De oncoloog Jeffrey Long is er “absoluut van overtuigd dat er een leven na de dood bestaat”. Hij meent dat zijn onderzoek dit heeft aangetoond en schreef er een bestseller over, Evidence of the Afterlife (2010). Het boek is door De Arbeiderspers in het Nederlands uitgebracht onder de titel Bijna-doodervaringen – Wetenschappelijke analyse van ervaringsverhalen. Dr. Long is echter niet zo wetenschappelijk bezig en verkoopt halve waarheden.
Dit is wat de auteur er zelf over zegt:
“Door duizenden gedetailleerde verslagen van BDE’s [bijna-doodervaringen] te bestuderen, heb ik het bewijs gevonden dat leidde tot deze verbijsterende conclusie: BDE’s verschaffen zulk krachtig wetenschappelijk bewijs, dat het redelijk is het bestaan van een leven na de dood aan te nemen.” (pag. 50)
Slechts twee zinnen later is deze aanname al uitgegroeid tot een absolute zekerheid:
“Ik geloof zonder een spoor van twijfel dat er leven is na de fysieke dood. Mijn research overtuigt me ervan dat bijna-doodervaringen het vertrek uit dit leven zijn en het binnengaan van het andere leven.“
Eigenlijk was de auteur er ruim twintig jaar eerder al van overtuigd geraakt toen de vrouw van een vriend hem over haar BDE vertelde. Hij voelde instinctief aan dat “deze ervaring absoluut waar was”. In 1998 opende hij een website waarop mensen hun bijna-doodervaring openbaar kunnen maken. Iedereen die een eigen belevenis aan de collectie wil toevoegen, kan het online vragenformulier invullen. Bezoekers van de website bekijken naar verluidt maandelijks ruim 300.000 pagina’s.
Het onderzoek van dr. Long richtte zich op 617 ingevulde formulieren, die hij vanaf oktober 2004 in vier jaar tijd ontving. Personen die heel weinig kenmerkende BDE-elementen rapporteerden, werden niet in het onderzoek opgenomen. Ruim 95% van de ondervraagden geloofde dat hun ervaring absoluut echt was (‘definitely real’). Wie dit niet geloofde, had vermoedelijk minder belangstelling voor de website of nam niet de moeite om het lange vragenformulier in te vullen. De auteur verzuimt de lezers erop te wijzen dat zijn steekproef niet representatief is.
Waarnemingen buiten het lichaam
Bijna de helft van de ondervraagden (46,5%) rapporteerde dat ze tijdens een BDE uit hun lichaam traden. Zij beschreven volgens Long aardse gebeurtenissen die “volkomen realistisch” waren, maar die ze onmogelijk normaal met hun ogen hadden kunnen zien. In het hoofdstuk over uittredingen geeft hij daar drie voorbeelden van.
Een arts uit India schreef dat hij uit zijn lichaam omhoog steeg nadat hij thuis een elektrische schok kreeg. Hij zweefde dicht boven de dakpannen en kon zien dat daar letters op stonden. De auteur beschouwt dit als krachtig bewijsmateriaal en merkt op: “Als arts ben ik stomverbaasd van zulke ervaringen.”
In het stukje dat Long citeert, staat echter nergens dat de betrokkene later heeft vastgesteld dat er inderdaad letters op de pannen te vinden waren. We horen ook niet wat er geschreven stond. Het verhaal van de Indiase arts is op de website terug te vinden. Zijn naam is dr. Kumar en zijn ervaring blijkt zich lang geleden te hebben voorgedaan, toen hij nog een schooljongen was. Op de vraag of hij tijdens zijn BDE iets had waargenomen dat later geverifieerd kon worden, antwoordde hij onomwonden “Nee”. Dit is dus beslist niet zo’n sterk voorbeeld als de auteur wil suggereren.
Het tweede voorbeeld betreft een Amerikaanse vrouw die in 1971 aan het raften was toen haar boot omsloeg. Opeens kon ze de situatie vanaf dertig meter hoogte in ogenschouw nemen. Long citeert uitvoerig wat ze allemaal waarnam. “Ik zag mijn echtgenoot en mijn tienerzus, die vóór ons zonder problemen door de stroomversnelling waren gevaren, aan komen rennen tegen de heuvel op… etc.” Ze slaagde er uiteindelijk in om zichzelf aan een rots uit het water te trekken en was dus blijkbaar niet bewusteloos.
De auteur stelt zich de vraag of er ook maar enige reden is om eraan te twijfelen dat men tijdens een uittredingservaring accurate waarnemingen kan doen. Hij meent van niet. De observaties zijn naar zijn oordeel zo “realistisch” dat hij ze beschouwt als “een van de sterkste bewijslijnen die ooit gepresenteerd zijn dat BDE’s echt waar zijn”.
Maar wie op zijn website even nazoekt wat de vrouw die te water raakte op haar vragenformulier invulde, ontdekt dat zij nooit enige moeite heeft gedaan om na te gaan of haar waarnemingen correct waren. Ze schrijft: “Ik zag wat andere mensen aan het doen waren terwijl ik mij boven de plek bevond, maar niemand van ons heeft er na afloop over gesproken om details te verifiëren (niemand geloofde dat het gebeurd was).”
Jeffrey Long is er blijkbaar al bij voorbaat van overtuigd dat alles klopt, al kan hij zelf niets controleren. Het derde voorbeeld kunnen we vergeten, want dat gaat over een man die alleen maar schreef dat hij zichzelf tijdens een uittreding op bed zag liggen. Dat is vergelijkbaar met mijn eigen uittredingservaring, al zag ik mezelf in een pyjama terwijl ik wist dat ik die niet aan had. Kon Long geen betere voorbeelden in zijn verzameling vinden? (Wie daar zelf naar wil zoeken kan op deze link klikken.)
Momenteel zijn er experimenten gaande waarbij men in 50 ziekenhuiskamers niet ver onder het plafond een plank heeft gemonteerd waarop een onbekende afbeelding ligt. Het zijn kamers voor patiënten die het risico lopen een hartstilstand te krijgen. De onderzoekers hopen patiënten te vinden die tijdens een uittredingservaring kunnen zien welke afbeelding er op de plank ligt. Soortgelijke methoden werden al enkele malen eerder zonder succes beproefd (ook door Nederlandse onderzoekers). Hoewel het nuttig is dat zo’n onderzoek wordt gedaan, verwachten deskundigen (waaronder professionele parapsychologen) niet dat het veel zal opleveren. Men kwam in de jaren 1980 al tot de conclusie dat er geen wetenschappelijke reden is om uittredingservaringen letterlijk te nemen en te veronderstellen dat je in deze toestand betrouwbare waarnemingen kunt doen. (Zie de Update onder dit artikel.)
Uit de mond van kinderen en blinden
De lichtgelovigheid van de auteur komt duidelijk naar voren in zijn uitspraken over een groep van 26 BDE’ers van vijf jaar en jonger (de gemiddelde leeftijd was 3,6 jaar). In het hoofdstuk “Uit de monden van kinderen” constateert hij dat hun verhalen goed overeenkomen met die van volwassenen. Hij heeft echter nooit met deze kinderen gesproken, want hij baseert zich op de verhalen die de betrokkenen pas tientallen jaren later naar zijn website stuurden. Ter ondersteuning verwijst hij naar een collega-onderzoeker die rapporteerde dat “zelfs pre-linguïstische kinderen later verslag hebben gedaan van bijzonder complexe ervaringen”. Hij gelooft blijkbaar dat mensen gedetailleerde herinneringen kunnen hebben aan ervaringen die plaatsvonden voordat ze konden spreken.
Long schreef ook een hoofdstuk over blinden, die volgens hem tijdens BDE-ervaringen weer kunnen zien. Maar daarbij baseert hij zich vooral op de onbetrouwbare bestseller Mindsight (zie Skepter 15/2), want er waren geen blinden die zijn formulier invulden. Bij gebrek aan blinden toont de auteur zich ook onder de indruk van iemand die schreef: “Ik ben bijziend, maar op dat moment kon ik honderd procent zien, en (…) alles was superhelder en fris en alle kleuren waren schitterend.” De opmerking kwam van een vrouw die na een overdosis morfine op een klinkerweg belandde, waar zij een man en een vrouw in victoriaans kostuum zag. Het is typerend dat Long zulke details niet vermeldt. Zou het hem ook verbazen als bijzienden in hun dromen zonder bril of lenzen goed kunnen zien?
