met het idee dat ze Mr. Wallace zwaar hadden mishandeld. (Perry, 2012)

Varianten

Het hing van de situatie af hoeveel deelnemers tot het einde doorgingen. Wanneer ze alleen woorden hoefden op te lezen terwijl iemand anders de schokgenerator bediende, dan haakte er vrijwel niemand af. Maar wanneer ze samenwerkten met twee handlangers die er op een afgesproken moment de brui aan gaven, dan besloot 90 procent om eveneens niet langer mee te werken. Het was blijkbaar makkelijker om de proefleider te weerstaan als anderen het goede voorbeeld gaven. Het percentage afvallers was ook hoog wanneer Williams tijdens het experiment afwezig was en zijn aanwijzingen per telefoon gaf. Er waren dan velen die stiekem te lage schokken gaven.

Wanneer Mr. Wallace in dezelfde kamer zat. werd het moeilijker om zijn leed te negeren, zodat 60 procent van de deelnemers voortijdig afhaakte. Dit liep op naar 70 procent wanneer men de hand van het onwillige slachtoffer tegen een metalen plaat moest drukken om hem een schok te kunnen geven.

Milgram-obedience-to-authority

Sommige deelnemers hadden het idee dat de leerling moest doorgaan omdat hij eerder met de procedure had ingestemd. Daarom bedacht Milgram een variant waarbij de leerling zich alleen wilde laten vastbinden onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat hij weer losgemaakt zou worden zodra hij daarom vroeg. Het feit dat de proefleider de afspraak later negeerde, had weinig effect op de volgzaamheid van de proefpersonen, die slechts 10 procent zakte.

De deelnemers toonden meer moreel besef wanneer de rol van leerling door de proefleider werd overgenomen. Dit gebeurde op verzoek van een zekere Mr. March (een handlanger), die alleen voor leerling wilde spelen als de proefleider het zelf een keer voordeed. Williams ging akkoord, maar wilde na 150 volt stoppen omdat de schokken zogenaamd te pijnlijk werden. Mr. March, die tijdelijk als proefleider fungeerde, liet de leraar weten dat hij toch door moest gaan, omdat dit eerder zo was afgesproken. Maar er was niemand die deze opdracht opvolgde. Men toonde zich zeer verontwaardigd dat Mr. March de arme proefleider wilde pijnigen.

Bij een andere variant waren er twee leraren aanwezig, waaronder een handlanger. Nadat Mr. Wallace was vastgebonden en Williams instructies had gegeven, werd hij telefonisch weggeroepen, zodat de leraren de test zonder hem moesten uitvoeren. De handlanger kwam met het plan de schokken steeds met 15 volt te verhogen, zonder dat Williams daar eerder iets over had gezegd. Alle deelnemers gingen akkoord met het voorstel van hun bazige collega. Twaalf van de twintig gingen ook na 150 volt nog door en vier (20%) bereikten zelfs de 450 volt. Dat was opmerkelijk veel omdat de opdrachtgever in dit geval geen officiële status had.

Om te onderzoeken in hoeverre de reputatie van de universiteit van invloed was, verplaatste Milgram het experiment naar een tweederangs kantoorpand van het fictieve bedrijf Research Associates. Daar gingen 19 van 40 proefpersonen tot 450 volt door.

De meest omstreden variant werd uitgevoerd met personen die elkaar goed kenden. Zo was er een vader die zijn zoon schokken moest toedienen. Hij wist niet dat de zoon al was losgemaakt en heimelijk werd gecoacht om de indruk te wekken dat hij veel pijn leed. Onder deze omstandigheden konden nog 3 van de 20 proefpersonen ertoe worden aangezet de schokken tot 450 volt op te voeren. Milgram publiceerde wijselijk geen verslag van de resultaten, want hij had al veel kritiek gekregen op zijn ethiek. Er zijn wel bandopnamen van het experiment bewaard gebleven. Daarop is te horen hoe Milgram een proefpersoon voorstelt om na afloop te vertellen dat hij niet geloofde dat hij zijn vriend echte schokken gaf. Zo kon hun vriendschap hopelijk worden gered.

