Illustratie van Marcel Ruijters

Een kwestie van wantrouwen

Over complottheorieën en samenzweerders

Complottheorieën veronderstellen dat er groepen of organisaties bestaan die in het geheim samenspannen om kwalijke doelen te realiseren. De samenzweerders zijn immoreel en gaan vaak over lijken. Ze gebruiken onwettige middelen om meer macht te verkrijgen of er financieel beter van te worden. Hun plannen zouden stranden wanneer deze bekend werden. Daarom gebruiken ze allerlei methoden en strategieën om hun activiteiten verborgen te houden en ons een rad voor ogen te draaien.

door Rob Nanninga – Skepter 18.3 (2005)

HET valt niet te ontkennen dat er echte complotten bestaan. Zo kwam de Holocaust voort uit een samenzwering die ervoor zorgde dat de genocide in het geheim kon plaatsvinden. Een recenter voorbeeld van een politieke samenzwering was het Watergateschandaal, al vielen daar geen doden bij. Het begrip ‘complottheorie’ wordt echter doorgaans pas gebruikt wanneer men aanneemt dat er sprake is van ongefundeerde speculaties. Een complottheorie geeft geen reden om de officiële lezing van de feiten te betwijfelen. Het is een denigrerende aanduiding. Inmiddels zijn er echter velen die zichzelf aanprijzen als ‘conspiracy theorist’, een soort geuzennaam. Deze complotdenkers hebben zeer weinig vertrouwen in gezaghebbende bronnen en geloven dat de gevestigde opvattingen vaak niet meer dan ficties zijn. Ze proberen te ontdekken wat er achter de uiterlijke schijn verborgen zit. Ze willen weten wat de werkelijke oorzaken zijn van schokkende gebeurtenissen en ongewenste ontwikkelingen in de wereld.

De vraag ‘Wie spint hier garen bij?’ biedt complotdenkers bruikbare aanknopingspunten. Seneca zei het al: wie voordeel behaalt uit een misdaad, die deed het. (Cui prodest scelus, is fecit.) De dood van prinses Diana kan dat illustreren. Het is goed denkbaar dat de familie Windsor met lede ogen aanzag hoe de lastige moeder van kroonprins William met een louche Arabier omging. Haar dood loste dit probleem op en beschermde de status van het koningshuis. Dit leidt bij complotdenkers tot het onbedwingbare vermoeden dat het geen ongeluk was maar boos opzet. Complottheorieën over Diana’s dood werden vooral populair in Arabische landen, waar ze in veel kranten verschenen. Men veronderstelde dat de Britten met alle geweld wilden voorkomen dat hun prinses met een moslim zou trouwen en een moslimzoon zou baren. Enkelen namen zelfs aan dat Diana al bekeerd was en een hijab zou gaan dragen. De moord vond opzettelijk in Parijs plaats om de Britten buiten verdenking te stellen.

Wanneer er een groep kan worden aangewezen die instemt met ongewenste ontwikkelingen of daar zelf beter van wordt, dan ligt het voor de hand om deze groep verantwoordelijk te stellen voor het onheil. Zo waren er in de 19de eeuw velen die geloofden dat de Franse Revolutie door joden was veroorzaakt, want die gingen erop vooruit en emancipeerden zich. Tegenwoordig merken velen op dat de Amerikaanse regering door de 9/11-aanslagen in staat werd gesteld haar macht uit te breiden en een agressief buitenlands beleid te voeren. Dat doet complotdenkers vermoeden dat de overheid achter de aanslagen zat of dat er opzettelijk niets werd ondernomen om ze te voorkomen.

De actualiteitenrubriek Twee Vandaag (TROS) wijdde een complete uitzending aan deze laatste theorie. De kijkers kregen te horen dat ’twee ervaren politici … denken dat er bij de aanslag van 11 september 2001 veel meer speelde dan wij mogen weten’. Een van hen was de Duitse advocaat Andreas von Bülow, die in het verleden minister en parlementariër was. Hij vertelde in een gefilmd interview wat zijn eerste gedachte was toen hij zag wat er met de Twin Towers gebeurde: ‘Wie heeft hier iets aan?’ Hij kwam tot de conclusie dat de Amerikaanse neoconservatieven er meer aan hadden dan de vermeende daders. Von Bülow schreef er een bestseller over waarin hij suggereert dat de vliegtuigen op afstand werden bestuurd, dat de torens met springstof werden opgeblazen en dat het Pentagon door een raket werd geraakt. Maar dat vertelde hij niet in de uitzending. Ook Michael Meacher, een Engelse parlementariër die in 2003 aftrad als minister van Milieubeheer, beperkte zich tot de vraag waarom de aanslagen niet waren voorkomen. Was het bijvoorbeeld niet uiterst verdacht dat er pas 100 minuten na de kaping gevechtsvliegtuigen de lucht in werden gestuurd?