Overeenkomsten en fantasieën
Evenals andere BDE-onderzoekers is Long vooral op zoek naar globale overeenkomsten tussen de bijna-doodervaringen. Daar is zijn vragenformulier specifiek op gericht. Zo vraagt hij of men zich tijdens de ervaring meer bewust en alert voelde dan normaal. Driekwart van de ondervraagden rapporteerde inderdaad een verscherpt bewustzijn en een derde had zelfs de indruk plotseling “alles” te begrijpen (al kon men niet navertellen wat).
Long citeert een vrouw die tijdens haar BDE bij haar grootmoeder lauwe koffie dronk (er kwam vreemd genoeg wel stoom vanaf). Ze merkte terloops op dat ze zich op dat moment niet herinnerde dat haar grootmoeder drie jaar eerder was overleden. Maar op haar enquêteformulier gaf ze aan dat haar bewustzijn juist helderder was dan normaal, vooral tijdens de ontmoeting met haar grootmoeder. Ook ontmoetingen met Jezus of met engelen worden vaak genoemd als momenten van verhoogd bewustzijn. Zulke ontmoetingen maken ongetwijfeld veel indruk, maar daarmee is niet gezegd dat men werkelijk erg helder van geest was.
De auteur rapporteert dat 65% van de ondervraagden een licht zag, dat 57% andere wezens ontmoette, 52% in een onaardse wereld terechtkwam, 34% door een tunnel of donkere ruimte reisde en 31% een soort grens bereikte. Minstens 45% geloofde dat ze sinds hun BDE over paranormale gaven beschikten.
De overeenkomsten tussen de ervaringen wijzen er volgens Long op dat ze “echt” en “waar” zijn. Wie de getuigenissen op zijn website leest, zal echter opmerken dat ze in de details behoorlijk sterk van elkaar verschillen. Stel dat twee BDE’ers onafhankelijk van elkaar hetzelfde familielid in de hemel bezoeken, dan mag je niet verwachten dat ze terugkomen met hetzelfde verhaal over de hemelse leefomstandigheden van dit familielid. BDE’s kunnen wel echt zijn in de zin dat men ze als echt heeft beleefd, maar dat betekent niet automatisch dat ze betrekking hebben op een wereld buiten iemands bewustzijn, waar anderen ook naartoe kunnen reizen.
Zolang BDE-onderzoekers alleen in abstracte termen spreken over een voortbestaan na de dood, kan het nog min of meer wetenschappelijk klinken . Maar als je de volledige verslagen leest, dan wordt het lastig om je te onttrekken aan de indruk dat we te maken hebben met producten van de menselijke verbeelding. Het hiernamaals lijkt veel te veel op een wereld die men zich makkelijk in de fantasie kan voorstellen. Bovendien is het vaak moeilijk om de oorspronkelijke ervaringen te scheiden van de spirituele interpretaties en verklaringen die men eraan heeft verbonden. Iemand die zijn ervaringen jaren na afloop aan een website toevertrouwt, zal waarschijnlijk een consistenter verhaal vertellen dan iemand die net een hartstilstand heeft overleefd.
Heldere dood
De auteur voert slechts één argument aan dat hout lijkt te snijden. Hij wijst er meermaals op dat een heldere, gestructureerde en bewuste ervaring sowieso onmogelijk is als je hart stilstaat. Om deze conclusie te trekken had hij overigens beter medische dossiers en vakliteratuur kunnen bestuderen in plaats van enquêteformulieren.
Sommige BDE’ers die hij citeert, waren misschien wel heel dicht bij de dood. Maar ze hebben het goed overleefd en kunnen daarom slechts navertellen hoe het voelde om bijna dood te zijn. Hun verhalen zijn niet meteen een reden om te concluderen dat ze iets hebben ervaren en onthouden zonder gebruik te maken van een levend stel hersenen.
We kunnen ten eerste niet vaststellen op welk moment men de ervaring kreeg. Dat gebeurde mogelijk niet tijdens de hartstilstand maar later. Bovendien is het niet uitgesloten dat er dank zij hartmassage toch nog voldoende zuurstof in de hersenen aanwezig was om een bewuste ervaring te kunnen hebben.
BDE-onderzoekers eisen gewoonlijk dat wetenschappers alles kunnen verklaren. Wanneer de deskundigen dat niet naar volle tevredenheid kunnen, dan concluderen onderzoekers zoals Jeffrey Long dat het bestaan van een geestenwereld is aangetoond. Dit is echter geen wetenschappelijke verklaring maar een religieuze visie.
Update 2013
In februari 2013 vertelde dr. Sam Parnia in een interview wat over de grootschalige studie waarbij men naging of patiënten tijdens een bijna-dood-ervaring een afbeelding kunnen zien op een plank boven hun bed. Slechts 10 tot 15 procent van de patiënten die in het ziekenhuis een hartstilstand kregen, kon na afloop ondervraagd worden en maar heel weinigen rapporteerden een ervaring waarbij ze zichzelf zagen liggen. Geen van deze personen had de afbeelding gezien. Volgens Parnia kwam dat omdat ze de verkeerde kant op keken. De arts vertelde dat hij ervan overtuigd is dat de ervaringen reëel zijn, omdat de patiënten ze als zodanig ervaren. Hij beweerde zelfs dat het ook vaststaat dat kinderen ze al kunnen krijgen als ze nog geen drie jaar oud zijn. Helaas kunnen we Parnia dus ook niet meer serieus nemen.
Weer op stoom! Mooi. Filosofisch toch ook nog, ook na de wetenschappelijke vraag: wat is ‘ervaring’ in dit geval? In sommige contexten concreet te maken en te vertalen naar gedrag (dat er logisch en operationeel wel uit zou moeten voortvloeien).
Refereert de schrijver van het boek nog aan van Lommel of van Woerlee? Vast wel aan Suzan Blackmore?
@Hgb
Jeffrey Long schrijft: “Er zijn verslagen van spontane uittredingen zonder dat er een levensbedreigende gebeurtenis aan de hand was. De term uittreding, zoals die in dit boek gebruikt wordt, verwijst alleen naar OBE’s [out-of-body experiences] die plaatsvinden tijdens BDE’s.”
BDE-onderzoekers vertellen niet graag dat tien procent van de bevolking een uittredingservaring heeft gehad (en volgens enquêtes onder studenten, cannabisgebruikers en occultisten nog veel meer), en dat je daarvoor niet bijna-dood hoeft te zijn. Daarom hebben ze weinig of geen belangstelling voor het eerdere (para)psychologische onderzoek naar uittredingservaringen, zoals dat van Susan Blackmore.
Gewone uittredingservaringen passen niet goed in de ideologie dat dit verschijnsel vooral optreedt als je lichaam het begeeft. Overigens bleek uit het onderzoek van Pim van Lommel dat van 344 mensen met een hartstilstand slechts 15 personen (4,4%) na afloop een uittredingservaring rapporteerden. Dat is geen cijfer waarmee BDE-onderzoekers te koop lopen.
Long gaat wel in op Blackmore’s argument dat de geestenwereld die BDE’ers zich voorstellen, kan worden gezien als een psychologisch verdedigingsmechanisme tijdens een levensbedreigende gebeurtenis. Dat kan volgens hem niet kloppen omdat er ook onaangename BDE’s zijn, al noemen BDE-onderzoekers die zelden. Zodra een wetenschapper iets probeert te verklaren, kunnen BDE-onderzoekers daar altijd wel een uitzondering op bedenken, waaruit blijkt dat de verklaring niet voor alle gevallen geldt (al werd dat ook niet beweerd).
Pim van Lommel beveelt het boek van Jeffrey Long aan op de coverpagina. Uiteraard is zijn bekende verhaal over de patiënt die zijn gebit kwijt was, in het boek van Long te vinden, al had dat geen betrekking op een patiënt die aan Van Lommels onderzoek meedeed. Naar het onderzoek van Van Lommel et al. (2001) wordt zes keer verwezen. De boeken en artikelen van de anesthesioloog Gerald Woerlee worden niet genoemd (die zouden afbreuk doen aan de argumentatie).
Dank voor je respons. En sorry voor de fouten die jij niet maakt. Susan en niet Suzan (Sue met colors in the (h)air, en ja dat wordt nooit meer een Suzanne van Herman van Veen) en niet Van Woerlee, maar zonder Van.
Zakelijker. Toen ik het oorspronkelijke artikel van van Lommel in the Lancet, meen ik, een paar jaar geleden voor het eerst zag (ook ergens in deze annalen al besproken): ongelooflijk hoe weinig ‘hards’ behalve dan dat een medisch specialist zich de moeite getroostte…ik schrok me ook een beetje een hoedje…van dat artikel.
