Evolutionair leiderschap

De goeroes van Herman Wijffels

Herman Wijffels staat bekend als een van de meest invloedrijke Nederlanders. Het is minder bekend dat hij op zijn beurt wordt beïnvloed door het gedachtegoed van omstreden goeroes en profeten.

door Rob Nanninga – Skepter 19.3 (2006)

TOEN ik enige tijd geleden bij een academische boekhandel in Groningen rondkeek, zag ik daar veel literatuur over leiderschap binnen bedrijven en organisaties. Twee recent verschenen werken trokken mijn aandacht: De verlichte leider van Peter ten Hoopen en Evolutionair leiderschap van Peter Merry. De omslagen deden vermoeden dat ze bestemd waren voor het groeiende aantal spiritueel georiënteerde managers en bestuurders.

Peter ten Hoopen is consultant op het gebied van corporate culture (bedrijfscultuur) en als adviseur verbonden aan De Baak, het grote managementcentrum van de werkgeversorganisatie VNO-NCW. Een verlichte leider heeft in zijn visie een hoog niveau van bewustzijn bereikt. Het is iemand die alle aspecten van de eigen persoonlijkheid in zijn leven heeft geïntegreerd en die handelt vanuit een diepe verbondenheid met anderen. Ten Hoopen gebruikt het Indiase chakrasysteem om persoonlijkheidsaspecten en leiderschapsstijlen te classificeren. De ‘chakra’s van leiderschap’ zijn zeven energiekernen die de ontwikkeling van de persoonlijkheid kunnen stimuleren of remmen. Ze worden in zeven hoofdstukken beschreven. De hoogste chakra is de kruinchakra, die staat voor universeel bewustzijn. Wie de theorie wil gebruiken, hoeft volgens de auteur niet te geloven dat de chakra’s werkelijk bestaan. Maar zelf gelooft hij het natuurlijk wel allemaal: ‘Ik laat me leiden door alles wat ik in India en elders over dit onderwerp heb geleerd, dankbaar gebruik makend van wat meesters als Yesudian, Yogananda, Satchidananda en vele anderen over chakra’s hebben geschreven.’

Ook in Evolutionair leiderschap, het boek van Peter Merry, komen we de chakra’s tegen: ‘Chakra’s sluiten ons op het universum aan. Ze zijn onze sleutels tot overleven en evolutie.’ In hetzelfde hoofdstuk wordt verwezen naar de experimenten van de Japanse kwakzalver ‘dr’ Masaru Emoto, die zou hebben aangetoond dat woorden en gedachten de structuur van water kunnen veranderen (zie Skepter, zomer 2006). Het boek is vooral interessant omdat de voorkant vermeldt dat niemand minder dan de econoom Herman Wijffels het voorwoord heeft geschreven. Wijffels is een prominent lid van het CDA. Hij werd onlangs als opvolger van Ad Melkert benoemd tot bewindvoerder van de Wereldbank, nadat hij zeven jaar voorzitter was geweest van de gezaghebbende Sociaal-Economische Raad. [In december 2006 werd Wijffels kabinetsinformateur.] Aan zijn inzichten mag wel enig belang worden gehecht.

[Aanvulling: Wijffels heeft inmiddels ook een voorwoord geschreven voor de nieuwe editie van Peter ten Hopens boek over de chakra’s van leiderschap, waarvan tevens een Amerikaanse versie verscheen. Hij is blijkbaar graag bereid om iedereen te ondersteunen die occultisme en pseudowetenschap in de zakenwereld wil promoten. Er is vreemd genoeg nooit een journalist die hem daar iets over durft te vragen. De meeste zullen ook niet beseffen waar zijn vage wijsheden eigenlijk over gaan.
In 2013 schreef Wijffels een aanbeveling op de achterkant van het boek Ufo’s bestaan gewoon, waarin Coen Vermeeren extreme complottheorieën als feiten presenteert.]

Volgens Wijffels geeft het boek van Peter Merry ‘een mooie samenvatting van wat leidende denkers de afgelopen jaren aan theorieën over het evolutionair proces hebben ontwikkeld. (…) Het werpt ook een helder licht op de dynamiek achter persoonlijke en collectieve bewustzijnsontwikkeling. Gegeven de nieuwe realiteiten zijn onze oude oriëntaties niet toereikend meer. We hebben nieuwe zienswijzen nodig om effectiever in het belang van het geheel te kunnen werken. (…) Dit boek verschaft inzicht in wat ons te doen staat. Lees het en wees klaar om verantwoordelijkheid te nemen.’ Wijffels meent dat we toe zijn aan een evolutiesprong in de manier waarop we samenleven en verwijst daarbij naar Spiral Dynamics®, een model dat beschrijft welke waardesystemen elkaar hiërarchisch opvolgen.

Spiral Dynamics & Don Beck

Spiral Dynamics komt voort uit een theorie over ‘levels of existence’ van de Amerikaanse psycholoog prof. Clare Graves (1914–1986). Zijn twee belangrijkste publicaties verschenen in 1970 en 1974 in een tijdschrift voor humanistische psychologie en een blad over futurologie. Volgens Graves kunnen er acht opeenvolgende bestaansniveaus worden onderscheiden, elk met kenmerkende waarden, wereldbeelden en levensstijlen. Op het eerste niveau proberen mensen slechts te overleven. Op het tweede niveau voelen ze zich veilig binnen een etnische stam. Op het derde niveau laten ze anderen naar hun pijpen dansen. Op het vierde niveau onderwerpen ze zich aan strikte regels en vaak aan religieuze dogma’s. Op het vijfde niveau denken ze rationeel, pragmatisch en prestatiegericht en willen ze hun materiële behoeften bevredigen. Op het zesde niveau willen ze in harmonie komen met hun innerlijke zelf, met andere mensen en met de natuur.