Amerikadeskundige Willem Post mocht in de studio commentaar leveren op de onthullingen. Hij had er weinig op aan te merken: ‘Ik vind het een stevig en goed gedocumenteerd verhaal van twee serieuze politici die dichtbij hebben gestaan, en dat is nog wel even wat anders dan die wonderlijke complottheorieën die je van allerlei romanschrijvers tegenkomt.’

Meacher deed zijn verhaal twee jaar eerder al in de Britse pers, maar daar kwam veel kritiek op. Zo was er geen reden om te veronderstellen dat het Amerikaanse luchtverdedigingscommando (NORAD) opzettelijk niet ingreep. Het NORAD richtte zich niet op binnenlandse verkeersvluchten. Het moest telefonisch worden gewaarschuwd door vluchtleidingscentra, die merkten dat de gekaapte vliegtuigen hun identificatiesignalen hadden uitgeschakeld. De eerste melding kwam enkele minuten over half negen binnen en nog geen tien minuten later trof het gerapporteerde toestel de noordelijke Twin Tower. Ook de andere meldingen kwamen te laat. Er werden wel F-16’s ingezet, maar die konden niet op tijd ter plekke zijn. Daar komt bij dat ze waarschijnlijk niets hadden kunnen uitrichten om een ramp te voorkomen. Wat zouden de complotdenkers hebben gezegd wanneer de passagierstoestellen uit de lucht waren geschoten?

Aids uit het lab

De Amerikaanse psycholoog Ted Goertzel (1994) concludeerde uit een enquêteonderzoek dat mensen die in complottheorieën geloven, significant minder vertrouwen hebben in hun toekomst, in de overheid en in hun medemensen. Complottheorieën sluiten aan bij het gevoel dat de ontwikkelingen in de wereld worden bepaald door onzichtbare machten waarop burgers geen invloed meer kunnen uitoefenen. Ze zijn vooral populair onder etnische minderheden en mensen met extreme politieke of religieuze idealen. Ze kunnen worden aangewakkerd door het besef dat men wordt gediscrimineerd of een slachtoffer is van het systeem. Ook de individualisering en de tendens om iedereen zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid toe te schuiven, versterkt wellicht de behoefte aan zondebokken onder degenen die zich machteloos, onzeker en mislukt voelen. Het opleidingsniveau lijkt daarop niet veel invloed te hebben.

Uit meerdere onderzoeken bleek dat Afro-Amerikanen opmerkelijk vaak geloven dat de overheid de zwarte gemeenschappen wil vernietigen door de verspreiding van drugs en wapens te stimuleren. Meer dan 40 procent van ruim duizend kerkgangers in de staat Louisiana geloofde dat. In een later onderzoek (Simmons & Parsons, 2005) ondervroeg men Afro-Amerikanen die in Louisiana waren gekozen voor een openbare functie, bijvoorbeeld als burgemeester of schoolbestuurder. Hun opvattingen weken echter niet af van de eerdere resultaten. Circa 30 procent geloofde dat de ziekte aids was bedoeld om zwarten te elimineren.

Een ander recent onderzoek (Bogart & Thorburn, 2005) onder 500 aselect gekozen Afro-Amerikanen leverde eveneens hoge percentages op: ruim 15 procent van de telefonisch ondervraagden geloofde dat aids een vorm van genocide is die werd gecreëerd om de zwarte bevolking terug te dringen. Ruim een kwart geloofde dat het virus in een overheidslaboratorium was gemaakt en 12 procent geloofde dat de CIA achter de verspreiding zat. Slechts 38 procent achtte het aannemelijk dat nieuwe aidsmedicijnen levens kunnen redden, terwijl 44 procent meende dat patiënten die ze slikken proefkonijnen van de overheid zijn. Ruim de helft geloofde dat er een effectief geneesmiddel bestaat dat voor de armen wordt achtergehouden.