Tussen twee vuren

Milgram voerde zijn experimenten uit zonder hypothese of theorie. Hij was benieuwd wat er onder verschillende omstandigheden zou gebeuren en verzon gaandeweg nieuwe varianten. Aanvankelijk was het niet de bedoeling dat de leerling hoorbaar zou protesteren. Zonder deze feedback gingen alle leraren echter onverstoorbaar door, zodat het experiment niet zo interessant was.

Pas ruim tien jaar later publiceerde Milgram (1974) een boek waarin hij een overzicht gaf van zijn gehoorzaamheidsexperimenten. Hij nam aan dat de proefpersonen zich niet meer verantwoordelijk voelden voor hun handelingen. Ze raakten volgens hem in een soort werktuigelijke toestand (een agentic state), waarin ze de wensen van de proefleider zo goed mogelijk probeerden te vervullen en zich alleen nog concentreerden op hun taak. Ze voelden zich verplicht de leider te blijven volgen, wilden een goede indruk op hem maken en namen op zijn gezag aan dat ze een hoogstaand doel dienden. Na afloop zeiden ze vaak: ‘Als het aan mij had gelegen, dan had ik die schokken niet gegeven.’ Maar ze konden er niets aan veranderen, omdat ze hun plicht moesten doen.

De zombieachtige toestand die Milgram veronderstelde, sloot niet goed aan bij het nerveuze gedrag van de deelnemers en het feit dat de resultaten sterk afhingen van de omstandigheden. Milgram gaf toe dat veel proefpersonen er niet goed in slaagden om zich zo sterk te identificeren met hun rol, dat ze zich niet meer schuldig voelden. Het was duidelijk dat ze onder grote spanning stonden: ze kwamen vaak niet meer goed uit hun woorden, konden niet meer rustig op hun stoel zitten, lachten zenuwachtig, beefden, transpireerden. Ze waren ongewild tussen twee vuren terecht gekomen en hadden moeite om te beslissen naar wie ze moesten luisteren. Velen drukten de schakelaar van de schokgenerator zo kort mogelijk in om Mr. Wallace leed te besparen. Sommigen probeerden hem wat te helpen door de juiste keuzeoptie met nadruk uit te spreken. Zo konden ze zichzelf de indruk geven dat ze ondanks alles het beste met hem voor hadden. Na afloop wezen ze vaak met trots op deze subversieve daden, al waren die in strijd met hun bewering dat ze in het belang van de wetenschap waren blijven meedoen.

Er waren ook proefpersonen die wat stoom afbliezen door duidelijk te laten merken dat ze het niet eens waren met de gang van zaken. Ze deden moeite om de proefleider op andere gedachten te brengen en vroegen of hij even naar Mr. Wallace wilde gaan kijken. Enkelen stelden voor de $4,50 terug te geven om zich zo met goed fatsoen aan het experiment te kunnen onttrekken. Williams liet zich echter niet van de wijs brengen. Hij zei dat het geld geen rol speelde, dat de schokken geen kwaad konden, dat het experiment moest doorgaan en dat hij zelf voor alles de verantwoordelijk nam. Dit leidde er meestal toe dat de leraar zich schikte in de situatie.

Kleine stapjes

De proefpersonen hadden aanvankelijk nog geen idee waarin ze verzeild waren geraakt. Ze stemden ermee in hun medewerking te verlenen zonder de consequenties te overzien. Daarna voelden ze zich min of meer verplicht zich aan hun belofte te houden, want wie a zegt moet ook b zeggen. Ze hadden er bovendien al geld voor gekregen. De proefleider zou naar verwachting teleurgesteld of nijdig reageren wanneer ze het experiment in de soep lieten lopen door halverwege af te haken. Uit het feit dat hij Mr. Wallace niet uit zijn elektrische stoel wilde bevrijden, mocht men concluderen dat Williams het heel belangrijk vond om het experiment te voltooien.

Herhaling van Milgrams experiment voor een episode van de tv-serie Curiosity (2011) onder de titel ‘How evil are you?’, uitgezonden door Discovery Channel. De resultaten waren vergelijkbaar met eerdere proeven.
Herhaling van Milgrams experiment voor een episode van de tv-serie Curiosity (2011) onder de titel ‘How evil are you?’, uitgezonden door Discovery Channel. De resultaten waren  vergelijkbaar met eerdere proeven.