Kunnen JW en jij dat artikel niet nog eens heel goed bekijken, met al die ongelooflijke know-how, die ik intussen (zonder dat ongelooflijke ooit) al kwijt aan het raken ben… het is eigenlijk te zot voor woorden…maar ook niet anders.
“Gewone uittredingservaringen passen niet goed in de ideologie dat dit verschijnsel vooral optreedt als je lichaam het begeeft. Overigens bleek uit het onderzoek van Pim van Lommel dat van 344 mensen met een hartstilstand slechts 15 personen (4,4%) na afloop een uittredingservaring rapporteerden. Dat is geen cijfer waarmee BDE-onderzoekers te koop lopen.”
Wat ik me vooral herinner: een zootje aan ‘kenmerken’ van de BDE. En dan toch zo’n verhalen. Ik geef op (Karpov).
Dr. G. M. Woerlee, auteur van het boek “The Unholy Legacy of Abraham” dat ik niemand zou willen aanbevelen vanwege rabiaat atheïsme, heeft een recensie gewijd aan het boek van Jeffrey Long, zie :
http://www.unholylegacy.woerlee.org/evidence-of-the-afterlife.php
Hij noemt het aan het eind een nieuw dieptepunt in het NDE-onderzoek.
Ik denkt dat atheïsten (rabiaat of niet) nog wel andere redenen hebben om dat boek van Woerlee niet aan te bevelen. Het probeert enige argumenten op een rij te zetten in een raamvertelling die een beetje is afgekeken van Duizend-en-een-nacht: Twee personen in een serie gesprekken die voornamelijk bestaan uit wat de ene persoon zegt. De auteur is een kundig anesthesioloog, daar twijfel ik niet aan, sommige van zijn argumenten zijn de moeite waard (en andere niet), maar als romanschrijver heeft hij een tenenkrommend product afgeleverd, waar alleen maar de meest volhardende lezer zich doorheen kan worstelen.
Het is wel grappig dat de personages in Woerlees boek (dat kosteloos kan worden gedownload bij http://www.unholylegacy.woerlee.org) voortdurend grote hoeveelheden wijn drinken. Wie alleen geïnteresseerd is in de passages over bijna-doodervaringen, kan in de pdf zoeken op “near-death”. Ik had geen moeite om daar doorheen te komen.
Ja, ja, maar ik kreeg het boek vers van de pers. Toen was er volgens mij geen pdf. De enige grap van het boek is de schets van geïslamiseerd Leiden.
@ Rob Nanninga,
ik zou graag een argument willen maken,
je beweert dat bijna dood onderzoekers niet graag vertellen dat het element ‘out of body’ niet specifiek voorkomt tijdens een bijna dood. Maar als ik sceptici geloof, treden tijdens een ernstig ongeval, of op wat voor manier mensen ook op de rand van leven en dood ballanseren, allerlei stoffelijke mechanismen in werking, die zog. hallucinaties veroorzaken. Je zou dus ook -omgekeert- mogen concluderen, dat een buitenlichamelijke ervaring dáár geen resultaat van is.
Je kunt het tijdens een diepe ontspanning ervaren.
Aangaande Susan Blackmore, is het niet waar dat zij haar out of body ervaringen beleefde door inname van allerlei soft-en-harddrugs? Ik snap niet hoe je dan nog op haar betrouwbare verklaringen kunt afgaan.
Tijdens een uittredingservaring verlies je om de een of andere reden het contact met je zintuigen, voel je je lichaam niet meer en raak je je oriëntatiegevoel kwijt. Maar je verliest je bewustzijn niet, dat behoorlijk helder kan blijven. Je weet ook nog steeds waar je lichaam zich bevindt, want je geheugen functioneert nog (vrij) goed.
De hypothese van Blackmore en andere psychologen is dat je hersenen in zo’n situatie op basis van je herinnering en je voorstellingsvermogen een beeld van de werkelijkheid creëren. Dit wordt als reëel ervaren, zolang er geen alternatief is. Het bestaan van lucide dromen toont aan dat een helder bewustzijn en een realistische hallucinatie elkaar niet uitsluiten.
Uittredingservaringen treden meestal op wanneer men ergens ontspannen zit of ligt in een toestand tussen waken en slapen. Maar ze kunnen ook optreden wanneer je om andere redenen het contact met je lichaam verliest, bijvoorbeeld omdat je er na een ongeluk zeer slecht aan toe bent, of omdat je ten onrechte gelooft dat je leven gevaar loopt. Het is ook wel nuttig dat je bewustzijn op zo’n moment als het ware van je lichaam wordt losgekoppeld.
Er zijn zelfs gevallen waarbij het lichaam actief bleef. Een vriendin van mij kreeg een korte uittredingservaring toen ze schrok van een etalagepop die naast een roltrap bij de Hema stond opgesteld. Plotseling keek ze van bovenaan de roltrap op zichzelf neer.
Het gehoor is soms niet volledig uitgeschakeld, zodat je nog wel gebruik kunt maken van geluiden die je uit de buitenwereld opvangt. Als je in ESP gelooft, dan zou je kunnen vermoeden dat er aan het beeld dat je creëert informatie kan worden toegevoegd die op paranormale wijze wordt verkregen. Er is echter geen reden om aan te nemen dat alles wat je tijdens een uittredingservaring ziet op paranormale wijze wordt waargenomen. Tijdens de ervaring kun je voor zover bekend niet meer aan de weet komen dan door middel van helderziendheid. Dat is dus maar erg weinig (als je afgaat op het werk van professionele parapsychologen) of helemaal niets (als je meer vertrouwen hebt in de critici).
Uittredingservaringen kunnen vrij goed overeenkomen met de werkelijkheid zolang men weet wat er te zien is, maar als men een onbekende ruimte binnengaat, dan klopt er gewoonlijk helemaal niets meer van.
Susan Blackmore kreeg een extreem lange uittredingservaring nadat ze bij een vriendin marihuana had gerookt (niet meer dan ze destijds gewend was). Het rare was dat ze tijdens deze ervaring kon blijven vertellen wat ze meemaakte. Bij haar ervaring was dus op deze manier een getuige aanwezig. Ze steeg door het plafond omhoog en kwam boven de daken terecht. Daar zag ze onder meer schoorstenen, maar toen ze dat later verifieerde bleek het niet te kloppen.
Blackmore kreeg tijdens deze belevenis ook een soort tunnelervaring. Het komt vaker voor dat men tijdens een gewone uittredingservaring een tunnel of een helder licht waarneemt. Alle bekende BDE-elementen kunnen ook voorkomen onder omstandigheden waarbij er geen sprake was van een levensbedreigende situatie. Het idee dat je dood zult gaan of al dood bent (ook al loop je in werkelijkheid geen gevaar), kan sterk van invloed zijn op de inhoud van de ervaringen.
@ Rob,
laatste klopt niet, je hoeft geen moment te twijfelen aan het feit dat je leeft en niet dood gaat, om een uittreding te beleven. Maar dat wist je wellicht.
Welk mechanisme treedt er dan in werking?
De opvatting van S.Blackmore dat je geest de schepper is van alle inhouden staat niet onafhankelijk van die van bekende uittreders. Dus dat maakt de materie complex. De Haagse (overleden) paragnost/uittreder Gijsbert van der zeeuw heeft dat verhelderend uitgelegd in zijn boeken. Ook Robert Monroe. Beiden constateren tevens, dat de geest (als zuivere vorm) de schepper is van elke gewenste omgeving. Deze kan heel aards zijn, omgeving bepaalt, als ook heel exotisch. Dat verklaard ook ongerijmdheden in het waarnemen.
Wat het niet verklaard zijn de ervaringen tijdens een bijna dood ofwel een uittreding, die men eigenlijk niet kan omschrijven, maar men is aangewezen op de alledaagse taal.
Het lijkt me logisch dat we gedurende ons heel leven drie dimensionaal, beelden opvangen/en opslaan, ook via andere zintuigen, in het geheugen. Dat kan dan bepalen dat je zeer levendig kunt dromen. Je kunt dus concluderen, dat je geest een zelfscheppend vermogen heeft.
Volgens van der Zeeuw of Monroe (o.a.)is dat zelfscheppend vermogen werkzaam bij het betreden van een andere dimensie. Over ‘zuivere geest’ en andere dimensies zal echter wel het dilemma liggen, i.v.m. de skepsis.
Ik lees op het ogenblik de bestseller van Swaab, Wij zijn ons brein. Het blijkt dat het niet alleen maar tijdens bde’s gebeurt dat de hersenen informatie aanvullen.