Deze complottheorie staat niet helemaal los van de werkelijkheid. Veel Afro-Amerikanen zijn op de hoogte van de beruchte Tuskegee Syphilis Study in de staat Alabama. Daar volgden artsen vanaf 1932 het natuurlijke beloop van syfilis bij 400 arme negers. Men maakte de mannen wijs dat ze last hadden van ‘slecht bloed’ en gratis behandeld zouden worden. In plaats daarvan deed men alles om genezing te voorkomen. Zelfs nadat penicilline vanaf 1947 overal beschikbaar was, bleef men placebo’s verstrekken. De artsen waren zo verknocht geraakt aan hun onderzoek, dat ze het beslist wilden voltooien. Het kon pas eindigen nadat er bij alle deelnemers een autopsie was verricht. De werkstudent Peter Buxtun hoorde in 1966 toevallig hoe medewerkers van een gezondheidsdienst spraken over syfilispatiënten die niet behandeld mochten worden omdat ze in een onderzoek zaten. Hij trok aan de bel bij het Center for Disease Control, maar daar besliste men dat het syfilisexperiment moest worden voortgezet. Uiteindelijk stapte Buxtun naar een journaliste, die ervoor zorgde dat het schandaal in 1972 bekend werd. Er waren toen nog 74 patiënten in leven die na 40 jaar hun eerste echte behandeling konden ontvangen, aangevuld met $37.500 smartengeld.

Deze onvoorstelbare geschiedenis heeft onder Afro-Amerikanen veel afbreuk gedaan aan het vertrouwen in de medische stand, terwijl complottheorieën er geloofwaardiger door werden. In de VS zijn nieuwe hiv-geïnfecteerden inmiddels al in de helft van de gevallen zwart, niet door toedoen van de CIA maar doordat er weinig condooms worden gebruikt.

Fundamentele attributiefout

Toevallige omstandigheden, complexe achterliggende factoren, sociale oorzaken, onvoorspelbare gevolgen en uiteenlopende belangen worden in complottheorieën allemaal buiten beschouwing gelaten. Het kwaad heeft altijd maar één oorzaak: de samenzweerders hebben het bekokstoofd. Dit idee is niet in overeenstemming met het feit dat veel handelingen tot niets leiden of onbedoelde gevolgen hebben. Complottheorieën bieden een eenvoudig verklaringsmodel, zonder abstracte en onpersoonlijke factoren. De wereld wordt minder verwarrend wanneer de gebeurtenissen deel uitmaken van een vooropgezet plan en de schuldigen kunnen worden aangewezen.

Volgens de filosoof Steve Clarke (2002) hebben complotdenkers last van de fundamentele attributiefout, een term uit de sociale psychologie. Daaronder verstaat men de algemeen menselijke neiging om gebeurtenissen en het gedrag van anderen toe te schrijven aan persoonlijke motieven en karaktereigenschappen, zonder rekening te houden met de omstandigheden. De invloed van situationele factoren wordt meestal zwaar onderschat.

Een bekend experiment met theologiestudenten kan dit illustreren (Darley & Bateson, 1973). De studenten kregen de opdracht om na een korte voorbereiding een praatje te houden voor een groep jongeren. Daarvoor moesten ze een voor een naar een ander gebouw. Onderweg naar hun bestemming passeerden ze een kreunende en hoestende man die in elkaar was gezakt. Een deel van de studenten had gehoord dat ze al wat te laat waren en zich moesten haasten, terwijl anderen meenden dat er nog voldoende tijd was. Deze tijdsfactor bleek sterk van invloed op hun hulpvaardigheid. Slechts 10 procent van de haastige studenten bood hulp, terwijl ruim 60 procent van de niet-gehaaste studenten zich om de zieke man bekommerde. Studenten die de opdracht hadden gekregen een korte preek te houden over de Barmhartige Samaritaan (Lucas 10:30-37), waren iets behulpzamer, maar even gevoelig voor de tijdsdruk. Het kwam zelfs voor dat ze letterlijk over de hulpbehoevende man heen stapten om hun stichtelijke woorden zo snel mogelijk te kunnen uitspreken. Een deel van de studenten had eerder op een vragenlijst aangeven dat hun belangstelling voor religie voortkwam uit hun wens om anderen te helpen. Deze altruïstische studenten waren echter niet hulpvaardiger dan de rest. In een latere studie moesten deelnemers de uitkomst van een soortgelijk experiment voorspellen. Ze veronderstelden dat de tijdsdruk niet van invloed zou zijn. Zelfs nadat ze kennis hadden genomen van het onderzoeksartikel, geloofden ze nog steeds dat een hulpvaardige instelling de belangrijkste voorspellende factor was.

