G-spotting en plasseks
Onderzoek naar het lekkerste plekje
door Dirk Koppenaal
De G-spot heeft dankzij triviaal onderzoek en anekdotes een plekje veroverd binnen de hedendaagse seksuologie. Is dat terecht of lijkt de G-spot meer op een uvo, een ‘unidentified vaginal object’?
De G-spot staat bekend als een zeer gevoelig plekje ter grootte van een vingertopje aan de voorkant van de vagina. Het zou bij ongeveer de helft van de vrouwen te vinden zijn. Prikkeling ervan kan resulteren in een spetterend vaginaal orgasme. De G-spot is niet genoemd naar de kreet die meestal op zo’n moment klinkt, maar naar de Duitse gynaecoloog Ernst Gräfenberg. Hij was in 1950 de eerste moderne wetenschapper die deze erogene zone beschreef. De G-spot zou een stukje van de vrouwelijke prostaat bevatten, die melkachtig vocht produceert dat zich in de plasbuis ophoopt en dat door spiercontracties tijdens het orgasme wordt weggespoten: het vrouwelijk ejaculaat.
Door de publicatie van een populair boek over seksualiteit kreeg het plekje vanaf 1981 veel aandacht. Een hoofdstuk met anekdotes van een aantal vrouwen over krachtige orgasmen en ejaculaties deed het goed bij het grote publiek en de G-spot was plots een begrip. Niet alleen vrouwenbladen, maar ook studieboeken en zelfs wetenschappelijke artikelen gingen er kritiekloos vanuit dat de G-spot bestond.
De mysteries rondom de vrouwelijke begeerte zijn al eeuwenlang een inspiratiebron voor dichters, minnaars en geleerden, die zonder gêne over hun bevindingen schreven. De urologe Joanna Beate Korda en haar collega’s zijn ervan overtuigd dat de G-spot en vrouwelijke ejaculatie bestaan en ze hebben onlangs een historisch overzicht over dit onderwerp geschreven. [15]
Oude geneugten
De geschiedenis begint bij het taoïsme, een Chinese filosofische en religieuze stroming die in de vierde eeuw voor Christus ontstond. Het taoïsme heeft zich parallel aan het confucianisme en het boeddhisme ontwikkeld en richt zich op leven in eenheid met de natuur. De natuur zou bestuurd worden door een universele kracht qi, die weer het resultaat is van de interactie tussen de kosmische krachten yin en yang. Yin en yang spelen ook een grote rol binnen de seksualiteit. Yin is de vrouwelijke kracht, waaraan een negatieve, slechte en passieve invloed wordt toegekend. Yang, de mannelijke kracht, is superieur en goed. Zowel yin als yang maken onderdeel uit van een universele energie, die zijn puurste vorm zou kennen op het moment van een orgasme. Yin wordt dan jing genoemd.
Mannen moesten voorzichtig zijn met ejaculeren, want op dat moment verliezen zij yang. Als een man teveel yang verloor zonder jing op te nemen, kon hij ziek worden en zelfs doodgaan. Het was beter voor de man om de jing van een vrouw op te nemen zonder zijn yang te verspillen; als hij dat twaalfmaal deed, bleef hij altijd jong en knap, en als het hem 93 keer lukte, wachtte hem het eeuwige leven. Het was dus de moeite waard om de begeerte van een vrouw te bestuderen. Deze bevindingen werden in de vierde eeuw na Christus door de taoïsten tot in detail beschreven. Korda heeft vertalingen van verschillende teksten gebruikt, en hoewel die soms in bloemrijke taal waren opgesteld, zijn er tal van aanwijzingen dat zowel de G-spot als de vrouwelijke ejaculatie werden beschreven.
India staat bekend om een reeks oude leerboeken over de liefde, die samen de Kamasastra worden genoemd. Het beroemdste boek, de Kamasutra, werd door Mallanaga Vatsyayana ergens tussen de tweede en vierde eeuw na Christus samengesteld op basis van honderden jaren oudere teksten, die allemaal verloren zijn gegaan. De Kamasutra behandelt op didactische wijze vele onderwerpen op het gebied van de erotiek. Bij het grote publiek is de Kamasutra vooral bekend om zijn de vele standjes, waaronder ‘schaar’, ‘hond’ en ‘slang’. Er zijn deskundigen die beweren dat ze veel genot geven omdat de man de G-spot zou stimuleren. Maar dat is moderne kennis, want volgens Korda wordt de G-spot in de Kamasutra niet genoemd.