Ik wil daar aan toevoegen: dat begint al bij gewoon zien.
1. Als je leest, bewegen je ogen heen en weer. Het beeld op je netvlies verandert dus voortdurend. Toch lijkt het boek stil te liggen.
2. Als je om je heen kijkt hetzelfde: de wereld lijkt stil te staan, alleen je blikrichting verandert. Maar alleen in het centrum van je gezichtsveld zie je scherp. Toch ‘zie’ je de dingen niet van wazig en zelfs kleurloos naar scherp en veelkleurig veranderen als je om je heen kijkt.
3. Je loopt over het trottoir en je kijkt naar de stoeptegels. Die veranderen voortdurend van vorm naarmate je positie verandert. Maar in je hoofd zit kennelijk een ingebouwde perspectiefcompensator, die er waarschijnlijk ook voor zorgt dat iemand die op je afkomt niet lijkt te groeien maar gewoon dichterbij komt (op dit beginsel is de Ames-kamer illusie gebaseerd). Terwijl je loopt of fietst, lijkt de omgeving niet te bewegen (hoewel ze dat wel doet ten opzichte van jou). Die lantaarnpaal, die boom en dat huis staan roerloos, althans dat zie je.
Conclusie: bij de verwerking van visuele signalen wordt ‘uit het geheugen’ enorm veel toegevoegd voordat een coherent beeld van de omgeving is gevormd dat in het bewustzijn verschijnt.
Dit proces gaat verder, want bij proefjes blijkt dat wat men ziet verder wordt geïntegreerd met input van andere zintuigen. Bekend is het gevoel van misselijkheid dat optreedt als de informatie uit de ogen niet klopt met die uit het evenwichtszintuig.
Door introspectie en door proefnemingen blijkt dus dat onze hersenen aan de lopende band doende zijn met kunst- en vliegwerk een coherent wereldbeeld te vormen.
Dat gaat nog verder dan alleen zintuiglijke waarneming. Als mensen handelingen verrichten die ze niet begrijpen gaan ze onmiddellijk confabuleren. Als ze de een of andere mening hebben en in een situatie komen dat ze die moeten verdedigen, dan zoeken ze er argumenten bij, die vaak niet de oorzaak zijn dat ze die mening hebben. Vaak zijn dat bevestigende argumenten, vandaar onze universele neiging om slechts positieve bewijzen te zoeken, en maar met moeite aan weerleggingen te beginnen.
Kortom, het genereren van aanvullende informatie als de zintuigen het laten afweten is een volkomen normaal proces, en we moeten niet verbaasd zijn als het optreedt (zonder dat de betrokkene zich ervan bewust is) op een ogenblik dat de hersenen toch al niet zo best werken.
@ JWN
Ja, maar wat is er nu nieuw aan Swaab dat een eerstejaars psychologiestudent niet leert ? Nog nooit over een typfout (binnen in een woord) heen gelezen aangezien de hersenen of zo dat automatisch corrigeren ? Nog nooit de klok niet hebben horen luiden, maar wel de slagen elf en twaalf meegeteld ?
@ Atsou
Wat eerstejaarspsychologie leren weet ik niet, en wat Swaab vertelt, gaat over allerlei niet zo algemeen bekende hersenafwijkingen. Zoals
1. bij beschadiging van het corpus callosum (hersenbalk) zijn de linker- en rechterhersenhelft gescheiden. Objecten links werden alleen in de rechterhersenhelft ‘gezien’, maar als daar handelingen aan vastgeknoopt werden, werden daar verhalen omheen gefantaseerd. Zo zag iemand links staan: ‘Sta op en loop weg.’ Toen hij dat deed, en om een verklaring gevraagd werd, zei hij: ‘Ik ga even een chocolaatje halen.’
2. Patiënten met neglect en verlamming die niet kunnen opstaan zeggen: ‘Ik wil wel opstaan, maar ik mag niet van de dokter.’
3. Het verschijnsel fantoompijn bij verloren ledematen.
4. Bij niet goed functioneren van het gehoor horen de patiënten soms liedjes (zgn. muzikale tinnitus aurium).
5. Andere hallucinaties door gebrek aan stimuli.
6. Het verschijnsel blindsight.
7. Het syndroom van Bonnet: bij personen met slechts zicht, door groene of grauwe staar of maculadegeneratie, ziet men fraai geklede personen. (Niet bij Swaab: In sommige gevallen ontstaan herhaalde beelden, dus hele rijen van hetzelfde object. In sommige gevallen ziet men sterk verwrongen gezichten doordat een heel speciaal deel van de hersenen, de gelaatsdelendetector, gaat werken zonder dat de positie van de gelaatsdelen wordt vastgelegd.)
8. Bij het syndroom van Korsakoff (permanent geheugenverlies door alcoholmisbruik) ontstaan nepherinneringen aan nooit gebeurde dingen.
Bij al deze dingen gaat het om een reactie van de hersenen op een heel ongebruikelijke situatie, iets waarvoor ze vast niet geprogrammeerd zijn. Het suggereert sterk dat ‘invullen bij ontbrekende informatie’ tot het standaardrepertoire van de hersenen behoort; mijn voorbeelden suggereren bovendien dat dit invulproces niet alleen maar af en toe gebeurt, maar dat het een integraal onderdeel uitmaakt van alle aspecten van ons waarnemen en denken, en dat het vrijwel permanent op volle toeren werkt.
Punt 2 kende ik niet. Punt 7 staat, als ik mij goed herinner, heel mooi beschreven in Douwe Draaisma, “Ontregelde geesten”.
@ JW.
is het niet ook zo dat u eigenlijk mooi illustreert, hoe onze hersenen ons constant bedriegen. Bij uw voorbeelden kwam direct een trein bij me op, als je n.l. in een stilstaande trein zit en er raast een andere trein tegenovergesteld voorbij lijkt het alsof de trein waar je inzit beweegt. Een hypnotiseur kan een koude steen in iemands hand leggen en zeggen dat het een gloeiendhete kool is. De persoon voelt dan precies die hete kool. Maar daarmee mag je ook suggereren dat hersenen nogal onbetrouwbaar zijn. In geval van een hypnotiseur schijnt de realiteit nietmaal van veel belang en verbeeldt de geest zijn eigen, door suggestie ingegeven, ‘realiteit’.
Met dezelfde hersenen stellen wij dan vast wat de realiteit precies is. Een knap staaltje dan.
Ik ga evenwel niet in op iemand als Swaab,
daarvoor mis ik de wet. onderbouwing.
Wat ik me afvraag, in zoverre ik het begrijp, dat hersenkundigen of neurologen vaststellen dat tenminste een belangrijk aantal hersencellen met elkaar moeten samenwerken, wil er nog bewustzijn mogelijk zijn.
In geval van bijna dood ervaringen (toch weer op het thema) wordt door bijna dood ervaarders een buitengewoon helder sterk en levendig bewustzijn ervaren. Veelal met een niet meetbaar EEG.
Wanneer vrijwel alle hersengebieden zijn uitgeschakeld, zou een dergelijk levendige ervaring niet kunnen plaats vinden. (Zo stel ik maar even.)
Een ander punt, dat je geest een zelfscheppend vermogen heeft (een term die me eigenlijk zo inviel) wil niet zeggen dat daarmee alles is verklaard. Met name de vele verifieerbare ervaringen, met bewijsname naderhand, duiden er op dat er wel degelijk meer aan de hand is.
(Over wel of niet bewijzen kan men zich uiteraard blijven strijden.)
(Ik zou het geval van Tart wel kunnen benoemen en zo verder, maar ik laat het er maar bij.)
Daar zou ik kort aan willen toevoegen dat wanneer de zintuigen in normale wakende toestand geen input meer krijgen je ook kan gaan hallucineren. Sensory deprivation noemen ze dat: http://en.wikipedia.org/wiki/Sensory_deprivation
@ Atsou:
U overschat de eerstejaarspsychologiestudent ben ik bang. Hoewel we wat krijgen over het oog en de werking van zicht gaan we daar erg snel doorheen. (Lees: we krijgen wat informatie over visuele illusies). Het opdoen van bovenstaande kennis die JWN uit het boek van Swaab citeert is pas in latere jaren mogelijk en dan nog voornamelijk als keuzevak, tenminste in Utrecht.
Ik ben ervan overtuigd dat veel psychologiestudenten veel uit het boek kunnen leren, ikzelf incluis.