De overgang naar de hogere niveaus kan worden beschouwd als een grote sprong in de menselijke ontwikkeling. Mensen gaan dan volgens Graves inzien hoe alles van elkaar afhankelijk is, hebben geen egoïstische verlangens meer, beconcurreren elkaar niet meer en zetten zich in om de wereld weer in evenwicht brengen. Er worden grenzen gesteld aan de groei van de bevolking en de economie. Belangrijke beslissingen worden genomen door degenen die de meeste kennis hebben. Er zal onder meer windenergie worden gebruikt en ‘mogelijk zelfs fietsen en paarden voor korte trips’. Ook moderne technologie wordt aangewend, mits dat geen nadelen heeft. Het is mogelijk dat de maatschappij wat restrictiever en autoritairer zal worden wanneer dat nodig is. De mensen hebben minder materiële behoeften en gaan ook korter werker. Vooroordelen, bijgeloof, mysticisme, religieuze regels en angst voor de dood zullen geen rol meer spelen.

donbeck
Don Beck

Hoewel de ideeën van Graves dieper gingen dan hierboven beschreven, hebben ze binnen de academische psychologie erg weinig sporen nagelaten. Er waren echter twee wetenschappers die erin geïnteresseerd raakten: Don Beck (die een Ph.D. in Speech bezat) en zijn collega Chris Cowan, die eerder bij Beck was afgestudeerd. In 1980 richtten zij samen een onderneming op om de theorie van Graves als organisatiedeskundigen in de praktijk te brengen. Hoe komt het dat een bepaald managementconcept in de ene organisatie succesvol is en in de andere flopt? Dat kan te maken hebben met de waardensystemen van de mensen die er werken. Beck en Cowan bouwden het systeem van Graves verder uit en publiceerden er in 1996 een boek over, met als titel hun nieuwe handelsmerk: Spiral Dynamics.

De levels van Graves werden gekleurde spiralen: beige, paars, rood, blauw, oranje, groen, geel en turkoois. Zo wordt het eenvoudig om mensen, groepen en culturen te typeren. Ken Wilber integreerde het model in zijn eigen ’theorie van alles’ en betrok Beck ook bij zijn Integral Institute. Het vermogen om alles te integreren, is kenmerkend voor het gele niveau, dat tot de tweede kleurenreeks behoort. De 6 kleuren van de eerste reeks raken vaak met elkaar in conflict. Pas wanneer mensen tot de tweede reeks opstijgen, gaan ze begrijpen hoe alle kleuren een essentiële rol spelen en zetten ze zich in voor de evolutie van het geheel. Beck gebruikt de kleurenterminologie tegenwoordig om de wereldpolitiek te analyseren.

Andrew Cohen nam de Spiral Dynamics terminologie eveneens over en publiceerde er meermaals over in zijn blad. Hij gaf bovendien samen met Beck lezingen voor zakenlieden. Beck prees Cohen omdat deze zo open stond voor zijn ideeën en wou geen kwaad woord over hem horen: ‘Ik werk al 30 jaar met deze ideeën en kan bedriegers en uitbuiters van een kilometer afstand waarnemen. En ik weet ook wanneer ik te maken heb met gezonde mensen en bewegingen.’ Beck raadde de critici aan om wat positiefs te gaan doen voor het welzijn van de aarde.

Chris Cowan dacht daar anders over. Hij heeft al verscheidene jaren geen contact meer met zijn ‘estranged ex-partner’, want hij moest niets hebben van goeroes en mystici die Graves misbruikten om zichzelf en hun aanhang boven de rest van de mensheid te verheffen. Naar zijn oordeel legt men in integrale en spirituele kring veel te veel nadruk op het niveauverschil tussen de eerste en de tweede kleurenreeks. Ook wordt er een eigen invulling gegeven aan deze tweede reeks en spreekt men zelfs al over een derde. Wilber beweert dat hij zich op veel onderzoek baseert, maar dat is niet gepubliceerd. In een voetnoot verwijst hij naar de database van Graves, die hij waarschijnlijk nooit heeft bekeken. Er kunnen niet zulke stellige conclusies worden getrokken uit de testgegevens die Graves vooral in de jaren 1950 en 1960 verzamelde en waarvan hij later per ongeluk een groot deel weggooide toen hij zijn schuur opruimde. Cowan wijst erop dat het ook voor Graves nog hypothesen waren die nader onderzocht moesten worden.

Wilber meent te weten waar de weerstand van Cowan door veroorzaakt wordt: hij heeft evenals vele anderen last van de ‘mean green meme’, die de ontwikkeling naar het gele niveau in de weg staat. Volgens Cowan is dit echter een voorbeeld van Wilbers neiging om simplistische stereotypen te gebruiken. Hij heeft er inmiddels spijt van dat hij de twee kleurenreeksen heeft bedacht (in een kwartier tijd). In zijn laatste commentaar op Wilber, ‘Of Pandits and Bandits’, gooide hij alle remmen los.

Onder het lovende voorwoord staat in kapitalen vermeld dat het werd geschreven door de voorzitter van de SER. Hierna volgt een dankwoord van de auteur, de bedrijfsadviseur Peter Merry: ‘Ik moet Andrew Cohen bedanken voor zijn moed. Hij spreekt zich altijd uit, ook als de boodschap niet populair is. Hij gaf mijn ego in ieder geval heel wat te verwerken. Dat ik steeds beter zicht krijg op hoe ik de door mij stromende evolutionaire impuls kan dienen, dat heb ik grotendeels aan zijn lessen te danken. Herman Wijffels heeft me geweldig gesteund bij mijn pogingen dit in mijn huidige domicilie, Nederland, vorm te geven. Na een paar ontmoetingen en na lezing van dit boek had hij alle vertrouwen in me.’