De Kamasutra spreekt wel over vochtproductie bij vrouwen tijdens de bevruchting, maar ejaculatie, het spuiten van vloeistof tijdens het orgasme, wordt niet expliciet genoemd. In de twaalfde en dertiende eeuw verschenen meer Indiase werken die de vrouwelijke ejaculatie wel beschrijven, zoals de Ratirahasya en de Pancasayaka. In het oude India werden mannen en vrouwen op basis van hun uiterlijk in verschillende groepen verdeeld. Er werden vier groepen vrouwen onderscheiden en het ejaculaat van iedere groep had zijn eigen geur en smaak. De Pancasayaka zou ook een omschrijving van de G-spot geven.
De Perzische arts en filosoof Avicenna (Ibn Sina, 980–1037) was een van de beroemdste wetenschappers uit zijn tijd. Zijn bekendste boek, ‘Canon van de geneeskunde’ (Al-qanun fi al-tibb), was vanaf de late middeleeuwen het standaardwerk voor medici in het Midden-Oosten en Europa en werd zelfs tot 1650 in Leuven als universitair leerboek gebruikt. Avicenna beschrijft de vrouwelijke afscheiding, maar schrijft tegelijkertijd dat de vrouw niet ejaculeert zoals de man. Korda kon verder geen overtuigende antieke of middeleeuwse Arabische of Perzische beschrijvingen van het vrouwelijk ejaculaat vinden.
Antieke Griekse geleerden zoals Pythagoras (570–510 v. Chr.), Empedocles (490–430 v. Chr.), Hippocrates (460–377 v. Chr.) en Aristoteles (384–322 v. Chr.) bestudeerden de menselijke voorplanting in detail. In die tijd dacht men dat zowel mannen als vrouwen zaad produceerden dat het ei bevruchtte. Hippocrates geloofde bijvoorbeeld dat de kracht en het volume van het vrouwelijk zaad het geslacht van het kind bepaalde. Hoewel niet zeker is of Aristoteles de auteur van het tiende deel van Historia Animalium is, wordt er in dit boek niet alleen onmiskenbaar over ejaculatie maar ook over de G-spot geschreven. Volgens Claudius Galenus van Pergamum (129–200 n. Chr.) waren mannen en vrouwen replica’s waarbij de organen van de vrouw omgekeerd in het lichaam waren gekomen. Galenus’ beschrijvingen van de vrouwelijke ejaculaties passen binnen deze zienswijze en hij beschouwde ze als net zo noodzakelijk als die van de man.
De Nederlandse gynaecoloog Reinier de Graaf (1641–1673) was de eerste die echt wetenschappelijk inzicht gaf in de werking van de vrouwelijke organen en hij is de ontdekker van de later naar hem genoemde ‘Graafse follikels’. In Tractatus de Virorum Organis Generationi Inservientibus beschreef De Graaf de vrouwelijke ejaculatie en een ‘één vinger breed wit doorschijnend weefsel rond de plasbuis’, dat hij in verband bracht met de mannelijke prostaat. De Graaf schrijft: ‘De functie van de prostaat is het genereren van een vloeibaar taai sap met een scherpe en zoute smaak dat vrouwen meer wellustig maakt en tijdens de coïtus hun seksuele delen op een aangename wijze smeert.’ De Graaf beschrijft dat het weefsel buisjes bevat die zo eindigen dat de prostaatvloeistof niet met urine mengt en rapporteert: ‘Tijdens de seksuele handeling zijn de lozingen zo overvloedig, dat het zelfs buiten de schaamdelen stroomt.’
De Graaf ontdekte de vrouwelijke prostaat ruim 200 jaar eerder dan Alexander Skene (1837–1900), waarnaar het orgaan nu (ten onrechte) vernoemd is. Skene legde nooit de relatie tussen het klierweefsel en seksualiteit. Aangezien De Graaf de eerste was die de vrouwelijke prostaat beschreef en een relatie legde tussen spot, lust en ejaculaat, zou de ‘G’ eigenlijk naar hem moeten verwijzen en zouden we kunnen spreken over de ‘Graafse spot’.
Gräfenberg
Dr. Ernst Gräfenberg werd geboren op 26 september 1881 in Adelebsen bij Göttingen, Duitsland. [22] Hij studeerde medicijnen in Göttingen en München, en slaagde cum laude op 10 maart 1905. Oorspronkelijk werkte hij als oogheelkundige, maar specialiseerde zich later als vrouwenarts aan de universiteit van Kiel. Hij toonde zich ook een zeer productieve onderzoeker. Na zijn specialisatie werkte hij aan de Universiteit van Berlijn, waar hij de eerste ovulatietest zou hebben ontworpen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende hij als officier aan het oostfront, waar hij schotwonden behandelde en ook regelmatig Russische vrouwen hielp bevallen.