@ Maarten Koller
Ja, misschien overschat ik de kennis van eerstejaars psychologie wel. Mij schiet nu te binnen dat ik ooit eens met ergonomie/arbeidsveiligheid bezig ben geweest en daar dit soort rare dingen over waarneming tegenkwam.
Desalniettemin, een beetje algemene ontwikkeling mag men toch wel verwachten van psychologiestudenten. Douwe Draaisma en Oliver Sacks zijn toch redelijk populaire auteurs. Of de wetenschapsbijlage van de kwaliteitskranten, daar staat geregeld ook wel wat in over waarneming.
Sensory deprivation moet ook bekend zijn. Als het niet is vanwege Guantanamo Bay of andere marteloorden, dan wel vanwege onze eigen psychiatrische inrichtingen waar patiënten in isoleercellen geplaatst worden alleen omdat er geen personeel is. En Nederland is ook al eens terecht gewezen door het Europese Hof in Straatsburg voor schending van de mensenrechten in de EBI in Vught.
Meneer Koller,
fijn dat u toevoegt.
Wanneer zintuigen in ‘normale wakende toestand geen input krijgen’ dan verkeren ze dus niet in normale wakende toestand. Want hoe krijg je dan geen input meer? Zolang je normaal wakker bent ben je niet afgesloten van zintuigen, nogal onmogelijk.
Hoezo ga je trouwens hallucineren als je zintuiglijke input weg is? Ook dat slaat op niks, je kunt ook in een coma verkeren of in een droomloze slaap. Een bijna dood ervaring kan ook uitblijven, nietwaar.
Daarom nogmaal de vraag welk mechanisme dus in werking treedt? En waarom bij de ene wel en bij de ander niet?
@ Theo
of het foutief waarnemen van de bewegingstoestand in een trein ook onder invullen valt weet ik niet. Dat de hersenen ons voortdurend bedriegen vind erg onaardig jegens de hersenen.
Denk aan een OCR-programma. Dat ziet een blad papier met allemaal letters erop gedrukt, en poogt daar met beperkte middelen een touw aan vast te knopen. Een van de middelen is dat door middel van spellingscorrectieprogramma’s bij ambiguïteit wordn geraden wat het meest waarschijnlijk is. Zelfs dan gaat er wel eens wat mis. Moet je nu zeggen dat het OCR-programma de zaak bedriegt?
Onze zintuigen proberen met beperkte middelen toch het beste ervan te maken, en hun taak kan niet omvatten dat ze in allerhande extreme en zeldzame situaties ook nog werken. De reden is natuurlijk dat ze door moeder natuur geprogrammeerd zijn en niet door een strenge programmeur die op alle uitzonderingen wil voorbereid zijn.
@Theo:
U merkt terecht mijn fout op: de zin moet zijn ‘wanneer men in normaal wakende toestand de zintuigen geen veranderingen biedt’. Dus zoals bij de ganzfeldexperimenten gedaan werd: bijvoorbeeld de ogen kregen 1 kleur te zien die overal waar men keek van dezelfde intensiteit was. Een koptelefoon met ruis geeft de oren geen veranderingen. Niet bewegen in een zoutbad waarin men drijft. geeft de tast geen veranderingen.
Toch blijkt men vervolgens dingen te gaan zien, horen en voelen.
De wikilink die ik gaf is denk ik duidelijk(er) (genoeg) verder, noot 2 geeft de informatie waar u om vraagt.
http://www.skeptiko.com/jeffrey_long_takes_on_critics_of_evidence_of_the_afterlife/
Een verwijzing naar een collegawebsite waarop een interview staat met Dr. Long, die daarin reageert op kritiek van onder andere van Woerlee. Een aantal hierboven genoemde punten worden ook behandeld.
Ik heb het zelf niet (volledig) gelezen, enkel zeer vluchtig doorgekeken. Ik weet dus niet in hoeverre zijn weerleggingen hout snijden, maar het is in ieder geval goed leesvoer voor iedereen die interesse heeft in dit onderwerp.
@ Jan Willem,
ik vind het een interessante stelling, zo zeg je dat de zintuigen niet door moeder natuur zo zijn geprogrammeerd dat ze op alle uitzonderingen zijn voorbereid.
Juist in het verhaal van bijna dood ervaringen verbaast mij dit, hoe kan een ‘moeder natuur’ in extreme situaties, met een ongelofelijke helderheid ervaringen teweeg brengen, en hoe kan een mens dan uiteindelijk spiritualiteit ervaren. Geheel spontaan. (Ik kan me zondermeer voorstellen dat zelfs een diehard atheïst een near dead experience kan ervaren omdat het deel is van een blijkbaar mechanisme.) Je zou kunnen stellen, moeder natuur, dat wil zeggen, de evolutie is daar helemaal niet op bedacht.
We krijgen van Rob Nanninga en u waarschijnlijk nooit een antwoord hoe afstervende hersencellen (en een doorgaans niet meetbaar EEG) in staat zijn, om tijdens bijna dood ervaringen, zulke volledige, bewuste belevingen teweeg te brengen. Ook wordt door Rob Nanninga constant afgerekent met verifieerbare waarnemingen, binnen een logische context. Maar waneer je zulk een logische context wilt plaatsen in de alledaagse realiteit, dan is dat onmogelijk.
Ik redeneer eenvoudig, het is hetzelfde als wanneer je een vierde dimensie poogt te omschrijven, terwijl je uitsluitend een drie dimensionale realiteit snapt.
@ Theo
In een eerdere reactie had je het ook al over een “niet meetbaar EEG” tijdens BDE’s. Maar waar baseer je dat op? Wie heeft zulke metingen gedaan en hoe weet je dat BDE’s doorgaans plaatsvinden wanneer er niets meer gemeten kan worden?
Ik ga in op zowel wat Jeffrey Long zegt over die extreme helderheid als op wat Theo hierboven oppert. Tegelijkertijd neem ik dan ook nog even de ‘life review’ mee: het verschijnsel dat men onder bepaalde omstandigheden zijn hele leven voorbij ziet komen.
Het idee dat men iets heel goed ziet, en dat men een fantastisch overzicht of diep inzicht heeft, komt ook wel voor in dromen. Maar als men dan meteen wakker wordt, blijkt het allemaal onzin te zijn geweest. Het overkomt mensen wel dat ze een geniale inval uit hun dromen opschrijven als ze zo even wakker worden en dan snappen ze de volgende morgen helemaal niets meer van hun aantekeningen.
Kennelijk kan iemand in gedeeltelijk bewusteloze toestand niet meer beoordelen hoe duidelijk alles is. Ik denk dat bij die life review de betrokkenen enkele flarden herinneringen krijgen, en alweer door zwaar gestoorde cognitieve vermogens dat aanzien voor het hele leven.
Er zit geen mannetje in je hoefd naar een soort tv te kijken en te zeggen (of te denken): ‘Wat een duidelijk beeld, dat moet wel een live uitzending zijn’ of ‘Tjonge, nu is de ontvangst wel erg gestoord’. Het zijn de hersenen zelf die alle beschikbare input – wellicht gedeeltelijk zelf bijgewerkt met geheugenelementen – beoordelen, en wanneer wij (als buitenstaanders) op onze vingers kunnen natellen dat die hersenen niet normaal functioneren, dan zou het stukje dat moet beoordelen hoe gedetailleerd en coherent en duidelijk de ervaringen zijn ook wel eens niet zo best kunnen werken.
We weten in elk geval dat zelfs als we gewoon dromen tijden gewone slaap die reality checker al grotendeels uitstaat. Waarom zou die dan opeens perfect functioneren bij hartstilstand en reanimatie?
Die reality checker zal vast wel nuttig zijn in dagelijkse leven, want die maakt dat we wat we zien en horen kunnen onderscheiden van onze herinnering en fantasie. Bij schizofrenen die stemmen horen is die reality checker ook kapot: die hebben een niet weg te rationalisern illusie dat ze ook echt iets horen. Mijn reality checker is een beetje kapot: af en toe hoor ik midden in de nacht de voordeurbel gaan. Luid en duidelijk hoor! Maar dan is er nooit iemand.
Misschien moet je het wel omkeren: de mensen die ervaringen tijdens hartstilstand en reanimatie hadden, maar verward en onduidelijk vonden, waren nog niet zo ver heen als mensen die na ontwaken vertellen dat ze buitengewoon helder waren en hun hele leven voorbij zagen komen enzovoorts.
Als patiënt X zegt (geruime tijd nadat hij of zij weer is bijgebracht) dat het allemaal zo helder en duidelijk was, hoe kunnen wij dan verifiëren of dat echt zo was of ook een onderdeel van de hallucinatie of droom?