Ook complotdenkers hebben geen oog voor de omstandigheden. Zij schrijven alles toe aan de kwade inborst en slechte intenties van een groep samenzweerders. Dat lukt extra goed naarmate ze minder weten over de booswichten en hun activiteiten. Zoals creationisten een intelligent ontwerp in de natuur ontwaren, zo speuren complotdenkers naar een kwaadaardig ontwerp achter alle schokkende gebeurtenissen in de wereld. Het beste voorbeeld is nog steeds de moord op Kennedy, waar al een paar duizend boeken over verschenen. Het was moeilijk om te accepteren dat de populaire president door een gestoorde sukkelaar van het wereldtoneel was verwijderd. Daar moest een groter plan achter zitten. In 1966 geloofde circa de helft van de Amerikanen dat er meer mensen betrokken waren bij de moord en ruim drie decennia later werd zelfs een percentage van 81 gemeten.

Dualistisch wereldbeeld

Complottheorieën beperken zich soms tot een enkele gebeurtenis, maar kunnen zich gemakkelijk uitbreiden. Mensen die kennis zouden moeten hebben van het complot, maar ontkennen daar iets van te weten, spelen naar men aanneemt onder één hoedje met de samenzweerders en werken mee aan de cover-up. Zij maken zich bovendien verdacht wanneer blijkt dat ze in heden of verleden contact hebben gehad met personen of organisaties die al onder verdenking stonden. Ook iedereen die kritiek levert op een complottheorie en deze probeert te ontkrachten, wordt al snel gezien als een handlanger. Het is voor complotdenkers zelfs niet ongebruikelijk om te geloven dat gezworen vijanden, zoals kapitalisten en communisten, in het hetzelfde complot zitten en heimelijk samenwerken.

Meestal is het niet duidelijk wie er allemaal tot de samenzweerders mogen worden gerekend. De meest genoemde samenzweerders uit de westerse geschiedenis waren duivelaanbidders (heksen of satanisten), joden, jezuïeten, vrijmetselaars en illuminaten. Deze zijn nog steeds gevreesd. Vooral de illuminaten worden vaak genoemd, waarschijnlijk omdat het de meest flexibele categorie is: iedereen zou er toe kunnen behoren. De echte Orde der Illuminaten, een geheim genootschap in Beieren dat vanaf 1780 energiek verlichtingsidealen verbreidde, ging volgens de officiële bronnen al aan het aan het eind van de 18de eeuw ter ziele, niet lang nadat de club in 1785 was verboden (zie ook ‘Schaduwen van de Verlichting’ in Skepter 19 (3)). In complotliteratuur zijn de illuminaten echter altijd blijven bestaan. Tweehonderd jaar geleden werden ze verantwoordelijk gesteld voor de Franse Revolutie, daarna bewerkstelligden ze de Russische Revolutie, en nu blijken ze ook al achter de 9/11-aanslagen te zitten. [zie Nesta Webster en de Illuminati, Skepter 25/1, 2012]

Bestaande organisaties komen sterker onder verdenking te staan naarmate er minder over hun activiteiten bekend is en er meer vooraanstaande en invloedrijke personen bij betrokken zijn. Groepen en organisaties die hun activiteiten opzettelijk geheim houden, zijn extra verdacht omdat men aanneemt dat de ware machthebbers altijd onzichtbaar achter de schermen werken. Voorbeelden zijn de vrijmetselaars, de Bilderbergconferenties en de CIA. Deze organisaties kunnen worden gezien als dekmantel voor kwade plannen.

Het ultieme doel dat men rechtgeaarde samenzweerders mag toedichten, is de heerschappij over de wereld. Veel complotdenkers geloven dat de samenzweerders daar al hard naar op weg zijn. Hun vermogen om mensen te manipuleren en zich te bedienen van list en bedrog, wordt zeer hoog ingeschat. Ze maken bijna nooit opvallende fouten en hun plannen komen steeds uit. Ze hebben toegang tot de machtigste kringen en weten die naar hun hand te zetten. De informatie die officiële instanties en instituties bieden, wordt door hen gestuurd. Ook de massamedia staan in dienst van de samenzweerders. Zij houden het publiek onwetend en strooien het zand in de ogen.

Samenzweringen beperken zich tegenwoordig vaak niet meer tot een enkele groep. Achter de ene groep samenzweerders zit weer een andere, nog geheimere groep. De samenzwering kan bovendien worden uitgebreid met talloze anonieme handlangers in diverse sectoren van de samenleving en het bedrijfsleven. Zo ontstaat een wijdvertakte supersamenzwering met een hiërarchie van complotten. Over de vraag wie aan de top staan en de lijnen uitzetten, kan naar hartelust worden gespeculeerd.