Terug van het front ontwierp hij een voorloper van het pessarium, de gräfenbergring, die gemaakt was van zilver en zijde en pas rond 1960 werd vervangen door plastic tegenhangers. Hoewel bekend was dat Gräfenberg joods was, dacht hij veilig te zijn voor het nazibewind, omdat veel van zijn patiënten getrouwd waren met nazi’s. In 1937 werd hij toch gearresteerd, maar na bemiddeling mocht hij in 1940 naar Californië emigreren. Later verhuisde hij naar New York en opende er een grote privékliniek. Rond 1953 bleek dat Gräfenberg aan de ziekte van Parkinson leed. Hij stierf op 28 oktober 1957.
In 1950 schreef Gräfenberg zijn befaamde artikel ‘The role of the urethra in female orgasm’. [9] Het is geen wetenschappelijke studie, maar een luchtig geschreven opiniestuk over frigiditeit, verschillende vormen van opwinding en erogene zones. Gräfenberg spreekt over ‘ontelbare erogene spots verspreid over het hele lichaam, van waaruit de seksuele bevrediging kan worden opgewekt’. Als voorbeelden noemt hij tepels, borsten en oorschelp.
Speciale aandacht geeft hij aan het gebiedje rond de plasbuis, dat door externe stimulatie maar ook door prikkeling vanuit het urinekanaal zelf, opzwelt en tot fijne momenten kan leiden. Gräfenberg wijst het weefsel aan als bron van een onbekende vloeistof, die niet uit de vagina, maar uit de plasbuis wordt gespoten. Hij verwijst niet naar de mannelijke prostaat en uit niets valt op te maken dat Gräfenberg vindt dat hij een revolutionaire ontdekking heeft gedaan, integendeel. Om aan te geven dat experimenteerders allang van het erotische gebied op de hoogte waren, wijst hij op haarspelden en andere objecten die met regelmaat in de blaas worden aangetroffen. Whipple schreef later dat Gräfenbergs omschrijving van de exacte locatie van het gevoeligste gedeelte van dit erogene gebied haar ervan overtuigde om de G-spot naar hem te vernoemen. [22]
De Gräfenberg-spot werd voor het eerst in 1981 genoemd door Perry en Whipple in een artikel over de behandeling van incontinentie. [18] De gangbare therapie voor dit soort plasproblemen was oefening van de bekkenbodemspieren, maar de auteurs ontdekten dat een groep van 47 vrouwen juist hele sterke spieren had. Aangezien het vochtverlies alleen tijdens het vrijen optrad, kregen Perry en Whipple het idee dat de Gräfenberg-spot ejaculaties veroorzaakte. Bij alle vrouwen werd inderdaad zo’n spot aangetroffen, wat overigens niet zo vreemd is als men bedenkt dat de auteurs later ook in een groep van 400 vrouwen bij allen de spot vonden.
De term ‘G-spot’ werd in 1981 voor het eerst gebruikt in het vermaarde artikel van Addiego, Whipple en nog vier collega’s [1], dat beschreef hoe elektrische stimulatie van dit plekje bij één vrouw één keer in een dieper orgasme met ejaculatie resulteerde. In 1982 verscheen het boek iThe G spot and other recent discoveries about human sexuality door de psychologen en seksuologen Ladas, Whipple en Perry. [16] Zij breken hierin een lans voor vrije seksualiteit van de vrouw en beschrijven anekdotes van vrouwen met spetterende orgasmen na stimulatie van de G-spot. Het grote publiek was meteen overtuigd en zonder veel onderzoek of kritiek was de G-spot een begrip geworden.
Goede zaken
Seks verkoopt en met de G-spot werden goede zaken gedaan. Er verschenen al spoedig erotische artikelen op de markt om de spot te stimuleren, waaronder de fancy ‘Galactic Finger G-Spot Vibrator’ en de ‘Curved G-Spot Rabbit Vibrator’. De G-spot was een bron voor nieuwe fantasieën. Bovendien kon men nu vrijelijk films met ‘ejaculaties’ vertonen in het Verenigd Koninkrijk en andere landen waar plasseks verboden was. Feministen waren er minder enthousiast over, want zij zagen de G-spot als een mannensmoes voor vaginale seks.
Wie op Amazon.com op ‘G-spot’ zoekt, vindt meer dan 400 boektitels. Ook in vrouwenmagazines en mannenbladen werd er veel over geschreven. Ik heb een aantal boeken gelezen, die samen te vatten zijn als: een hoop gepraat en veel anekdotes, maar weinig feiten. Zo beschrijft Hicks in Understanding the G-Spot and Female Sexuality hoe iedereen met één vinger in tien simpele stappen zijn vrouwelijke partner in zwijm kan laten vallen door haar een orgasme zonder weerga te laten beleven. [12] Gewoonlijk duurt de climax maar een paar seconden, maar dankzij de G-spot wordt het orgasme een ware uitputtingsslag die minuten en soms tientallen minuten aanhoudt. Hoewel ik de eerste druk las, meldt Hicks dat 92% van de lezers hem schreef dat ze succes hadden geboekt.