Van die dimensies laat ik maar zitten want ik snap dimensie 2 al niet eens helemaal (anders zou ik de vierkleurenstelling een flauwiteit vinden) en als ik er over nadenk dimensie 1 ook niet zo goed, terwijl willekeurig of zelfs oneindig veel dimensies gemakkelijk te omschrijven zijn. Wat ik dan aan moet met die metafoor ontgaat me dus.
Overigens komt het bij nogal wat mensen voor dat ze volslagen wartaal produceren terwijl ze zelf en soms hun volgelingen ook denken dat het diepe wijsheden zijn.
@ meneer JW Nienhuys,
blijkens uw slotzin bovenstaande, bent u wat te geëmotioneerd bezig met de paranormale oplichterij.
Ik heb daar helemaal niks mee, gelukkig maar,
Ik ben alleen geïnteresseerd in echte paranormale verschijnselen. (u zoekt uw eigen volgelingen maar.)
Een reality checker is wel interessant, wat voor reality checkt precies wat reality is?
Maar laten we het erbij, zo dadelijk ben ik nog aanvoerder van een heuse sekte.
Ik dacht niet aan paranormale oplichterij. ‘Ik voel dat uw overleden oma hier is en ze laat u groeten’ of ‘volgend jaar op 20 april zal Florida door een grote meteoriet verwoest worden’ is geen wartaal al is het inhoudelijk betwijfelbaar. Nee, ik dacht meer aan het boek van Van Lommel vanaf hoofdstuk 11, aan de manuscripten van Einsteinverbeteraars, de reclame van bioresonantietherapeuten, wellicht ook sommige religieus-mystieke teksten.
Het gaat om uitingen die (1) onbegrijpelijk zijn en (2) zodanig dat het waarschijnlijk lijkt dat de spreker zelf ook niet snapt wat hij/zij zegt, zodat elk verzoek tot nadere explicatie zinloos is.
@ meneer Nienhuys,
ik kan er geen touw aan vastknopen. Temeer omdat ik niet eens weet wat ‘bioresonantietherapeuten’ zijn.
Ook weet ik niet wat uzelf inhoudelijk bedoelt met
‘religieus-mystieke’ teksten.
Tja, ik zal maar ergens een poging doen. Laat ik eerstmaal verduidelijken dat ik nul-niks heb met volgelingen en oneerlijke mensen. Dat zijn wat storende suggesties van uw kant. Als iemand dus opnieuw wat persoonlijk wil worden onder uw deelnemers haak ik echt af. De jaren hebben me genoeg geleerd.
1 Wanneer bijna dood ervaringen optreden bij, nogmaal volgens u ‘zwaar gestoorde cognitieve vermogens’ waarbij een element toch telkens weer in het bijzonder naar voren komt, n.l. het uittreden uit het lichaam, als een onderdeel van wat we als verklaring vernemen, een ‘afstervend brein, zuurstoftekort (volgens Blackmore o.a.) vrijkomende stoffen zoals endorfinen,’
en de, met name uittreding dus een element is van deze mix, dan verklaard dat niet de uittreding, die ook tijdens een toestand optreedt die niks heeft te maken met bijna dood. Uittredingen gebeuren onder allerlei omstandigheden die niks vandoen hebben met ‘extreme omstandigheden’ zoals stervende hersenen en zuurstoftekort enz. Blijkbaar klopt het mechanisme dus niet, zoals genoemd. (Tijdens heldere uittredingen is er voor hersenen geen noodzaak om een illusionaire toestand te scheppen omdat er geen extreme situatie is.)
2 Fenomenen zoals bijna dood of uittredingen hebben binnen de ervaring zelf niks vergelijkbaars met wat ik ordinaire chaotische en verwarrende onlogische dromen noem. Bovendien melden vrijwel alle bijna dood ervarngen (als uittredingen) elementen die collectief voorkomen. Van een collectieve droom of hallucinatie heb ik nooit vernomen.
3 Nanninga komt hogelijk verbaast aan met de vraag naar verifieerbare waarnemingen. U weet heel goed dat die er in overvloed zijn meneer Nanninga. Moeten we terugvallen op reeds behoorlijk besproken gevallen, Pam Reynolds, gevallen van blind geboren personen die tijdens een BDE vormen en lichtschakeringen zagen (waar is dat terug te voeren in het geheugen?) Het geval van Charles Tart kent u wellicht ook.
Afgelopen avond las ik van een heel bijzonder geval, (ik kan het u letterlijk verwoorden als u wil, het is wel een behoorlijk stukje) van een man die na te zijn dood verklaard drie dagen in een vriesvak heeft gelegen, en op het moment men nadien een autopsie op hem wilde verrichten, zijn ogen opende. (Dat stelt zelfs vérgaande vragen naar wanneer dood eigenlijk dood is.) De man had gedurende al die tijd ‘reizen’ beleefd in zijn bewustzijn (wat doe je ermee, zelfs het bloed is vastgevroren), met een verifieerbaar moment. In een nabijgelegen ziekenhuis nam hij bij een pasgeboren kind een medisch probleem waar. Na terugkeer bij gewoon bewustzijn heeft hij dit gemeld bij het betreffende ziekenhuis en zijn constatering bij dit kind klopte exact. (men had reeds een overlijdensverklaring van deze man opgestelt.) Allemaal maar anekdotes?
Interessanter is de door Nienhuys genoemde ‘reality check’ (voor mij is dit nieuw.) Tijdens een bewuste uittreding, en dan ga ik terug op mijn eigen verleden, is er geen onderbreking in het bewustzijn. Het uittreden gebeurt volledig spontaan en direct, ogenblikkelijk vanuit het lichaam. (beide kenmerken worden overigens door Blackmore ontkent.)
Bovendien blijft het kritische vermogen (de reality check) intaxt. Wanneer je door het mechanisme te kennen van het uittreden, herhaaldelijk kunt uittreden, ben je feitelijk je eigen proefpersoon.
Laat ik stellen, dat ik nooit in mijn leven heb gepiekert over een droom, maar – en dat deel ik schijnbaar met de mensen die dit soort fenomenen ook hebben ervaren – dat het ingrijpend is, en je nooit meer loslaat.
Belangrijker nog is het zogenaamde bewijs van het tegendeel. Dat heeft u namelijk niet.
Verklaringen zijn een ‘nepwoord’ omdat zij uitsluitend bestaan uit alternatieve vermoedens, opvattingen en theorieën. Die op zich dus net zo weinig iets bewijzen.
Skeptici hebben de vreemde neiging, dat ze bewijzen vragen op een gebied, waar een dergelijk bewijs nu eenmaal niet leverbaar is. Maar ze menen, dat ze hun eigen stellingen niet hoeven te bewijzen. Omdat blijkbaar hun wereldbeeld geen verder bewijs nodig heeft. Over geloof gesproken. Alsof de werkelijkheid geen per definitie volledig onbevattelijk iets is.
@ Theo
“Skeptici hebben de vreemde neiging…” Gelovigen hebben de vreemde neiging om wat 1 persoon zegt, onmiddellijk als waar aan te nemen, vooral als het zg. paranormaal is. Jammer, dat U niets kunt bewijzen. Zo loopt U wel 1.000.000 dollar mis!
Het gaat er niet om, te bewijzen dat iets niet waar is. Het gaat erom, dat een heleboel kulverhalen de ronde doen. En die worden door skeptici onder vuur genomen.
Theo schreef: “Nanninga komt hogelijk verbaast aan met de vraag naar verifieerbare waarnemingen. U weet heel goed dat die er in overvloed zijn meneer Nanninga.”
Ja, dat zei Jeffrey Long ook! De ervaringen waren volgens hem bijna allemaal verifieerbaar en heel realistisch. Hij sprak zelfs over “een van de sterkste bewijslijnen die ooit gepresenteerd zijn”. Maar in werkelijkheid nam Long bij voorbaat aan dat het allemaal klopte. U zou dus beter kunnen vragen: Beste meneer Long, waarom doet u zulke beweringen? U weet ongetwijfeld heel goed dat de sterke verhalen die u in uw boek presenteerde door niemand geverifieerd zijn, zelfs niet door de betrokkenen. Waarom verzwijgt u dat, meneer Long?
Theo schreef: “Het geval van Charles Tart kent u wellicht ook.”
Dat was 45 jaar geleden! Toen voerde Tart één succesvolle proef uit met een vrouw die kon zien wat er op een papiertje stond dat op een plank boven haar bed lag. Hij had verwacht dat andere onderzoekers dit succes konden herhalen, maar dat is na 45 jaar nog nooit iemand gelukt. Tart slaagde er zelf ook niet in.