Peter Merry is samen met de acteur Arjan Kindermans oprichter van het Nederlandse Center for Human Emergence (CHE). Beiden zijn volgelingen van Andrew Cohen, de charismatische leider van een nieuwe religieuze beweging met sektarische kenmerken. Kindermans leidt sinds 2001 het Amsterdamse centrum van deze Amerikaanse goeroebeweging en geeft daar cursussen over Evolutionaire Verlichting. Op de website van het CHE staat meer over de doelstellingen. Nederland bevindt zich op een cruciaal ontwikkelingspunt. ‘In deze kritieke tijden is de spanning voelbaar: wordt het terugval of doorbraak? Het Center for Human Emergence (Nederland) is opgericht om de doorbraak te faciliteren naar een hoger niveau van bewustzijn en een graad van organisatie die past bij de complexiteit van de problemen en uitdagingen waar we nu voor staan.’ Herman Wijffels is lid van de Wisdom Council van het CHE. Ook de oudste zoon van prinses Irene, Carlos de Bourbon de Parma, heeft daarin zitting. Ze kenden elkaar waarschijnlijk al langer, want Wijffels is al geruime tijd vice-voorzitter en sponsor van prinses Irenes NatuurCollege, dat onder meer cursussen organiseert waarin je leert om met bomen in contact te komen. (1)

Ter gelegenheid van het afscheid van Wijffels als SER-voorzitter organiseerde het CHE eind maart een manifestatie onder de titel ‘Klaar om te wenden?’. Wijffels nodigde daarvoor ‘de top 100 van Nederland’ uit. Er waren vier sprekers: Don Beck, de promotor van Spiral Dynamics®, Irvin Laszlo, auteur van een recent boek over ‘wetenschap en het Akasha-veld’, Peter Merry en Herman Wijffels zelf. De belangstelling viel niet tegen. Ruim 900 personen waren ’s avonds naar een fabriekshal op een industrieterrein in Maarssen gekomen om de voordrachten voor 75 euro bij te wonen. Herman Wijffels vertelde hoe hij eerder die dag afscheid had genomen van het personeel van de SER: ‘We waren bij elkaar met een 120 medewerkers en tijdens de dag hebben we eigenlijk overwegend oefeningen gedaan in het in dezelfde trilling komen.’

Wijffels had verder weinig opmerkelijks te vertellen. Er moet naar zijn oordeel meer worden geïnvesteerd in kennis en duurzame ontwikkeling. De lezingen zijn op een weblog te beluisteren, maar veel wijzer word je daar niet van omdat de sprekers zich nogal vaag en abstract uitdrukken. Voor meer informatie verwijst het CHE naar de websites van Andrew Cohen, Ken Wilber en Don Beck. Dit spirituele drietal speelt ook een hoofdrol in het boek van Peter Merry. Ze werken tegenwoordig eendrachtig samen om de mensheid naar een hoger niveau te leiden. Het kan dus nuttig zijn om eens kennis te nemen van hun ideeën en methoden.

De moeder van God

In de winkel waar ik het boek van Peter Merry kocht, lag ook een royale stapel exemplaren van het tijdschrift What is Enlightenment?, dat eveneens werd aangeboden op de manifestie ‘Klaar om te wenden?’. De hoofdredacteur van dit fraai uitgevoerde kwartaalblad is de verlichte meester Andrew Cohen. Ruim vijftig pagina’s van het zomernummer zijn gewijd aan de populaire filosoof Ken Wilber, die bekend staat als de ‘Einstein of Consciousness’. Cohen publiceert regelmatig gesprekken met Wilber onder de titel ‘The Guru and the Pandit’, ook op dvd verkrijgbaar. De goeroe en de geleerde zijn het gewoonlijk roerend eens en prijzen elkaars diepe inzichten. Cohens tijdschrift is al op meer dan 150 plaatsen in Nederland te koop. Zover heeft Bhagwan het nooit geschopt.

Ken Wilbers Holargie

kenwilber
Ken Wilber

Ken Wilber (geb. 1949) wordt door velen beschouwd als een briljante filosoof, al is zijn roem nog niet in academische kringen doorgedrongen. Hij probeert de evolutie van het menselijk bewustzijn in een hiërarchisch schema te passen en oosterse mystiek met westerse psychologie te verenigen. Sinds 1977 schreef hij al meer dan twintig boeken, die in vele talen verschenen. Twee populaire titels zijn A Brief History of Everything (1996) en A Theory of Everything (2000).

Volgens Wilber is ‘de drang tot zelfoverstijging ingebouwd in het weefsel van de Kosmos’. Deze Kosmos – die fysiosfeer, biosfeer, noösfeer en theosfeer omvat – bestaat uit holons, waaronder materiële, mentale en spirituele holons. Een holon is een geheel dat tegelijk een deel is van groter geheel, een hoger holon dat zijn voorgangers overstijgt en omvat, zoals een molecuul atomen omvat. Als menselijk bewustzijn, culturele waarden, sociale structuren en materiële hersenen evolueren, ontstaan er natuurlijke holarchieën met hiërarchische niveaus. Mensen kunnen hun bewustzijn stapsgewijs ontwikkelen van egocentrisch tot nondualistisch. Om de holonische aard van de werkelijkheid te kunnen inzien, moeten we minimaal het stadium van ‘visioen-logica’ bereiken, waarin we ons disidentificeren met ons denkvermogen. In de hoogste staat is er geen onderscheid meer tussen een waarneming en dat wat wordt waargenomen. Je kijkt dan niet meer naar de lucht, maar je bent de lucht. ‘De ultieme objectieve waarheid is dat alle wezens volmaakte manifestaties zijn van Geest of Leegte – we zijn allemaal manifestaties van het ultieme Het, of Dharma. Wat de ultieme Waarheid is. Het ultieme Ik, het ultieme Wij, het ultieme Het – Boeddha, Sangha, Dharma.’