Niets lijkt te gek om de lustgevoelens te bevorderen: sommige privéklinieken bieden warempel G-spotvergrotingen aan. Bij deze ingreep wordt collageen of lichaamsvet in de vaginawand geïnjecteerd. Het prijskaartje verschilt: voor een injectie met hyalinezuur betaal je tussen de 500 en 1000 euro, de prijs van een prikje met lichaamsvet stijgt boven de 1000 euro. Het eventuele effect duurt maar een paar maanden, want daarna wordt het geïnjecteerde materiaal weer afgebroken. Volgens de plastisch chirurg Edwin Van Onselen, die volgens eigen zeggen tien patiënten per maand behandelt, zijn klanten en hun partners zeer tevreden na een dergelijke ingreep. [11]
Naast de G-spot zouden vrouwen nog meer vaginaal erogene zones hebben. De anterior fornix erogene (AFE) zone werd ontdekt door de Maleisische seksuoloog Chua Chee Ann tijdens onderzoek bij vrouwen die aan vaginale droogte leden. Deze zone, ook wel A-spot genoemd, ligt tussen de G-spot en de baarmoederhals en zou ook een deel van de prostaat zijn. Dagelijkse stimulatie van de spot zou vaginale droogte tegengaan en orgasmen zonder voorspel mogelijk maken. Volgens seksgoeroe David Shade is er ook nog een ‘diepe spot’, die recht tegenover de A-spot ligt, dus in het doodlopende stukje vagina net voorbij de cervixopening. De U-spot is een klein erectiel en gevoelig plekje vlak naast het plasgaatje.
Het lijkt vreemd dat mannen met hun veel grotere prostaat geen spot hebben. Volgens kenners is dat ook niet zo; de P-spot is een erogene zone aan de achterkant van de prostaat. De P-spot wordt soms ook A-spot genoemd naar de eerste letter van de gebruikelijke manier van benadering.
Geurineerde superejaculaties
Of iemand een man of een vrouw wordt, hangt af van het geslachtsbepalende gen op het Y-chromosoom, dat vanaf de zevende week van de zwangerschap een cascade aan gebeurtenissen in gang zet. Onder invloed hiervan, of juist door het uitblijven, ontwikkelen en differentiëren de geslachtsorganen zich. Identieke embryonale herkomst verklaart de overeenkomsten tussen organen en cellen bij mannen en vrouwen: bijvoorbeeld testikels en ovaria, penis en clitoris, scrotum en vulva, sertolicellen en granulosacellen. Ook voor de mannelijke prostaat geldt dat er een vrouwelijke tegenhanger is, namelijk de klieren rond de plasbuis, ook wel para-urethrale klieren of klieren van Skene genoemd. Naast embryonale herkomst zijn er andere bewijzen, zoals histologie (weefselleer) en biochemische eigenschappen, die aannemelijk maken dat er inderdaad een vrouwelijke prostaat is. [24]
De locatie van de G-spot is goed te herkennen als een sponsachtig plekje in de verder gladde vaginawand. Waarschijnlijk heeft iedere vrouw zo’n plekje, maar pas als het onderliggend weefsel op prikkeling reageert door op te zwellen, is het een G-spot. Hiermee wordt ook meteen een probleem bij de bestudering van de G-spot duidelijk. Lang niet iedere onderzoeker beschrijft duidelijk of men alleen naar het bobbelige plekje heeft gezocht, of ook het zwellen heeft gecontroleerd. En hoe kunnen de onderzoekers zo zeker weten dat alleen de G-spot werd gestimuleerd? Het is haast onmogelijk om dan geen andere plekken in en rondom de vagina te raken. Daarnaast zullen veel vrouwen onder zulke klinische omstandigheden niet echt erotisch op een stimulus reageren en hooguit aangeven dat ze ‘daar’ wat voelen.
Hoewel niet ieder vrouw met een G-spot altijd ejaculeert en niet iedere ejaculerende vrouw altijd een G-spot heeft, wordt het fenomeen er sinds de eerste publicaties van Perry en Whipple wel mee geassocieerd. [18] Niet ieder vochtverlies tijdens het orgasme is echter aan een ejaculatiemechanisme toe te schrijven; het coïtale incontinentiesymptoom bijvoorbeeld is het gevolg van zwakke of slecht functionerende bekkenbodemspieren, wat kan leiden tot urineverlies tijdens het vrijen. De vraag is dus reëel of de vrouwelijke ejaculatie meer is dan een vorm van ongecontroleerd urineverlies.