Het lijkt op een beïnvloedingsmethode die bekend staat als de low-ball-techniek. Een aardig voorbeeld was een experiment bij de ingang van een Frans ziekenhuis, waar een jongeman aan passanten vroeg of ze zijn hond even konden vasthouden. Hij vertelde dat hij zijn grootmoeder graag wilde bezoeken, maar niet met de hond naar binnen mocht. Pas nadat zijn verzoek was ingewilligd en hij de riem had overhandigd, beloofde hij niet langer dan een half uur weg te blijven. Er waren dan maar weinig mensen die terugkrabbelden omdat het te lang ging duren. Als hij daarentegen meteen aankondigde dat hij een half uur weg zou blijven, dan was het aantal gegadigden niet half zo groot (Guéguen, 2002).

Een verwante methode is de foot-in-door-techniek, waarbij je iemand eerst om een kleine gunst vraag. Je hebt dan meer kans dat hij zich later geroepen voelt om op jouw verzoek een groter offer te brengen. Bij Milgrams experiment werden de eisen geleidelijk opgeschroefd, in kleine stapjes van 15 volt. Het begon met tamelijk onschuldige schokken, maar die werden allengs zwaarder. Dat maakte het moeilijk om ergens een grens te trekken. Wie Mr. Wallace al meerdere pijnlijke schokken had toegediend, had geen goede reden meer om plotseling te stoppen bij een schok die slechts 15 volt zwaarder was. Het apparaat maakte het bovendien eenvoudig om bijna ongemerkt en indirect zware straffen uit te delen door slechts een schakelaartje in te drukken. Als men de leraar had gevraagd om de leerling met een liniaal op de vlakke hand te slaan, zou de weerstand ongetwijfeld groter zijn geweest.

Hoe vaker het slachtoffer al vruchteloos ‘Laat me eruit!’ had geroepen, des te minder reden was er om daar nog gehoor aan te geven. De protesten waren mogelijk ook niet zo effectief omdat ze ingeblikt waren. Ze sloten niet aan bij wat de leraar zei en waren vooral op de proefleider gericht. Iedere schok bevestigde de regel dat de wensen van de proefleider boven die van de leerling gingen. De leraar kon later nog wel van gedachten veranderen, maar moest dan toegeven dat hij al te ver was gegaan. Wie bij 300 volt kon stoppen, had uiteraard al moeten stoppen zodra de leerling daar voor het eerst om vroeg.

Mr. Wallace begon voor het eerst te protesteren na een schok van 150 volt. Vrijwel iedereen aarzelde om daarna door te gaan en richtte zich vragend tot de proefleider. Hij was de deskundige, die alles over het experiment wist. Williams wekte echter de indruk dat er niets ongewoons aan de hand was en wuifde alle bezwaren weg. De deelnemers mochten aannemen dat hij wist wat hij deed en de nodige ervaring had. Wie vertrouwen stelde in zijn expertise en in het belang van het onderzoek, gaf niet noodzakelijk blijk van blinde gehoorzaamheid. Stoppen zou betekenen dat men het beter meende te weten dan de wetenschap. Het was moeilijk om er ter plekke snel over te oordelen zonder er even over te kunnen nadenken. Lang niet alle proefpersonen waren zo goed van de tongriem gesneden dat ze de argumenten van Williams onderuit konden halen.

Er waren critici die veronderstelden dat veel deelnemers al snel beseften dat ze voor het lapje werden gehouden. Als Mr. Wallace werkelijk in gevaar verkeerde, hoe kon de experimentleider dan zo rustig blijven en hoe kon de universiteit het ooit goedkeuren? Van degenen die tot 450 volt waren doorgegaan, gaf 20 procent later op het enquêteformulier aan dat ze al tijdens het experiment het idee hadden dat de schokken niet echt waren. Maar Milgram betwijfelde of ze daar zo zeker van waren. Misschien zeiden ze het om hun zelfbeeld op te vijzelen en hun geweten te sussen. Er waren wel enkele deelnemers die ter plekke al lieten blijken dat ze er weinig van geloofden. Maar dat kwam niet zo vaak voor. Bovendien kon niemand bij voorbaat uitsluiten dat er echte schokken werden gegeven, zodat het riskant was om er niet in te geloven.