Wilber beweert dat hij een synthese biedt van wat vele wijsgeren, wetenschappers en mystici ons leren. Hij beroept zich op kennis die binnen vakgebieden algemeen aanvaard zou zijn, maar selecteert alleen wat hij kan gebruiken, overdrijft regelmatig en maakt een karikatuur van ideeën die hem niet bevallen. Wilber is wel goed op de hoogte van mystieke tradities. Hij gelooft dat die allemaal tot dezelfde ervaringen en inzichten leiden, al valt dat te betwijfelen. Het is ook de vraag in hoeverre een bewustzijnsniveau dat alle woorden en begrippen overstijgt de basis kan vormen van een alomvattend filosofisch systeem.

Wilbers kennis van de westerse psychologie reikt niet veel verder dan de dieptepsychologie van Freud en Jung en de ontwikkelingspsychologie van Piaget en Kohlberg. Ook zijn biologische kennis vertoont ernstige hiaten, ondanks het feit dat hij biochemie heeft gestudeerd. Zo schreef hij: ‘Absoluut niemand gelooft meer in de algemeen aanvaarde, simpele, neodarwinistische verklaring van natuurlijke selectie. … Het vergt misschien wel honderd mutaties om een functionele vleugel uit een poot te vormen – een halve vleugel voldoet niet … met een halve vleugel word je gewoon opgevreten. De vleugel ontstaat alleen als deze honderd mutaties allemaal tegelijk optreden…’ Critici wezen hem erop dat dit allerminst een gangbare opvatting is onder biologen. Wilber pareerde de kritiek pas jaren later door te beweren dat hij veel biologen kent en daarom weet dat ze er privé heel anders over denken dan in het openbaar. Hij verwees ook naar een boek van Michael Behe, een pleitbezorger van Intelligent Design.

De theosofische auteur en godsdienstpsycholoog Frank Visser, die Wilber in het Nederlands vertaalde en ook een boek over hem schreef, beheert een website waarop ruim 150 essays over Wilber te vinden zijn (www.integralworld.net). De meeste auteurs stonden open voor zijn gedachtegoed, maar geleidelijk verschenen er meer kritische analyses, waarin ongefundeerde beweringen en inconsistente redeneringen soms effectief onderuit werden gehaald. Helaas vond Wilber het zelden de moeite waard om hierop te reageren.

Op 8 juni 2006 maakte hij een uitzondering en verscheen er op zijn weblog een stuk waarin hij de critici de oren waste. Niet met argumenten maar met beledigende en kleinerende opmerkingen. ‘Suck my dick’, schreef Wilber. Hij wist dat zijn opponenten deze humor niet konden waarderen omdat zij zich nog in het inferieure ‘groene’ ontwikkelingsstadium bevonden. Dit was er ook de oorzaak van dat ze zijn werk niet begrepen. Het ging ze boven de pet en iedere discussie met hen was bij voorbaat zinloos. De sukkels liepen bovendien mijlenver achter op de ontwikkelingen door boeken uit het Wilber-4 tijdperk (1995-2001) te bekritiseren, terwijl de geniale denker al lang met de snelheid van zijn gedachten was weggevlogen, ‘op zoek naar nog meer lekkers om met de lezers te delen’. Wilber noemde de critici ‘first-tier fleas’, vlooien die de sprong naar de hoger gelegen tweede kleurenreeks (van Spiral Dynamics) nog niet hadden gemaakt.

Het stuk bevestigde de indruk dat Wilber alleen gesteld is op bewonderaars en leidde tot verdere polarisatie. Ook Frank Visser keerde zich nu van hem af, maar daar ligt Wilber niet wakker van. Sinds een jonge zakenman hem in 1997 een miljoen schonk, stopt hij zijn energie liever in zijn Integral Institute, Integral University en Integral Community. Hij vermeldt dat al ruim 1000 ‘scholars’ zich bij zijn netwerk hebben aangesloten. Wilbers ‘integrale benadering’ wordt op alle terreinen ingezet: kunst, politiek, ondernemerschap, onderwijs, persoonlijke ontwikkeling, geneeskunde, spiritualiteit, etc. Zijn instituut ontwikkelt ook seminars en nieuwe producten, zoals de Integral Life Practice Starter Kit, waarin je alles vindt wat je nodig hebt voor een integrale levensstijl. Wilbers mondelinge leringen zijn op dvd verkrijgbaar. Hij begint verdacht veel op een goeroe te lijken.

Herman Wijffels staat ook in het blad, al is het slechts in een grote advertentie voor de masteropleiding Conscious Evolution. Deze wordt in samenwerking met het tijdschrift aangeboden door The Graduate Institute, waaraan Cohen als ‘scholar’ is verbonden. In de advertentie vertelt een Nederlandse student van Cohen over haar positieve ervaringen. Vooral het mentorschap van Herman Wijffels, waarmee ze 80 uur mocht doorbrengen, was haar goed bevallen. Wijffels liet haar zien dat ‘radicale verandering in een land als Nederland op grote schaal mogelijk is. …hij deed me beseffen dat ik me niet langer moest inhouden. Ik voelde dat ik verantwoordelijkheid moest nemen voor het geheel, net zoals hij doet.’

Meer informatie over het goeroeschap van Cohen is te vinden in een boek dat door zijn moeder werd geschreven, de romanschrijfster Luna Tarlo. Het verscheen in 1997 onder de spottende titel The Mother of God en was allerminst bedoeld als aanbeveling. Andrew, die in 1955 in New York werd geboren, was volgens zijn moeder een gevoelige jongen die in zijn jeugd jarenlang door een psychoanalyticus werd behandeld. Hij volgde een muziekopleiding omdat hij jazzdrummer wilde worden, maar stopte daarmee toen hij meer belangstelling kreeg voor spirituele zaken. Een erfenis van zijn oma stelde hem in staat diverse heilswegen te beproeven. De goeroes waarmee hij kennismaakte, hielpen hem aanvankelijk niet verder, totdat hij in India een bezoek bracht aan Hari Wench Lal Poonja (1910 – 1997), een goeroe die in het Westen nog onbekend was en op dat moment geen leerlingen had.