Deze visie leidt tot een dualistisch wereldbeeld waarin het lang niet zeker is of de krachten van het kwaad overwonnen kunnen worden. De samenzwering kan als zo machtig worden gezien, dat men er weinig of niets meer tegen kan ondernemen. Dit geldt in het bijzonder voor complotten waarin de hoogste controle wordt toegedicht aan buitenaardse of bovennatuurlijke wezens. Het kan deprimerend en frustrerend zijn om te zien hoe de vijand steeds meer terrein wint. Je hebt dan een millennaristisch geloof nodig om nog te mogen hopen op een omwenteling naar betere tijden.

Hier staat tegenover dat complotdenkers zelfrespect kunnen ontlenen aan hun rol als klokkenluiders, kritische onderzoekers en ontmaskeraars van het kwaad. Zij beschouwen zichzelf graag als een verdrukte elite die anderen de ogen kan openen voor de gevaren die ons bedreigen, als een groep onafhankelijke denkers die zich in tegenstelling tot de argeloze massa niet door de autoriteiten in de luren laat leggen. Het aanklagen van vermeende samenzweerders die verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor het kwaad, biedt de mogelijkheid de eigen ongenoegens te kanaliseren en geeft het leven meer richting en betekenis. Daar komt nog bij dat het opwindend kan zijn om geheimen te ontsluieren en deze met anderen te delen.

De man met de paraplu

Complotdenkers presenteren zich in hun literatuur als serieuze onderzoekers die gedetailleerd te werk gaan. Ze verwijzen meestal veelvuldig naar elkaars geschriften en halen steeds opnieuw dezelfde bronnen aan. Ze beschikken over een eindeloze stroom van verborgen aanwijzingen en indirecte bewijzen. Ze zoeken overal naar sporen die de samenzweerders niet hebben kunnen wegmoffelen en proberen daarmee het officiële verhaal te ondermijnen, zonder zich te bekommeren om de kwaliteit van hun bewijsmateriaal. Onbevestigde getuigenissen, dubieuze documenten en niet bestaande feiten spelen vaak een belangrijke rol in hun bewijsvoering.

Complotdenkers zijn vooral gespitst op feiten die niet stroken met het officiële relaas en op dingen die niet afdoende verklaard zijn. Ongerijmdheden en tegenstrijdigheden bieden hen volop mogelijkheden tot theorievorming. Een aardig voorbeeld is de zogenoemde ‘Umbrella Man’. Deze man stond dichtbij de wagen van Kennedy toen de president werd beschoten. Filmopnamen lieten zien dat hij een geopende paraplu in de lucht stak op het moment dat Kennedy hem passeerde. Dat was ongerijmd, want het regende niet en geen van de andere omstanders had een paraplu bij zich. De officiële onderzoekers beschouwden zulke details als irrelevant en rapporteerden er niet over. De Umbrella Man was ook nooit gehoord en niemand wist wie hij was. Dat maakte hem zeer bruikbaar voor een rol in allerlei complotscenario’s. De complotdenkers konden precies vertellen hoe de paraplu in het verhaal paste, terwijl de autoriteiten er niets zinnigs over wisten te zeggen.

Sommigen meenden dat de paraplu was gebruikt om een giftig pijltje af te schieten. Het gif verstijfde de president, zodat hij gemakkelijker te raken was. Hoewel dit scenario niet ondenkbaar is, roept het een vraag op die complotdenkers niet stelden: waarom namen de samenzweerders het risico van dichtbij zo’n pijltje af te schieten, terwijl dat niet echt noodzakelijk was? De kans dat de Umbrella Man betrapt zou worden, lijkt te groot om de actie te kunnen rechtvaardigen. Een andere theorie veronderstelde dat de paraplu werd gebruikt om een signaal te geven aan de sluipschutters, zodat die wisten wanneer ze moesten schieten. Maar ook dat is nogal omslachtig en onpraktisch. Als je door het vizier van je geweer een rijdende president op de korrel probeert te nemen, dan kun je niet tegelijkertijd op een paraplu letten. Daarom zijn er in dit scenario nog helpers nodig die het teken mondeling aan de schutters doorgeven. In de speelfilm JFK uit 1992 zijn er drie schutters die elk zo’n helper bij zich hebben. De helpers hebben een verrekijker en staan via walkie-talkies met elkaar in verbinding, wat de Umbrella Man nogal overbodig maakt.