Volgens een recente interpretatie van Milgrams experimenten zagen de deelnemers zichzelf als een soort wetenschappelijke medewerkers of volgelingen. Bevelen zoals ‘U hebt geen andere keuze, u moet doorgaan’ hadden veelal een averechts effect. De deelnemers identificeerden zich met de proefleider en stonden open voor zijn adviezen en zijn belangrijke missie. Deze sociale identificatie nam af wanneer het experiment niet aan een universiteit plaatsvond of wanneer de proefleider niet in de buurt was. Onder sommige omstandigheden voelde men zich sterker verbonden met de leerling. De deelnemers moesten kiezen tussen twee verplichtingen, aan de wetenschappelijke gemeenschap of aan de morele gemeenschap van gewone burgers. (Reicher, 2012)

Slecht geweten

Een cynischer verklaring voor Milgrams resultaten is te vinden in een proefschrift van de criminoloog Nestar Russell (2009). Russell veronderstelt dat de deelnemers wel degelijk wisten dat ze immoreel handelden door Mr. Wallace tegen zijn wil schokken te geven. Ze beseften dat ze nog steeds verantwoordelijk waren voor hun daden en voelden zich daar schuldig over. Maar ze bleven toch doorgaan om een onaangename confrontatie met de proefleider te vermijden en zichzelf niet in verlegenheid te brengen. Ze wilden geen arrogante of onbeleefde indruk maken. Het leed van de leerling woog voor hen minder zwaar dan dit eigenbelang, omdat hij een onbekende was. Ze voelden zich niet geroepen om de kolen voor een vreemde uit het vuur te halen. Ze kozen de weg van de minste weerstand omdat ze aannamen dat ze daar straffeloos mee weg konden komen.

Stanley Milgram
Stanley Milgram

De proefpersonen konden schokken blijven uitdelen omdat ze de gelegenheid kregen alle verantwoordelijkheid af te schuiven. Ze hadden niets te duchten en konden zichzelf en anderen wijsmaken dat ze niet aansprakelijk waren voor de elektrocutie. Als het mis ging, zouden ze altijd kunnen volhouden dat ze vertrouwden op het oordeel van de deskundige, die hen aanspoorde om door te gaan. Hij had hen ervan verzekerd dat de schokken geen kwaad konden en droeg de verantwoordelijkheid. De proefpersonen wilden graag geloven dat ze geen andere keuze hadden en genoodzaakt waren in het belang van de wetenschap met het experiment door te gaan. Ze lieten zich door de proefleider geruststellen om een vervelende confrontatie met hem uit de weg te gaan.

Ze waren ogenschijnlijk wel begaan met het lot van de leerling, en namen vaak verbaal wat afstand van het gebeuren, maar ze schrokken ervoor terug om daar consequenties aan te verbinden. Sommigen gaven na afloop toe dat ze wisten dat ze fout zaten. Als ze van tevoren hadden gehoord dat ze later zelf de rol van leerling moesten spelen, dan zouden ze ongetwijfeld eerder in opstand zijn gekomen. Er was ook meer kans dat ze afhaakten naarmate de omstandigheden het moeilijker maakten om te ontkennen dat ze zelf verantwoordelijkheid droegen. Personen die stopten hadden sterker het gevoel dat ze verantwoordelijk waren, terwijl de rest vaak een deel van de schuld aan de leerling probeerde toe te schrijven. Die had wat beter zijn best moeten doen, dan zou hij niet zoveel schokken hebben gekregen.

Een van de deelnemers zei: ‘Ik ga die man niet doden… Ik weiger om daar verantwoordelijk voor te zijn… Ik bedoel, wie gaat de verantwoordelijkheid nemen als die meneer iets overkomt?’ Dit probleem kon snel worden opgelost toen de proefleider benadrukte dat hij die last volledig op zich nam. Een andere proefpersoon wekte de indruk dat ze erg begaan was met Mr. Wallace: ‘Kunnen we niet stoppen? Ik maak me zorgen om hem. Ik tril, ik tril helemaal!’ Maar dat was misschien niet meer dan een symptoom van haar eigen slechte geweten. Na afloop beweerde ze dat ze iemand was die nooit een vlieg kwaad zou doen, maar dat ze niet anders kon, omdat het een experiment was. ‘You said so.’