Poonja benadrukte dat de bevrijdende zelfrealisatie altijd al aanwezig is en zich openbaart wanneer je de activiteiten van je ego stopzet. ‘Jij bent het onveranderlijke Bewustzijn waarin alles zich afspeelt. Rust altijd in vrede. Jij bent het eeuwige Zijn, onbegrensd en onverdeeld. Wees stil. Alles is in orde. Wees stil in het hier en nu. Jij bent Geluk, jij bent Vrede, jij bent Vrijheid. Heb niet het idee dat je in de problemen zit. Wees aardig voor jezelf. (…) Geef gewoon het idee op dat je iets moet doen of bereiken. Dat is het enige wat je hoeft te doen.’

De boodschap had een miraculeus effect op Andrew. Al na enkele gesprekken met de goeroe bereikte hij in 1986 de ontwaakte en verlichte staat van bewustzijn, die zich vooral uitte in een grenzeloos zelfvertrouwen. Poonja bevestigde Andrews doorbraak en adviseerde hem om onder westerse jongeren een spirituele revolutie op gang te brengen. Andrew reisde naar Amsterdam en andere plaatsen om onderricht te geven. Tientallen spirituele zoekers voelden zich aangetrokken tot de jonge en sympathiek ogende goeroe. Hij was naar het scheen volkomen in harmonie met het hier en nu en had een staat van bewustzijn bereikt die ze zelf ook ambieerden. Hij gaf hun het vertrouwen dat ze met zijn hulp hun ego konden overstijgen en in contact konden komen met de bron van het bestaan. Wanneer de imaginaire grens tussen ons zelf en de buitenwereld wordt opgeheven, zijn alle problemen opgelost.

Cohen startte in de VS een spirituele leefgemeenschap, die hij zijn sangha noemde, een boeddhistische term. Zijn moeder was een van zijn eerste discipelen en sprak hem aan als ‘Meester’. Al in 1989 kwam ze echter tot de conclusie dat haar zoon was uitgegroeid tot een arrogante en meedogenloze dwingeland en had ze er genoeg van. Ook Poonja was van mening dat Cohen zijn studenten tot schapen omvormde en wilde niets meer van hem weten. De bejaarde meester kreeg inmiddels veel bezoek van ex-aanhangers van Bhagwan en Cohen. Hij verklaarde ook nog enkelen verlicht.

Het leven in Cohens commune werd uitmuntend beschreven in het boek Enlightenment Blues van André van der Braak (2003), die elf jaar bij de beweging was aangesloten. Hij was al vanaf zijn zestiende met meditatie bezig en had eerder twee andere leermeesters gehad. De eerste was echter overleden, terwijl de tweede niet zo inspirerend was en ongewenste relaties onderhield met vrouwelijke studenten. Nadat Van der Braak in 1986 in Amsterdam was afgestudeerd als filosoof en klinisch psycholoog, ging hij als computerconsulent werken omdat hij geen passende baan kon vinden. Op advies van zijn meditatievriend Harry bezocht hij een aantal lessen van Cohen, die hem de indruk gaf dat de verlichting binnen handbereik lag. Hij gaf zijn baan op en reisde in 1988 in navolging van Harry naar de VS om zich aan te sluiten bij Cohens sangha, die inmiddels circa honderd leden telde.

Het werd al vrij snel duidelijk dat de nieuwbakken goeroe hoge eisen stelde aan zijn volgelingen. Zij hadden de morele plicht om zichzelf radicaal te veranderen en zich vanuit een ‘evolutionaire drang’ volledig in te zetten voor het belang van het geheel. Hun gedrag moest in overeenstemming zijn met hun inzicht in de verlichte staat. Ze moesten voortdurend bewijzen hun goeroe waardig te zijn en mochten niets uit eigenbelang doen. Er was geen ruimte meer voor een persoonlijk leven. Alles moest worden bekeken vanuit een hoger, ‘onpersoonlijk perspectief’. Eigen gedachten, gevoelens en motieven waren slechts symptomen van hun narcistische ego, dat met alle middelen gekraakt mocht worden. In de sangha werd men voortdurend bekritiseerd en op de proef gesteld. Er moesten ook offers worden gebracht. Zo was er een groepslid dat nogal gehecht was aan zijn dure auto. Cohen nam hem mee naar een sloopbedrijf waar hij zijn wagen zelf moest pletten. Verscheidene anderen schonken hun spaarcenten of vermogen aan de goeroe, zodat ze er zelf geen last meer van hadden.

De volgelingen woonden in groepen bijeen in een aantal huizen die een hiërarchie vormden. Cohen bewoonde samen met zijn Indiase vrouw en zijn trouwste volgelingen het belangrijkste huis. Van der Braak mocht in het derde huis wonen, evenals zijn Deense vriendin. Maar hun relatie werd al spoedig niet meer getolereerd. De vriendin werd overgeplaatst naar een lager huis. Na verloop van tijd liet circa twintig procent van de leden zich kaalscheren. Zij onthielden zich van alle seksuele handelingen. Later waren seksuele relaties wel weer mogelijk, maar alleen wanneer het geen romantische liefde was en Andrew toestemming had gegeven. De ‘onpersoonlijke’ liefdesparen konden gemakkelijk weer uit elkaar worden gehaald wanneer de goeroe besloot een van beiden over te plaatsen naar een centrum in buitenland. Zo raakte Van der Braak in 1994 zijn tweede liefde kwijt. Daar moest hij niet moeilijk over doen.