Het werkingsmechanisme lijkt simpel. G-spotstimulatie activeert de Skene-klieren, die buisjes bevatten die in en naast het plaskanaal uitmonden en deze vol laten stromen. Tijdens een orgasme trekken de bekkenbodemspieren samen en spuit het vocht eruit.
Maar zo eenvoudig is het niet. Bij de man is er een constructie met zaadblaasjes, prostaat en blaassluitspier die het zaad één kant uit perst. Bij de vrouw is er slechts een plasbuis met bovenaan bij de blaas een urineafsluiter, en die is altijd dicht behalve bij toiletbezoek. Lustvocht druppelt gewoon naar buiten als het in de plasbuis komt. Tijdens de climax zouden hooguit wat druppeltjes die toevallig in de plasbuis aanwezig waren, weggespoten kunnen worden. De hoeveelheid die serieuze onderzoekers meten, ligt echter rond de 10 tot 15 ml, dat zijn 200 tot 300 druppels en is nota bene 2 tot 3 maal het volume van de klieren zelf. Anekdotes en boeken beschrijven nog veel grotere volumes met als uitschieter Gary Schubach die hoeveelheden mat, die een geroutineerde Beierse bierdrinker tijdens de oktoberfeesten nog een natte broek zou bezorgen. [19]
Deze ‘superejaculaties’, ook bekend als ‘squirting’, bestaan uit urine en hebben niets met G-spot of Skene-klieren te maken. Volgens kenners is urine zout en ejaculaat zoet. Onderzoekers tonen met hun uiterst gevoelige biochemische testen ook sterk verdunde prostaatproducten aan. Een vrouwelijke ejaculatie is misschien mogelijk, maar zal bij meer dan een paar druppeltjes voornamelijk uit urine bestaan.
Een gynaecologische mythe?
Al kort na de ontdekking van de G-spot waren er onderzoekers die twijfelden aan het bestaan ervan. Alzate schreef bijvoorbeeld dat stimulatie van zowel de voorkant als de achterkant tot een vaginaal orgasme kon leiden en dat opgevangen ejaculatievocht gewoon urine was. [2] Degene die de knuppel in het hoederhok gooide, was Terence Hines, hoogleraar psychologie aan de Pale University en auteur van Pseudoscience and the Paranormal – geen vrouwenarts, uroloog of sekstherapeut, maar een scepticus. In een kort artikel besteedt Hines uitgebreid aandacht aan de door Ladas, Whipple en Perry opgevoerde bewijzen en het bestaansrecht van de G-spot. [13]
Hoeveel onderzoek was er eigenlijk uitgevoerd? Hines constateert dat behalve het artikel van Addiego alle andere publicaties slechts zelfgerapporteerde ervaringen bevatten. Pas in 1983, dus ná de wereldwijde acceptatie van de G-spot, verschijnt er nog een publicatie waarin twee gynaecologen na een korte training de G-spot bij vier van elf vrijwilligsters herkenden. [8] Hines vraagt zich ook af hoe sterk de bewijzen voor het bestaan van ejaculatie destijds waren. Naast de gebruikelijke anekdotes was er volgens hem maar weinig onderzoek gedaan. Hij verwijst naar een studentenonderzoek, waaruit bleek dat 40% van de ondervraagden soms een natte ervaring had tijdens het vrijen. Uit het onderzoek van Addiego met één vrijwilligster bleek in het ejaculaatvocht een enzym aanwezig te zijn dat ook kenmerkend is voor mannelijk prostaatvocht. In de andere bovengenoemde studie ejaculeerden zes(!) van de elf vrijwilligsters, maar bleek het opgevangen vocht niet te verschillen met urinemonsters die eerder waren afgenomen. [8]
De belangrijkste kritiek van Hines richt zich op het feit dat als de gevoelige G-spot zou bestaan, er ook veel zenuwen op die plek in de vagina aanwezig moeten zijn. De sensitiviteit van een lichaamsdeel wordt immers bepaald door de mate van aanwezigheid van gespecialiseerde zenuwuiteinden, zoals tast, druk of pijnsensoren. De zenuwen samen vormen een vlechtwerk of plexus om uiteindelijk bijeen te komen en signalen naar de hersenen te sturen. Hines kon geen onderzoek vinden dat een zenuwplexus voor de G-spot aantoonde. Naar aanleiding van zijn publicatie werden drie boze brieven gepubliceerd, maar geen enkele van zijn opponenten kon iets tegen dit argument inbrengen. Recent zijn hierover nog twee publicaties verschenen. Een studie bevestigt dat een zenuwplexus ontbreekt. [17] Anderen vinden wel iets meer zenuwuiteinden in de vaginawand op de plaats waar de G-spot zou kunnen liggen, maar de verschillen zijn klein en het onderzoek is gedaan in materiaal van vrouwen waarvan onbekend was of ze een G-spot hadden. [21] Bovendien blijkt dat operaties aan of in de buurt van de voorkant van de vagina, waarvan aangenomen mag worden dat ze zenuwen van en naar de vagina beschadigen, geen invloed hebben op het seksuele functioneren. [14]
Hines is onthutst door zijn bevindingen. Met nauwelijks meer dan anekdotes en met het totaal ontbreken van een mechanisme dat de erogeniteit van de G-spot kan verklaren, is een concept gelanceerd dat gemeengoed is geworden en door seksuologen tot officieel onderwijsmateriaal is bestempeld. Hines komt tot de conclusie de G-spot een gynaecologische ufo is: veel naar gezocht, veel over gediscussieerd, maar niet bewezen met objectieve methodes.