Toen de moord in 1978 opnieuw door het Amerikaanse Congres werd onderzocht, verspreidde men in lokale kranten een foto van de onbekende man. Hij kon na een tip worden opgespoord. Het was de heer Louis de Witt, die in 1963 op een verzekeringskantoor in Dallas werkte. Hij vertelde op een hoorzitting dat hij tijdens de middagpauzes altijd een eind ging wandelen. Omdat hij Kennedy veel te liberaal vond, nam hij op de bewuste dag een paraplu mee. Die wilde hij als teken van protest opsteken wanneer hij de stoet van de president tegen zou komen. De paraplu verwees naar de tijd dat Joseph Kennedy, de vader van JFK, ambassadeur was in Londen. Hij steunde de vredespolitiek van premier Chamberlain, die Hitler te vriend wou houden, en adviseerde president Roosevelt niet aan een Europese oorlog mee te doen. Chamberlain stond bekend om zijn onafscheidelijke paraplu, die symbolisch op de Kennedy’s overging. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een uitspraak van Lyndon Johnson tijdens zijn strijd met JFK om het Democratische kandidaatschap: ‘I was never any Chamberlain umbrella policy man. I never thought Hitler was right.’

Louis de Witt had zich niet eerder gemeld omdat hij geen behoefte had aan publiciteit en zijn eerste en enige protestactie liever wilde vergeten. Uiteraard namen complotdenkers geen genoegen met deze verklaring. Ze geloofden er niets van, zodat de sinistere Umbrella Man in hun theorieën is blijven voortbestaan. De complotdenkers hadden geen belangstelling voor verklaringen die tegen hun theorieën ingingen. Dat bleek ook uit het feit dat ze zich concentreerden op getuigen die meer dan drie schoten meenden te hebben gehoord, al vormden die een minderheid van slechts 9 procent. Enkele getuigen legden later verklaringen af die niet in overeenstemming waren met het verhaal dat ze aanvankelijk aan de politie vertelden. Men nam dan aan dat politiemensen hun woorden hadden verdraaid. Ook zij zaten blijkbaar in het complot, evenals de artsen die de autopsie op Kennedy verrichtten.

Naarmate een complot omvangrijker is, wordt het moeilijker om er nog iets tegenin te brengen. De sterke arm van de samenzweerders kan zich zover uitstrekken dat elk bewijsstuk vals zou kunnen zijn. Alleen de informatie die in complotliteratuur wordt verstrekt, mag dan nog betrouwbaar worden geacht. De rest is misleiding. Officiële rapporten laten slechts zien hoeveel moeite men doet om de waarheid verborgen te houden. Het gebeurt niet zelden dat complotdenkers uiteindelijk ook elkaar gaan beschuldigen van het verspreiden van desinformatie.

Complottheorieën kunnen zelden definitief worden ontkracht. Ze blijven eeuwig bestaan en niemand kan uitsluiten dat de bewijzen ooit boven tafel zullen komen. Tegenargumenten vormen hoogstens een reden om de theorie uit te breiden met extra hulphypothesen. Critici kunnen wel wijzen op de zwakte van het bewijsmateriaal. Complotten worden in het algemeen ongeloofwaardiger naarmate ze langer geheim blijven, naarmate er meer mensen bij betrokken zijn, naarmate de kosten hoger en de risico’s groter zijn. Zo hebben Amerikaanse bureaucraten meer te verliezen dan moslimterroristen. Daar komt bij dat de vermeende acties van de samenzweerders vaak niet de meest efficiënte manier lijken om de gestelde doelen te verwezenlijken. Ze zijn nodeloos gecompliceerd. Complotdenkers kunnen ook niet verklaren waarom de samenzweerders hun veronderstelde macht lang niet altijd gebruiken. Waarom waren de illuminaten niet in staat om ervoor te zorgen dat er in Irak massavernietigingswapens werden gevonden, terwijl ze er wel in slaagden om heimelijk de Twin Towers op te blazen?

Onderdrukte kennis

Dank zij het internet is het eenvoudig om zelf op te zoek te gaan naar verborgen verbanden en nieuwe puzzelstukjes. Iedereen kan een steentje bijdragen of zelf een expert worden in het ontrafelen van complotten. Er bestaan talloze websites en internetforums die zich hierop toeleggen. De sites verwijzen veelvuldig naar elkaar, zodat ze een breed front vormen tegen de desinformatie die op last van samenzweerders wordt verspreid. Dezelfde teksten zijn op meerdere plaatsen te vinden en men citeert vrijelijk uit elkaars werk.

Complotdenkers hoeven zich niet langer geïsoleerd te voelen. Op internet vinden zij gemakkelijk gelijkgestemden, waardoor ze wellicht minder behoefte hebben om zich bij de gevestigde opvattingen aan te passen. Pamfletten die vroeger slechts een geringe verspreiding vonden in een kleine subcultuur, zijn nu voor iedereen en voor onbeperkte tijd beschikbaar. Diverse oude bestsellers uit de complotliteratuur staan volledig online.