Push-up marathons

In 1989 werd André van der Braak uitgenodigd om een boek samen te stellen uit Cohens mondelinge lessen in verlichting, zijn zogenoemde satsangs. Cohen wist dat hij eerder een afstudeerscriptie over de ideeën van Ken Wilber had geschreven, waardoor hij geschikt leek voor de taak. Het kostte erg veel tijd om alle geluidsopnamen uit te werken en een selectie te maken uit de ruim 4000 pagina’s. André werkte samen met twee hoger geplaatste collega’s. Niemand kreeg ervoor betaald, want het was een grote eer om aan het project te mogen meewerken. De meeste communeleden hadden overdag een half baantje om aan geld te komen.

Van der Braak beging een bijna onvergeeflijke zonde door een paar keer op eigen houtje te beslissen dat een passage niet verder moest worden ingekort. Hij beloofde zijn collega’s dat het niet opnieuw zou voorkomen, maar toen Cohen ervan hoorde, brak de hel los. André moest zich onderwerpen aan groepssessies met de mannelijke communeleden, die hem verbaal onder handen namen en diep door het stof lieten gaan. Dergelijke sessies, waarin de leden kritiek leverden op elkaar en op zichzelf, waren al langer een vast programmaonderdeel. André moest ook zijn haren laten afscheren en zijn werk opnieuw doen om Cohens boek van alle mogelijke smetten te zuiveren. Daarna moest hij bij ieder communelid bloemen laten bezorgen met een handgeschreven excuusbrief, die hem werd gedicteerd: ‘…Vanwege mijn megalomane egotrips en mijn verraderlijke trots heb ik jullie beroofd van het kostbare geschenk van Andrews boek. Ik ben een volslagen krankzinnig en volledig corrupt menselijk wezen dat diep is gezonken. Hoewel ik het niet verdien, smeek ik jullie allen om vergeving…’

André deed alles om zijn berouw te tonen, maar Andrew vond het niet overtuigend genoeg en zette hem uit zijn sangha. Hij mocht zich pas weer kandidaat stellen voor het lidmaatschap nadat hij bij een therapeut 100 rebirthingsessies had gedaan. André deed wat hem werd opgedragen, want hij was er nog steeds van overtuigd dat het heil bij Cohen te vinden was. Uiteraard had hij ook twijfels en voelde hij zich onrechtvaardig behandeld, maar dat interpreteerde hij als uitingen van zijn valse ego. Na negen maanden liet hij Cohen schriftelijk weten dat hij zijn leven had gebeterd: ‘Het was schokkend om te zien hoe mijn hele leven was doordrongen van corruptie. Het is me alles waard om deze vijand te overwinnen – Ik ben niet langer bang om te lijden.’ In zijn brief stonden ook zinnen als ‘Jij bent de zon die mijn leven verlicht’. Het was bekend dat Cohen zulke loftuitingen graag hoorde. Hij had zelfs al eens een boek laten drukken met liefdesbrieven van volgelingen, die regelmatig samen met grote bossen bloemen bij hem werden bezorgd. André wist de juiste snaar te raken. Cohen was in de wolken met zijn brief en liet hem tot de sangha toe, waar hij geleidelijk weer opklom.

Later viel hij opnieuw een tijd in ongenade. Hij was zeker niet de enige. Cohen voelde regelmatig de behoefte om volgelingen die in zijn ogen onvoldoende presteerden of te eigengereid waren, zware sancties op te leggen. Bijna alle naaste medewerkers en leiders van lokale centra werden daar wel eens het slachtoffer van. Velen moesten wekenlang intensieve retraites doen, terwijl anderen voor onbepaalde tijd naar Australië werden verbannen. Het normale dagprogramma werd eveneens zwaarder. Er moest steeds langer worden gemediteerd en iedere ochtend moesten er 600 prostraties worden uitgevoerd, waarbij het lichaam in Tibetaanse stijl ter aarde werd geworpen terwijl men een tekst van de goeroe reciteerde. Cohen organiseerde ook push-up-marathons. Maar dat ging te lang duren. In het Amsterdamse centrum waren er enkelen die het urenlang volhielden. De nieuwe regel was om binnen een uur zoveel mogelijk push-ups te doen. Dat gebeurde wekelijks.

Cohen was niet meer zo joviaal als in het begin van zijn carrière. Hij eiste respect en onvoorwaardelijke trouw en ontstak geregeld in toorn. Wie zich nog niet volledig aan hem wou overgeven, kon toetreden tot de categorie ‘formele studenten’. Een typerend voorbeeld van zijn leiderschapsstijl deed zich voor tijdens een bezoek aan Amsterdam, waar hij samen met zijn Nederlandse volgelingen in een restaurant zou gaan eten. Ze zaten al bijna een uur op zijn komst te wachten, toen ze een telefoontje kregen van een medewerker van Cohen. Het werd duidelijk dat het nog langer ging duren en dat ze beter aan de maaltijd konden beginnen. Maar toen Cohen uiteindelijk in het restaurant arriveerde, was hij zeer verontwaardigd dat ze niet op hem hadden gewacht. Hij raakte er niet over uitgepraat. De studenten werden later op het matje geroepen voor een fikse uitbrander en ze moesten tien lessen in etiquette gaan volgen.