Genetisch bewijs?
De G-spotters waren niet onder de indruk van Hines’ argumenten. Men deed het af als ‘een slecht onderbouwd overzichtsartikel, geschreven door een auteur die bijna onbekend is in de academische geneeskunde en die nog nooit iets had gepubliceerd in dit vakgebied.’ [14] Had Hines het mis en zijn er intussen meer bewijzen?
Begin dit jaar werd de wereld opgeschrikt door krantenkoppen zoals ‘Het einde van de G-spot?’. De kranten verwezen naar een Engelse studie van het King’s College onder ruim 1800 één- of twee-eiige tweelingen. [6] Zij hadden een enquête ingevuld met 30 seksgerelateerde vragen, waaronder: ‘Gelooft u dat u een zogenaamde G-spot hebt, een klein gebied ter grootte van een kwartje op de voorkant van uw vagina, dat gevoelig is voor diepe druk?’. Aangezien variatie van lichaamseigenschappen altijd een mate van erfelijkheid laat zien, redeneerden de auteurs dat als de G-spot bestond, er minder verschillen in het voorkomen van de G-spot in eeneiige dan in twee-eiige tweelingen moest zijn. Ze konden echter geen patroon ontdekken: sommige deelneemsters zeiden wel een G-spot te hebben, terwijl hun identieke tweelingzus hem niet had.
De antwoorden van de tweelingen kwamen wel overeen met een andere grote studie: 56% van de deelneemsters gaf aan een G-spot te hebben. Jongere vrouwen zeiden vaker een G-spot te hebben dan ouderen, net zoals extraverte, seksgeïnteresseerde vrouwen hem vaker hadden dan introverte deelneemsters. Opleidingsniveau, emotionele intelligentie, het aantal partners en de frequentie van vrijen bleken niet van invloed. De auteurs merkten op dat het percentage deelneemsters met een G-spot tweemaal hoger lag dan het percentage vrouwen dat af en toe een vaginaal orgasme meemaakte. Ze vinden dat vreemd, want als de G-spot echt bestaat, zouden veel meer vrouwen af en toe een vaginaal orgasme moeten beleven.
Op de gynaecologenconferentie die een maand later in Parijs werd gehouden, haalden de aanwezigen hun neus op voor de tweelingenstudie. [22] In een nieuwsbericht van de Independent noemt de Franse uroloog en chirurg Pierre Foldes de conclusies compleet verkeerd ‘omdat ze enkel gebaseerd waren op genetische observaties’. ‘Het is duidelijk dat de vrouwelijke seksualiteit variabel is. Het is geen kwestie van ja of nee, of aan en uit. Het onderzoek laat vooral een gebrek aan respect zien voor wat vrouwen zeggen.’
Foldes en zijn collega de gynaecoloog Odile Buisson verwijzen liever naar de Italiaanse studie van Emmanuele Gravina, die met een ultrasone scan de voorkant van de vaginawand bestudeerde en zag dat deze dikker was bij vrouwen die volgens eigen zeggen vaginale orgasmen hadden. [10] Het anatomisch bewijs voor de G-spot was geleverd!
Solide is dit bewijs echter niet. De vaginawand bestaat onder meer uit spierweefsel en vrouwen die vaker een vaginaal orgasme hebben, zouden wel eens een gespierdere vagina kunnen hebben dan vrouwen die de ervaring missen. De onderzoekers hadden dit moeten controleren door tevens de achterkant van de vaginawand te meten. Ook Battaglia en collega’s vergaten deze controle, maar zij ontdekten wel dat de vaginale dikte correleerde met concentraties mannelijke hormonen en de periode tot de laatste gemeenschap. [3] Het anatomisch bewijs voor de G-spot is zeker niet geleverd!