De websites van complotdenkers bevatten vaak uiteenlopende complottheorieën over hetzelfde thema. De vele theorieën relativeren elkaar. Ze maken duidelijk dat er ruimte is voor meerdere interpretaties. De waarheid laat zich niet meer eenduidig vaststellen en is altijd onvolledig. Op internet zijn oneindig veel nieuwe feiten te vinden. Alles kan waar zijn en iedereen mag eigen speculaties toevoegen. Wat je wilt geloven is een persoonlijke keuze, waarmee je je van de massa kunt onderscheiden. Complotdenkers zijn de helden van het vrije woord die het opnemen tegen het establishment.

Complottheorieën maken tegenwoordig deel uit van een veel breder terrein dat allerlei soorten gestigmatiseerde kennis omvat. In deze kringen beroept men zich op de wijsheid van vergeten beschavingen, op speculatieve interpretaties van oude legenden, op theorieën die al lang hebben afgedaan, op beweringen die nooit serieus zijn genomen, op pseudo-wetenschappelijke ontdekkingen en occulte inzichten. Men veronderstelt dat de gevestigde autoriteiten er doelbewust naar streven belangrijke kennis te onderdrukken, te negeren of achter te houden. Deze gedachte kan gemakkelijk worden omgekeerd, waardoor alle onorthodoxe denkbeelden als waardevol worden gezien. Afwijkende ideeën vallen in de smaak juist doordat de gevestigde orde ze afwijst. De weerstand van de machthebbers duidt erop dat we met een onderdrukte waarheid te maken hebben. Alle heersende opvattingen worden immers van bovenaf gemanipuleerd, zodat ze meestal onjuist zijn.

Complotdenkers kunnen verklaren waarom alternatieve kennis niet wordt erkend. Het is volgens hen overduidelijk dat het medisch establishment niets van homeopathie wil weten om de eigen belangen te beschermen. Ook is het duidelijk dat de luchtmacht kennis moet hebben van de ufo’s die al door ontelbaar veel getuigen zijn waargenomen. Complottheorieën maken duidelijk waarom de waarheid niet doordringt. Die wordt van hogerhand tegengehouden. Dit geldt ook voor de complottheorieën zelf. De autoriteiten schuiven zulke theorieën meestal als irrelevant ter zijde zonder een bevrediging antwoord te geven op de vragen die ze opwerpen.

Rechtse patriotten

Wie zich gaat interesseren voor een van de vele deviante kennisgebieden, komt via internet gemakkelijk met andere gebieden in contact. Hedendaagse waarheidszoekers zijn omnivoren die alle verboden vruchten met smaak verorberen. Atlantis en de Mayakalender, aardstralen en graancirkels, wondergeneeswijzen en contacten met engelen, ufo’s en de geheime wereldregering – alles kan met elkaar worden gecombineerd. Ook samenzweringstheorieën bevatten steeds vaker elementen uit verschillende ideologische tradities. Zo bleek men in ufo-kringen zeer ontvankelijk voor theorieën over de dreiging van een Nieuwe Wereld Orde die de burgers hun vrijheid wil ontnemen (Barkun, 2003). Deze ideeën waren eerder populair geworden onder rechtse christenen en patriotten.

De illuminaten doken vanaf de jaren 1970 op in christelijke complotliteratuur. Ze werden gezien als werktuigen van Satan, die door de hele geschiedenis heen actief waren. Men nam gewoonlijk aan dat ze financieel werden gesteund door joden. Hun opmars zou uitmonden in een werelddictatuur onder leiding van de antichrist. De bekende Amerikaanse evangelist en politiek activist Pat Robinson verkocht honderdduizenden exemplaren van zijn boek The New World Order (1991), waarin hij illuminaten een centrale rol toebedeelde. Ook rechtse patriotten en militiagroepen kregen angst voor de Nieuwe Wereld Orde, vooral nadat de Sovjet-Unie geen bedreiging meer vormde. Zelfs president Bush senior begon vanaf 1990 over een nieuwe wereldorde te spreken (al bedoelde hij daar wat anders mee).