Twijfels en persoonlijke problemen konden binnen de sangha niet meer worden uitgesproken. Andrews beslissingen stonden nooit ter discussie. Hij was perfect en alles wat hij deed, diende een hoger doel. Zijn leer werd samengevat in vijf basisprincipes van waaruit alles moest worden beoordeeld. In het boek van Peter Merry staan ze opgesomd als: heldere intenties; de wet van wilskracht; alles aangaan, niets ontlopen; de wet van onpersoonlijkheid (‘die bepaalt dat al onze ervaringen onpersoonlijk zijn’); voor het welzijn van het geheel. Voor dat laatste had Cohen in de eerste plaats loyale volgelingen met leiderschapskwaliteiten nodig, die zijn nieuwe religieuze beweging konden verbreiden.

Nadat hij The Mother of God had gelezen, kwam Cohen tot de conclusie dat vooral de vrouwen harder moesten worden aangepakt. Ze waren te emotioneel, klaagden te veel en bekeken de dingen niet objectief. Cohen sprak ze regelmatig bestraffend toe en gaf de mannen de opdracht om niet meer tegen hen te glimlachen. De vrouwen moesten ook leren om elkaar flink de waarheid te zeggen en daarbij hard te schreeuwen.

André van der Braak, die nu voor het centrum in Amsterdam werkte, waar zijn voorgangers in ongenade waren gevallen, kreeg de behoefte om minder intensief bij de beweging betrokken te zijn. Dat bleek echter onmogelijk. In een telefoongesprek liet Andrew hem weten: ‘Wat is mijn leer? Het maakt niet uit wat je denkt. Het maakt niet uit wat je voelt. Het gaat er alleen om wat je doet. … Ik geef geen moer meer om jouw persoonlijke evolutie. Maar ik heb je nodig in Amsterdam. Zelfs Harry, die lul, laat me nu al in de steek. … Als je het nu niet doet, betekenen die elf jaren met mij niets meer. Dan is het allemaal een grote leugen geweest.’ André probeerde te onderhandelen, waarop Cohen hem toebeet: ‘Jij bent volledig in de greep van je megalomane ego. You are evil!’ Die laatste woorden waren precies wat André nodig had om zijn relatie met de manipulatieve goeroe eindelijk te kunnen beëindigen.

André van der Braak promoveerde in 2004 op een dissertatie over Nietzsche. In oktober 2006 verschijnt zijn boek Goeroes en charisma – Het riskante pad van leraar en leerling.

Boomeritis

Er waren al velen die het in Andrews beweging niet langer volhielden. Ze knepen er dikwijls stiekem tussenuit om niet het risico te lopen dat ze weer werden overgehaald om door te gaan. Andrew had geen goed woord over voor zulke ‘verraders’. Zo leverde hij tijdens een openbare bijeenkomst in Amsterdam kritiek op het narcistische ego van een dame die een paar dagen eerder zijn beweging had verlaten. Ze had hem weliswaar in 1997 op zijn eigen verzoek twee miljoen dollar geschonken, zodat hij het landgoed Foxhollow in Massachusetts kon kopen, maar dat was geen reden om hem milder te stemmen. De vrouw was niets waard omdat ze alleen haar geld en niet haar ego wilde opgeven. Leden van de sangha mochten van Cohen geen contact meer onderhouden met zulke afvalligen.

Op de website whatenlightenment.blogspot.com staan diverse verhalen van ex-aanhangers, waaruit blijkt dat Cohens methoden de laatste jaren niet zachtzinniger zijn geworden. Zo gaf hij medewerkers meermaals de opdracht om onwillige studenten een flinke pets in het gezicht te geven en hij deelde soms ook zelf klappen uit, onder meer aan Arjan Kindermans. Het meest verontrustende incident betrof een groep vrouwen die als boetedoening een uurlang prostraties uitvoerde in een ijskoud meer, waarbij ze vele malen kopje-onder gingen. De vrouwen liepen blauw aan en een van hen moest bewusteloos worden weggedragen.

Cohens radicalisme komt ook naar voren in de gesprekken die hij met Ken Wilber voerde. Hij vertelt dat de leden van zijn beweging ervoor kiezen zich volledig in te zetten voor de evolutie van het bewustzijn. Dat zien ze als hun heilige plicht. Ze worden geacht blijkt te geven van een ’tomeloze revolutionaire passie voor de totale transformatie van de wereld’. Ze voelen zich geroepen hun ‘evolutionaire impuls’ te volgen en hebben een ‘extatische drang’ om zich over te geven aan de ultieme Waarheid, die niets meer met henzelf te maken heeft. Het doel van de evolutie is verlichting en dat betekent bevrijding van de angsten en verlangens van het ego, dat zichzelf koestert als een uniek individu. Het ego moet worden overwonnen door het Authentieke Zelf, dat in nauw contact staat met de oergrond en Leegte waaruit alles spontaan oprijst. Cohen spiegelt zijn aanhangers voor dat ze behoren tot de voorlopers en wegbereiders van een evolutionair niveau dat nog niet eerder werd bereikt. De verlichte geest zal uit dit collectief oprijzen, waarbij het onderscheid tussen individuen wegvalt.

Wie een mystieke ervaring heeft gehad, maar de morele implicaties daarvan uit eigenbelang negeert, creëert volgens Cohen ‘enorm veel karma’. Hij confronteert zijn aanhangers regelmatig met hun weigering om verantwoordelijkheid te nemen en gaat de strijd aan met hun ego. Daarbij moet hij helaas vaak constateren dat zijn inspanningen vruchteloos blijven.

Velen hebben last van Boomeritis, zoals Wilber het noemt. Zij willen het eigen ego bevestigen in plaats van het te overstijgen. Ze willen niet accepteren dat er hoger ontwikkelde mensen bestaan die hen kunnen vertellen wat ze moeten doen en ze denken dat ze hun eigen waarheid kunnen hebben. ‘Ik vraag ze om te veranderen en ze keren zich woedend tegen mij – met een narcistische woede’, klaagt Cohen. Wilber weet daar alles van: ‘Dan is de leraar zogenaamd het probleem in plaats van het ego van de student.’ Mensen willen tegenwoordig lekker in hun vel zitten en doen waar ze zich goed bij voelen, maar volgens Wilber is het juist goed als ze zich rot voelen en zichzelf haten. Dat is het begin van de juiste perceptie. Uiteraard is Cohen het daar volkomen mee eens. Hij meent dat het vroeger beter was, want toen hadden mensen nog een ‘gezonde angst’ voor de zonde.