De zaak veranderde wanneer de proefpersonen schokken gaven aan iemand die ze kenden. Een van de deelnemers maakte dat goed duidelijk toen hij zei: ‘Ik realiseerde me plotseling dat hij de man was die me weer naar huis moest rijden. Het is een lange rit! Ik moest hem weer onder ogen kunnen komen. Hij is mijn buurman.’ Een goede verstandhouding met zijn buurman was voor hem van meer belang dan een goede relatie met de proefleider, wat hem voldoende motiveerde om zijn medewerking aan het experiment te kunnen beëindigen.

Uit het experiment waarbij een ongekwalificeerde persoon op het idee kwam steeds zwaardere schokken te geven, terwijl Williams afwezig was, bleek dat een erkende autoriteit niet per se noodzakelijk was. Bij deze variant haakten uiteindelijk 16 van de 20 proefpersonen af. Maar toen de handlanger deze afvallers voorstelde om hun rol over te nemen en de schokken zelf te geven, waren er 11 die daar tot het einde aan meewerkten. Als iemand anders de verantwoordelijkheid nam, dan was er voor hen geen probleem meer. Overigens waren er ook vijf deelnemers die ervoor zorgden dat de handlanger zijn plan niet kon uitvoeren. Een van hen gooide hem zelfs in een hoek van het laboratorium en gebood hem daar te blijven tot hij beloofde geen schokken meer te geven.

Milgram had het idee dat zijn experimenten gerechtvaardigd waren omdat ze licht wierpen op de Holocaust. Historici vinden het echter niet meer aannemelijk dat Eichmann slechts gedachteloos bevelen opvolgde. Evenals andere nazi’s toonde hij veel eigen initiatief en was hij een felle antisemiet, die veel belang hechtte aan de vernietiging van alle Joden. Daarin wilde hij nog verder gaan dan zijn superieur, Heinrich Himmler. In een vraaggesprek dat na de oorlog in Argentinië werd opgenomen toonde hij zich tevreden over het resultaat. Hij vond het alleen spijtig dat hij niet meer Joden uit de weg had kunnen ruimen. Het is twijfelachtig of Milgrams proefpersonen er ook van overtuigd waren dat ze het goede deden.

Literatuur

Blass, Thomas (2004). The man who shocked the world. New York: Basic Books.

Burger, Jerry M. (2009). Replicating Milgram. Would people still obey today? American Psychologist, 64(1), 1-11.

Guéguen, Nicolas et a. (2002). Low-ball and compliance to a request: an application in a field setting. Psychological Reports, 91, 81-84.

Jetten, Jolanda en Matthew J. Hornsey (2012). Conformity: Revisiting Asch’s line-judgement studies. In Smith en Haslam (eds.), 76-90.

Milgram, Stanley (1961). Nationality and conformity. Scientific American, 205(6), 45-51.

Milgram, Stanley (1974). Obedience to authority: an experimental view. New York: Harper & Row.

Perry, Gina (2012). Behind the shock machine. New York: The New Press.

Reicher, Stephen, S.A. Halam en J.R. Smith (2012). Working toward the experimenter: reconceptualizing obedience within the Milgram paradigm as identification-based followership. Perspectives on Psychological Science, 7(4), 315-324..

Reicher, Stephen en S. Alexander Haslam (2012). Obedience: revisiting Milgram’s shock experiments. In Smith en Haslam (eds.), 106-125.

Russell, Nestar John Charles (2009). Stanley Milgram’s obedience to authority experiments: towards an understanding of their relevance in explaining aspects of the Nazi Holocaust. Victoria University of Wellington, dissertatie.

Smith, Joanne R. en S. Alexander Haslam, eds. (2012). Social psychology: revisiting the classic studies. Londen: Sage.

Uit: Skepter 26.2 (2014)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Rob Nanninga was hoofdredacteur van Skepter van 2002 tot 2014