Een freudiaans orgasme
De G-spot zou de schakelaar van het vaginaal orgasme zijn; maar wat is een vaginaal orgasme eigenlijk? Het concept werd in 1905 door Sigmund Freud bedacht. [7] Freud suggereerde dat er twee typen orgasmen zijn: een clitoraal orgasme, voor spelende meisjes, en een dieper, aangenamer orgasme dat door penetratie en zonder stimulatie van de clitoris bereikt moest worden. Een getrouwde vrouw, die haar echtgenoot lief had, moest tijdens de daad het fijne gevoel van haar clitoris naar haar vagina verplaatsen. De hypothese paste mooi in Freuds plaatje van de vrouw als een inferieur aanhangsel van de man, en haar daaruit voortvloeiende sociale en psychologische rol. Niet gehinderd door gebrek aan kennis en bewijs, schreven hij en zijn volgelingen een groot aantal artikelen over het onderwerp, zodat het vanzelf wetenschappelijk begon te klinken en zelfs de medische wereld erin begon te geloven.
De veronderstellingen van Freud werden lange tijd nauwelijks ter discussie gesteld en als het al gebeurde, dan was dat vanuit feministische of psychologische hoek. Rond 1953 kwam de kentering. De seksuoloog Alfred Kinsey vergeleek met wattenstaafjes de gevoeligheid van de clitoris en de vagina en concludeerde dat de clitoris de enige ‘locus’ van seksuele sensatie was. Na bestudering van duizenden orgasmen in honderden vrouwen bevestigde de gynaecoloog William Howell Masters in 1966 dat er slechts één orgasme was; deze begon bij de clitoris en verspreidde zich naar de vagina. Volgens Sherfey is de hele discussie zinloos; door de spiertrekkingen en de verhoogde bloeddoorstroming tijdens een orgasme kan er onmogelijk vastgesteld worden wat waar plaatsvindt. [20]
De moderne G-spotonderzoekers zeggen dat ze het freudiaanse concept hebben losgelaten en spreken over één orgasme, verkregen door externe, of interne stimulatie. [5] Maar de scheidslijn is vaag, want men maakt wel degelijk onderscheid tussen het fysiologische resultaat en de gevoelssensatie. Volgens Whipple bijvoorbeeld puilt bij een clitoraal gestimuleerd orgasme de vagina op het moment suprême iets naar buiten, terwijl bij een vaginaal geprikkeld orgasme de baarmoederwand tegen de vagina drukt. [14] Bovendien is het zo´n mond vol, “vaginaal gestimuleerd orgasme”, terwijl vaginaal orgasme toch net zo duidelijk klinkt? [10] Zo zijn de freudiaanse verzinsels terug van weggeweest.
Geëvalueerd
De eerste onderzoekers, die allemaal nauw samenwerkten, beschouwden de G-spot als een duidelijk lokaliseerbare plek in de vagina. Naarmate meer onderzoekers zich met het onderwerp gingen bemoeien, bleek dit idee onhoudbaar en een andere benadering deed zijn intrede.
De G-spot is geen anatomische of histologische eenheid, zoals een vagina, schaamlip of plasbuis. Volgens moderne onderzoekers is de G-spot een functionele erogene eenheid en aangenomen wordt dat klierweefsel, interne clitorisstructuren, vaginawand en zelfs een deel van de plasbuis er onderdeel van uitmaken: het clito-urethrovaginal (CUV) complex. [5,7,10,14] Volgens Jannini zou uit histologische studies blijken dat de klierweefsels bij iedere vrouw anders verdeeld zijn; bij sommige vrouwen ligt het weefsel opeengehoopt vlak onder de blaas, bij anderen over de hele lengte van de plasbuis, en bij weer anderen juist dieper. Ook voor de andere weefsels bestaan minder strakke anatomische coördinaten dan de boeken weergeven. Door al deze verschillen zou de G-spot van vrouw tot vrouw verschillen, wat alle controversies verklaart.
De clitoris is geen klein genotsknobbeltje, maar bestaat uit een complex van onder andere zwellichamen dat in het lichaam is verborgen. Wanneer een vrouw opgewonden raakt, zwelt de hele clitoris op en drukt tegen de vaginawand. Door nu stevig en op de juiste plek tegen de vaginawand te duwen, wordt indirect de clitoris gestimuleerd.
Heeft de G-spot dan niets mystieks meer? Vanuit anatomisch opzicht niet, maar biologische en psychologische factoren zorgen er samen voor dat ieder orgasme net weer even anders aanvoelt. Een orgasme via de externe clitoris lijkt snel en rechttoe rechtaan plaats te vinden, maar een orgasme via interne stimulatie lijkt van veel meer factoren afhankelijk te zijn, zoals voorlichting, concentratie, tijdsduur en penislengte. [4] Het uiteindelijke fysiologische resultaat zal dan misschien niet anders zijn, het is net als eten, mooi opgediend smaakt het lekkerder.