Er zijn naar mijn weten geen ervaren uittreders te vinden die een onbekend object buiten hun normale gezichtsveld accuraat kunnen waarnemen. Ik ken ook geen mensen die claimen dat ze dit kunnen. Daarom hebben professionele parapsychologen nog maar weinig belangstelling voor uittredingservaringen.
Ik weet niet waarom de eerste proefpersoon van Tart een eenmalig succes boekte. Ik weet wel dat zij zich alleen in de onderzoekskamer bevond en dat er niemand was die kon zien wat zij daar deed. Het zou veel overtuigender zijn geweest als het doelwit dat ze moest waarnemen, zich bij Tart in de aangrenzende kamer had bevonden.
Als men tijdens uittredingservaringen een betrouwbaar beeld van de werkelijkheid ziet, dan zouden we te maken hebben met een paranormaal vermogen dat veel sterker is dan alles waarover wetenschappelijke parapsychologen ooit gepubliceerd hebben. Er is geen reden om dat zonder deugdelijk bewijsmateriaal te gaan geloven.
Het lijkt aannemelijk dat men tijdens een uittredingservaring niet meer ziet dan men zich in de verbeelding kan voorstellen. Het komt in de praktijk ook regelmatig voor dat er dingen worden waargenomen waarvan later blijkt dat ze niet met de realiteit overeenstemmen.
Er bestaan wel enkele sterke verhalen, die eindeloos worden doorverteld (zoals Van Lommels verhaal over iemand die zijn gebit kwijt was), maar het is beslist onwaar dat zulke verhalen voor het opscheppen liggen. Het zijn uitzonderingen.
De verhalen zijn ook lang niet sterk genoeg om grote conclusies uit te trekken. Veel details zijn onbekend en het is na afloop bijna onmogelijk om nog precies te achterhalen wat er gebeurde. Als je je oordeel op sterke verhalen wilt baseren, dan zou er bijna niets meer zijn dat je nog met recht kunt betwijfelen, want op alle buitengewone terreinen waar Skepsis zich mee bezighoudt, vind je zulke wonderverhalen.
‘Het gaat er niet om te bewijzen dat iets niet waar is – het gaat erom dat een heleboel kulverhalen de ronde doen’ Hoe kunt u dat weten, als u dat niet kunt bewijzen? U beweert immers dat het allemaal kul is, de bewijslast ligt dan minstens even zo hard bij u om dat aan te tonen.
Overigens weet ik niet of dat ook het argument is van skepsis, als het gaat om bovenstaande onderwerp. Wereldwijdt berichten miljoenen mensen over hun bijna dood ervaring. Mocht ik me niet vergissen is het niet zo dat skepsis al deze mensen voor bedriegers uitmaakt.
Als Jan Willem Nienhuys het heeft over Pim van lommel, bedoelt hij wellicht zijn theorie over ‘non lokaal bewustzijn’ .. ik zou het vreemd vinden als hij ook doelde op de verslagen van bijna dood ervaarders. Het gaat dan uitsluitend om de interpretatie.
@ R.Nanninga,
bij het geval van Tart vermeld u niet dat het om een uittreding gaat waarbij de persoon een vijf cijferig getal, bevestigt op een plankje net onder het plafond, exact kon lezen. Ook vermeld u niet dat op haar hoofd de bedrading van een zeer plakkerig EEG was bevestigt. Het is al net zo onverklaarbaar hoe ze dat los heeft weten te peuteren, zonder op te vallen, om vervolgens een of ander circustruc uit te halen om een getal te lezen net onder het plafond.
Uit verslagen is het maar wat uzelf wel en niet wilt lezen. Veel verslagen van mensen beschrijven behoorlijk exact wat zich rondom de wederopwekking van hun lichaam afspeelde. (U gaat niet in op Pam Reynolds, of Vicki, de blind geboren vrouw, hoe voert u haar waarneming terug op een herinnering – die er in dit geval niet kon
zijn, want ze was blind geboren.) Het voordeel van uw argumentatie is, dat een fenomeen nu eenmaal niet is te bewijzen, laat ik stellen in volledige wetenschappelijke tevredenheid, maar daarmee heeft uzelf ook niks bewezen.
Aan amateur ,
bijzondere ervaringen meneer hebben niks vandoen met geloof of gelovigen of ‘believers’ (u weet wel, die gekkenbende) het gebeurt eenvoudigweg, het overkomt je.
Daarvoor hoef je in helemaal niks te geloven.
Het lijkt me ondoenlijk om op alles tegelijk in te gaan wat Theo aanvoert. Theo stelt allerlei vragen, zoals wat toch bioresonantietherapie is. Even googelen levert op 1 de website op van de vereniging van dat soort therapeuten, op 2 een artikel van de site van Skepsis, op 4 een wat korter stuk van de VtdK en verder nog talloze sites van voorstanders en behandelaars. Dus als Theo het niet weet, is hij toch wel erg gemakzuchtig.
Dan ‘Pam Reynolds’. Dit geval (de naam is een pseudoniem) wordt uitvoerig aangehaald door Pim van Lommel en anderen, het was ook een onderwerp van een BBC-documentaire. De anesthesioloog Woerlee schrijft
in http://www.skepsis.nl/eindeloos-bewustzijn.html
“Sabom beschrijft zowel de operatie als de BDE zeer nauwkeurig in Light & Death. Maar noch Sabom noch vele anderen na hem, inclusief Van Lommel, hebben een natuurlijke verklaring voor deze BDE gegeven, wellicht omdat ze het geen van allen aan een anesthesioloog hebben gevraagd. Die zou dit verhaal namelijk meteen herkend hebben als een typische zogeheten awareness onder narcose (hoofdstuk 10 in Woerlee 2008).”
De verwijzing naar Woerlee 2008 is naar zijn boek The Unholy Legacy of Abraham.
Ik ben geneigd om een anesthesioloog (wiens vak het is om te weten wat er zoal met het bewustzijn gebeurt onder narcose) meer te geloven dan twee cardiologen op zoek naar wonderverhalen. Het feit dat Van Lommel met het grootste gemak volslagen onzin, een carillon van vrijzwevende klepels, vertelt over de kwantummechanica, geeft mij geen enkel vertrouwen dat hij het bij het rechte eind heeft over een onderwerp (anesthesiologie) waar hij ook niets van weet.
Het is ook duidelijk dat bijvoorbeeld Van Lommel wel allerlei literatuur opgeeft waar hij zijn kennis uit zou hebben, maar dat het duidelijk is dat hij daar maar hier en daar een zinnetje in gelezen heeft. Zo citeert hij twee boeken van Zeilinger over kwantummechanica die ik toevallig goed ken omdat ik ze beide vertaald heb. Het is duidelijk dat hij van die boeken geen snars begrepen heeft, en het is zelfs onduidelijk of hij er wel in gelezen heeft. Wat betreft Pam Reynolds merkt Woerlee op dat Van Lommel kennelijk ook het boek van Sabom niet echt gelezen heeft, en dat Van Lommel voornamelijk de BBC-docu bekeken heeft. Woerlee:
“Ik vind het vreemd en slordig dat terwijl Van Lommel zegt dat hij ook het boek van Sabom gebruikte bij het beschrijven van het verhaal van Pam Reynolds, hij geen kritische vragen stelde over deze opmerkelijke verschillen.” (tussen Sabom, de BBC-docu en het verslag van de vaatchirurg)
Woerlee merkt trouwens ook op dat onder invloed van bepaalde opiaten de betrokkenen het idee hebben dat ze volkomen helder zijn, terwijl buitenstaanders slechts suffe en verwarde personen zien. Nu zal Theo zeggen dat bij bepaalde buitenlichamelijke ervaringen mensen geen opiaten hebben, en ook niet bijna dood zijn. Maar de opiaten imiteren slechts de effecten van endorfinen, en de illusie dat men volkomen helder is terwijl men wartaal uitslaat, komt zelfs in de waaktoestand voor, namelijk die van Van Lommel toen hij hoofdstuk 11 van zijn boek schreef (en mogelijk ook andere hoofdstukken). Ongetwijfeld zal Van Lommel zijn eigen hoofdstuk 11 kristalhelder vinden en volkomen begrijpen, maar het is wartaal.
Woerlee besluit dan ook “Het BDE-verhaal van Pam Reynolds is wel bijzonder, maar als anesthesioloog kan ik er geen bewijs in zien voor een onafhankelijk onstoffelijk bewustzijn, en dan nog wel een dat na de dood voortleeft.”