Wilber erkent dat Cohen nogal grof geschut gebruikt, maar als hij daar wat over hoort, denkt hij bij zichzelf: ‘God zij dank’. Hij heeft al langer een zwak voor leermeesters die volledige overgave eisen en alles in het werk stellen om het ego van hun studenten in mootjes te hakken. Eerder was hij euforisch over een andere Amerikaanse goeroe, die zich tegenwoordig Avatar Adi Da Samraj noemt, ‘de levende Incarnatie van de Goddelijke Persoon, in onze tijd en in lichamelijke menselijke Gedaante Verschenen’. Een van zijn werken werd in 1985 door Wilber aanbevolen als ‘de meest extatische, meest diepgaande, meest complete, meest radicale en meest veelomvattende enkelvoudige spirituele tekst die ooit werd neergeschreven en beleden door de Menselijke Transcendente Ziel’. Dit bleek ook al uit het feit dat de meeste woorden in dit boek met een hoofdletter waren geschreven. In een latere hagiografie, The Divine Emergence of the Word-Teacher Heart-Master Da Love-Anada (1990), staat een aanbeveling waarin Wilber beweert dat meester Da zonder enige twijfel de eerste westerse Avatar (Godmens) in de geschiedenis is.

Da is een zogenoemde ‘crazy wisdom master’, die zeer onorthodoxe methoden gebruikt. Nadat er steeds meer sensationele verhalen naar buiten kwamen over zijn machtsmisbruik en seksuele uitspattingen, heeft Wilber wat afstand genomen van de beweging. Hij bleef er weliswaar van overtuigd dat meester Da de hoogste graad van Realisatie heeft bereikt, maar vond zijn public relations onder de maat. Da moest volgens Wilber als Wereldleraar naar buiten treden. In plaats daarvan had de goeroe zich met een groep aanbidders teruggetrokken op een aangekocht Fuji-eilandje. Hij omringde zich met een heilige Mandala Orde, die bestond uit jonge dames, zijn ‘Kanyas’. Zij bezaten de ‘Grace of submission to Me by being drawn into My Condition through feeling-Contemplation of My bodily (human) Form, My Spiritual (and Always Blessing) Presence, and My Very (and Inherently Perfect) State. … The Calling of the Kanyas Calls everyone to not fail to respond to Me fully.’

De stem van het universum

Op het grote Learning Lane festival van managementcentrum De Baak kon men zich dit jaar aanmelden voor een workshop Evolutionaire Verlichting van Arjan Kindermans: ‘Wie zijn wij en wat is ons hoogste potentieel als mens? Wij als Nederlanders kunnen een leidende rol spelen in de transformatie van het menselijk bewustzijn. Hoe zetten we met elkaar de volgende stap?’ Zo dringt de boodschap van Cohen & Co ook onder professionals door. Zij leren dat ‘de evolutie een duidelijke richting kent’ en kunnen zich aansluiten bij een spirituele elite die de natuurlijke ontwikkeling ondersteunt door structuren en systemen af te stemmen op ‘de wetten van het universum’. Als evolutionaire leiders sluiten ze aan bij het ontwikkelingsstadium waarin mensen zich bevinden en creëren de voorwaarden voor hun evolutie naar een hoger niveau.

Peter Merry (2006) weet wat de wereld nodig heeft: ‘Leiders die niet meer aan hun eigen, door het ego gestuurde behoefte aan roem en succes gehecht zijn, maar wier leven en werk volledig ten dienste staan van het zich ontvouwende geheel.’ Leiders die ervoor kiezen om te doen wat het universum hen opdraagt en die door het vuur gaan om hun missie te realiseren, vanuit een besef van diepe verbondenheid, diep mededogen en inzicht. Als zo’n groep hoogontwikkelde mensen samenkomt, worden er geen machtsspelletjes gespeeld maar spreekt het universum door hen heen en ‘wordt de stem van het individu de stem van het collectief’, dat intuïtief voelt wat er moet gebeuren.

Ik weet niet hoever Herman Wijffels al is gevorderd op dit evolutionaire pad. Wellicht beperkt hij zich tot wat zweverige idealen die niet al te veel invloed hebben op zijn beslissingen. De hoogdravende teksten en esoterische schema’s in het boek van Peter Merry worden aan het slot aangevuld met enkele praktische wenken, die minder wereldschokkend zijn. Zo adviseert hij om tijdens kringgesprekken een ‘praatvoorwerp’ te gebruiken, waarbij alleen degene die dit voorwerp in handen heeft het woord mag voeren. Er kan bovendien een grote kaars in het midden worden gezet en er kan een Tibetaanse klankschaal worden gebruikt om de kring te openen en te sluiten. Dat moet Wijffels maar eens bij de Wereldbank invoeren.

Noten

Meer kritische informatie over Andrew Cohen is te vinden in een recent boek van William Yenner (2009): American Guru: A Story of Love, Betrayal and Healing – former students of Andrew Cohen speak out.

Noot 1 (juni 2012): Wijffels is inmiddels geen vice-voorzitter meer van het bestuur van het Natuurcollege, hij zit nog wel in het Comité van Aanbeveling, samen met onder anderen ‘Prof. Rupert Sheldrake – Bioloog, natuurfilosoof, auteur van een aantal bestsellers’.

Uit: Skepter 19.3 (2006)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Rob Nanninga was hoofdredacteur van Skepter van 2002 tot 2014