Het grote gevaar kwam nu van krachten binnen de federale overheid, die de staat van beleg wilden afkondigen om de burgers hun rechten en wapens te ontnemen. Naar verluidt had de FEMA (Federal Emergency Management Agency) in het geheim al grote concentratiekampen laten bouwen om meer dan een miljoen dissidenten te kunnen opsluiten. Op veel plaatsen werden zwarte helikopters zonder kentekens gesignaleerd, die geheime missies uitvoerden. Men was ook beducht voor de CIA, die op grote schaal mind-control zou toepassen. Deze angstbeelden werden vanaf 1985 overgenomen in ufo-literatuur, die er buitenaardse wezens aan toevoegde. De menselijke samenzweerders stonden in dienst van de aliens of hadden in het geheim een deal met hen gesloten. Een derde mogelijkheid was dat ze de vliegende schotels zelf hadden gemaakt.

Ufologen zorgden ervoor dat het gedachtegoed van radicale complotdenkers een veel breder publiek bereikte. Verhalen over de kwalijke invloed van joodse bankiersfamilies waren nu niet langer voorbehouden aan antisemieten. Iedereen kon erover lezen in ufo-geschriften, die niet met een zwaar stigma waren beladen. Een geloof in buitenaardse bezoekers is niet ongewoon. Volgens een recent opinieonderzoek gelooft 30 procent van de Amerikaanse bevolking dat wezens van andere planeten de aarde hebben bezocht, terwijl bijna de helft gelooft dat de overheid opzettelijk informatie over ufo’s achterhoudt. Ideeën over een grote samenzwering werden acceptabeler doordat ze zich vermengen met het ufo-geloof. Ze werden onder meer overgenomen in enkele speelfilms.

Hoewel er de laatste jaren meer boeken verschenen over het geloof in complottheorieën, hebben sociologen, psychologen en politicologen nog maar erg weinig empirisch onderzoek verricht op dit terrein. Wat maakt de theorieën voor sommige mensen aantrekkelijk en welke gevolgen kunnen ze hebben? Daarover lopen de opvattingen uiteen. Misschien is de wereld zo’n ingewikkeld sociaal, economisch, bureaucratisch en technologisch proces geworden, dat men vaker complottheorieën nodig heeft om te kunnen vaststellen door welke krachten de gebeurtenissen gestuurd worden en wie uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor het onrecht. Een overkoepelend duidingsschema kan weer een samenhangend geheel maken van de verwarrende informatiestroom. Als je weet dat de president samenspant met de illuminaten, dan kun je zijn daden beter doorgronden en zie je steeds meer aanwijzingen die je theorie bevestigen.

Complottheorieën zouden ook een democratiserende functie kunnen hebben. Ze roepen mensen op om waakzaam te blijven en niet alles wat autoriteiten en deskundigen verklaren voor zoete koek te slikken. Het vertrouwen in machtselites is afgenomen. Ze lijken vaak verborgen agenda’s te hebben en werken het algemeen belang tegen. De officiële versie van de feiten roept de vraag op wat er wordt achtergehouden. Complottheorieën kunnen de autoriteiten motiveren om meer opening van zaken te geven en zoveel mogelijk vragen te beantwoorden. Maar bij de echte complotdenkers zal dat weinig effect hebben. Zij willen hun theorie zo graag in stand houden, dat ze bereid zijn om alles wat daar niet mee strookt in twijfel te trekken.

Literatuur

Barkun, Michael (2003). A culture of conspiracy. Apocalyptic visions in contemporary America. Berkely: University of California Press.
Bogart, Laura M. & Sheryl Thorbum (2005). Are hiv/aids conspiracy beliefs a barrier to hiv prevention among African Americans? Journal of Acquired Immune Deficiency Syndromes, 8(2), 213-18.
Clarke, Steve (2002). Conspiracy theories and conspiracy theorizing. Philosophy of the Social Sciences, 32(2), 131-150.
Goertzel, Ted (1994). Belief in conspiracy theories. Political Psychology, 15, 733-744.
Keeley, Brian L. (1999). Of conspiracy theories. Journal of Philosophy, 96, 109-126.
Lutter, Marc (2001). Sie kontrollieren alles! Verschwörungstheorien als Phänomen der Postmoderne und ihre Verbreitung über das Internet. München: Edition Fatal.
Simmons, William Paul & Sharon Parsons (2005). Belief in conspiracy theories among African Americans: a comparison of elites and masses. Social Scientific Quarterly, 86(3), 582-598.
Wexler, Mark N. & Grant Havers (2002). Conspiracy: a dramaturgical explanation. International Journal of Group Tensions, 31(3), 247-66.

Uit: Skepter 18.3 (2005)

Zie ook Nesta Webster en de Illuminati (Skepter 25/1, 2012)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Rob Nanninga was hoofdredacteur van Skepter van 2002 tot 2014