De vraag of de G-spot wel of niet bestaat is een academische. Relevanter is dat keer op keer blijkt dat op volstrekt onvoldoende wetenschappelijke basis maar met veel bombarie een enorm luchtkasteel wordt gebouwd. Het getuigt van weinig respect om het bestaan te claimen van iets wat nooit bewezen is en mensen onder druk zet.
Bronnen
1. Addiego F, Belzer EG, Comolli J, Moger W, Perry JD, Whipple B. 1981, Female ejaculation: a case study. J Sex Res, 17, pp 1-13.
2. Alzate H. 1985, Vaginal eroticism: a replication study. Arch Sex Behav., 14, pp 529-37.
3. Battaglia C, Nappi RE, Mancini F, Alvisi S, Del Forno S, Battaglia B, Venturoli S. 2010, 3-D volumetric and vascular analysis of the urethrovaginal space in young women with or without vaginal orgasm. J Sex Med., 7, pp 1445-1453.
4. Brody S, Weiss P. 2009, Vaginal Orgasm Is Associated with Vaginal (Not Clitoral) Sex Education, Focusing Mental Attention on Vaginal Sensations, Intercourse Duration, and a Preference for a Longer Penis. J. Sex Med., 7, pp 2774-2781.
5. Buisson O, Foldes P, Jannini E, Mimoun S. 2010, Coitus as Revealed by Ultrasound in One Volunteer Couple. J Sex Med., 7, pp 2750–2754.
6. Burri AV, Cherkas L, Spector TD. 2010, Genetic and environmental influences on self-reported G-spots in women: a twin study. J Sex Med., 7, pp1842-1852.
7. Colson MH. 2010, Female orgasm: Myths, facts and controversies. Sexologies, 19, pp 8-14.
8. Goldberg DC, Whipple B, Fishkin RE, Waxman H, Fink PJ, Weisberg M. 1983, The Grafenberg spot and female ejaculation: a review of initial hypotheses. J Sex Marital Ther., 9, pp 27-37.
9. Gräfenberg, E. 1950, The role of the urethra in female orgasm. Int. J. Sex., 3, pp145-148.
10. Gravina GL, Brandetti F, Martini P, Carosa E, Di Stasi SM, Morano S, Lenzi A, Jannini EA. 2008, Measurement of the thickness of the urethrovaginal space in women with or without vaginal orgasm. J Sex Med., 5, pp 610-618.
11. Het Nieuwsblad, 2006, Na de borstvergroting, de g-plekvergroting. www.nieuwsblad.be/Article/Detail.aspx?articleID=dmf01092006_019
12. Hicks DL, 2001, Understanding the G-Spot and Female Sexuality: A Simple 10-Step Guide for Unleashing the Ultimate in Female Ecstasy. Universal Publishers/uPublishers.com, USA.
13. Hines TM. 2001, The G-spot: A modern gynecologic myth. Am J Obstet Gynecol, 185, pp 359-362.
14. Jannini EA, Whipple B, Kingsberg SA, Buisson O, Foldès P, Vardi Y. 2010, Who’s afraid of the G-spot? J Sex Med. 7, pp 25-34.
15. Korda JB, Goldstein SW, Sommer F. 2010 , The History of Female Ejaculation. J Sex Med. 7, pp 65-75.
16. Ladas AK, Whipple B, Perry JD. 1982, The G spot and other recent discoveries about human sexuality. New York, Holt, Reinhart and Winston.
17. Pauls R, Mutema G, Segal J, Silva WA, Kleeman S, Dryfhout Ma V, Karram M. 2006, A prospective study examining the anatomic distribution of nerve density in the human vagina. J Sex Med. 2006, 3, pp 979-87.
18. Perry JD, Whipple B. 1981 Pelvic muscle strength of female ejaculators: Evidence in support of a new theory of orgasm. J Sex Res, 17, pp 22–39.
19. Schubach G. 2001, Urethral Expulsions During Sensual Arousal and Bladder Catheterization in Seven Human Females. www.ejhs.org/volume4/Schubach/ .
20. Sherfey MJ. 1974, Some biology of sexuality. J Sex Marital Ther., 1, pp 97-109.
21. Song YB, Hwang K, Kim DJ, Han SH. 2009, Innervation of vagina: microdissection and immunohistochemical study. J Sex Marital Ther., 35, pp 53.
22. The Independent, Sunday, 31 January 2010, Yes, Yes, Yes, No, Yes! In search of the G-spot.
23. Whipple B, 2000, Ernst Gräfenberg: From Berlin to New York. Scan. J. of Sex., 3, pp 43-49.
24. Zaviacic M, Zaviacic T, Ablin RJ, Breza J, Holoman K. 2001, The female prostate: history, functional morphology and sexology implications, Sexologies, 11 pp 38-49.