Het vooraf registreren van studies, zoals veel psychologen tegenwoordig bepleiten, kan een oplossing zijn voor de huidige replicatiecrisis, zo blijkt uit parapsychologisch onderzoek.
Hadden de psychologen in de jaren zeventig maar beter geluisterd naar de parapsychologen. Dan zouden ze nu vast niet zo worstelen met dubieuze onderzoekspraktijken, significantieproblemen en publicatiebias. Alsof hij de crisis in de psychologie voorvoelde, hamerde de Utrechtse hoogleraar parapsychologie Martin Johnson al in zijn oratie in 1974 op het belang van methodologische strengheid als enige manier om zijn vak uit het slop te halen. Hij had het vandaag kunnen zeggen:
De onderzoeker moet zijn probleem definiëren, zijn hypothesen formuleren en zijn experiment schetsen voordat hij aan zijn studie begint. Hij moet zijn manuscript schrijven, met op zijn minst vermelding van essentiële feiten, voordat hij zijn onderzoek uitvoert. Dit manuscript, waarin in principe alleen gegevens in de tabellen, resultaten en conclusies ontbreken, moet naar een of meer redacteuren worden gestuurd, en de onderzoeker mag zijn studie niet aanvangen voordat ten minste een van de redacteuren heeft beloofd het onderzoek te publiceren, ongeacht de uitkomst van het experiment. Op deze manier kunnen we selectieve rapportage vermijden. Bovendien krijgt de onderzoeker niet de kans om zijn hypothesen zodanig te veranderen dat ze ‘passen’ bij de uitkomst van het experiment.