Lees het zelf maar na.
Voor de andere dingen die Theo aanvoert zal ook wel zoiets gelden. Al die sterke verhalen die in bepaalde kringen circuleren: de vertellers melden nooit waar ze vandaan komen, in elk geval niet zo dat men als toehoorder makkelijk naar de bron zelf kan gaan. Vaak is het verhaal bij de bron al opgepoetst, zoals in het geval van de tennisschoen en het Harborview Hospital. Dan moet je ter plaatse gaan kijken.
Theo probeert de bewijslast om te draaien. Maar hij presenteert de sterke verhalen. Wij weten niet hoeveel tussenstappen (met kans op verfraaiing) er zitten tussen de gebeurtenis zelf en de uiteindelijke melding op dit blog als ‘feit’.
In 1 geval, namelijk Phyllis Newcombe, heb ik een dergelijk sterk verhaal in zijn ontstaan kunnen traceren: Phyllis’ tot de grond reikende tulen avondjapon vatte vlam bij het verlaten van een dansfeest in Chelmsford, Essex (1938), waarschijnlijk doordat de onderrand over een nog brandende weggegooide lucifer streek. Twee weken later stierf ze in het ziekenhuis aan sepsis van de brandwonden. Na diverse transformaties veranderde dit verhaal in dat van ene Maybelle Andrews die in een dicotheek in Soho, London, eind jaren ’50 midden op de dansvloer opeens in vlammen uitbarstte en binnen 5 minuten tot een hoopje as verteerd was.
Wonderverhalen hebben nu eenmaal een neiging om bij navertellen steeds sterker te worden. Vandaar dat het niet meer dan redelijk is dat degene die ze inbrengt in een serieuze discussie een en ander documenteert, en dan bedoel ik niet dat hij de laatste schakel in de ketting van ‘Chinese whispers’ vermeldt, en de ongelovigen opdraagt om het maar allemaal uit te zoeken.
@ Theo
Het experiment van Tart heb ik beschreven in het laatste nummer van ons tijdschrift Skepter en ook al enkele malen eerder. Ik wil niet steeds in herhaling vallen. Als er op het papiertje een willekeurig woord had gestaan, zou het niet minder opmerkelijk zijn geweest.
De plank bevond zich volgens Tart “about five and a half feet” (167 cm) boven haar hoofd. Ook schrijft hij dat ze zich vanwege de EEG-kabel niet verder dan “two feet” (61 cm) kon oprichten. Als deze getallen kloppen (Tart heeft ze naar het schijnt niet precies nagemeten), dan zou de vrouw ongeveer een meter moeten overbruggen om het papiertje van de plank te kunnen pakken. Dat zou bijna kunnen lukken als ze haar arm helemaal uitstrekte en haar hoofd naar onderen hield. Tart vermeldt niet hoeveel centimeter ze tekort kwam.
De vrouw sliep eerst drie nachten in het lab zonder dat ze erin slaagde het getal te lezen. Ze raakte daardoor volgens Tart behoorlijk gefrustreerd. De vierde nacht lukte het wel en daarna haakte ze af. Tart weet niet waar ze gebleven is.
Als ze de vierde en laatste nacht een spiegeltje in haar handtas meenam, dan is het wonder niet moeilijk te verklaren. Er was overigens nog een tweede getal dat bij Tart in de naastgelegen kamer lag, maar dat kon ze niet waarnemen.
Tart schreef: “She might have concealed mirrors and reaching rods in her pajamas and used these during the period when the EEG was difficult to classify (due to movement artifacts) to read the number.” Volgens mij hoefde het handvat van zo’n spiegeltje niet zo lang te zijn. (Tart merkte ook nog op dat het getal werd gereflecteerd in een klok die er boven hing, mits er voldoende licht op viel, wat volgens hem niet het geval was.)
Tart kende de vrouw omdat zij als babysitter voor hem werkte. Ze had hem verteld dat ze ’s nachts regelmatig uit haar lichaam steeg en dan op zichzelf kon neerkijken. Hij adviseerde haar om de getallen 1 t/m 10 op losse velletjes papier te schrijven, de papiertjes te schudden en er dan zonder te kijken eentje open op haar nachtkastje te leggen.
De vrouw vertelde hem later dat ze dit zeven keer had gedaan en dat het haar iedere keer was gelukt om tijdens een uittreding het getal waar te nemen. Daarom wou hij graag een experiment met haar uitvoeren. Hoogst waarschijnlijk klopte haar bewering niet, want er is geen enkele ervaren uittreder die zulke goede prestaties claimt.
Het is misschien relevant om te weten dat de vrouw psychiatrische problemen had en een jaar eerder al eens enkele weken was opgenomen. Tart schreef: “she could possibly be diagnosed as schizophrenic.”
Nadat de vrouw had beweerd dat ze heel accuraat kon waarnemen tijdens haar uittredingservaringen, lag er waarschijnlijk een behoorlijke druk op haar om dat te bevestigen in het laboratorium van Tart, die hiervoor speciaal subsidie had aangevraagd en die zelf alle nachten aanwezig was. Misschien heeft ze daarom uiteindelijk een trucje gebruikt om hem tevreden te stellen.
Het kan ook zijn dat er op een ander moment een lek in de procedure zat, dat niet door Tart werd opgemerkt en daarom niet in zijn onderzoeksverslag te vinden is. Uit een enkel experiment kun je nooit harde conclusies trekken, vooral niet als het gaat om buitengewone beweringen die niet stroken met wat wetenschappers mogelijk achten. Aangezien nog niemand erin geslaagd is om het experiment met succes te herhalen (na 45 jaar!), lijkt het me heel aannemelijk dat het niet klopt.
Over de ervaringen van blinden, waaronder Vicky, is meer te vinden in mijn artikel Tastend naar het licht.
Over BDE’s zijn boeken volgeschreven. We kunnen hier niet alles behandelen. Mijn blog ging over het onderzoek van Jeffrey Long.
@ JW Nienhuys,
Het heeft geen zin op zulke onderwerpen door te gaan.
Ik wil alleen nog opmerken dat ik niet direct snap waarom iemand als Woerlee, anesthesioloog zoveel meer weet als iemand die cardioloog is. Als cardioloog heb je te maken met hartstilstand, ik zou zelfs menen dat een cardioloog veel dichter betrokken is bij de patiënt, als het om overleven gaat. Woerlee weet hoe je iemand onder narcose brengt, Van Lommel maakt mensen mee tijdens en na hartstilstand (althans dat neem ik aan.) Woerlee is arrogant, ik hoef van die man echt helemaal geen advies (sorry.)
Verder wens ik u het beste met uw eigen theorieën.
Een anesthesioloog is iemand die (onder andere) mensen tijdens operaties onder narcose brengt, zodanig dus dat ze niets voelen, niets ervaren, hun spieren verslappen, maar toch de andere functies zoveel mogelijk intact blijven, en de patiënten ook weer wakker worden zonder blijvgende schade. Bovendien moet de anesthesioloog die andere functies (en ook de diepte van de narcose) tijdens de operatie in de gaten houden. Daar zijn heel veel middelen voor.
Anesthesioloog is een medische specialisatie waarvoor men na het artsexamen nog flink moet studeren, net als voor cardioloog trouwens.
Een anesthesioloog is niet een soort van assistent met een dot chloroform of ether!
Als het dus gaat om te beoordelen wat er precies gebeurde bij een hersenoperatie (zoals bij P.R.), waarbij iemand schijnbaar onder narcose toch bepaalde ervaringen had, dan is de anesthesioloog de aangewezen persoon.
De dingen waar een anesthesioloog zich mee bezighoudt, liggen allemaal op het gebied van hoe de hersenen wel of niet werken met betrekking tot basale dingen als voelen, bewustzijn, handhaving levensfuncties als ademhaling en hartslag en het functioneren van het zenuwstelsel.
Daar heeft een cardioloog maar zijdelings mee te maken.
Ik denk niet dat een cardioloog veel mensen meemaakt tijdens een hartstilstand. Als iemand buiten het ziekenhuis een hartstilstand krijgt, dan staat er heus geen cardioloog met zijn neus boven op.
Als een patiënt die met een monitoringapparaat verbonden is in een ziekenhuis een hartstilstand krijgt dan gaat er een alarmsignaal af en dan komen de verpleegkundigen meteen eropaf om reanimatie te doen. Als het op de intensive care gebeurt zit daar misschien ook een arts (een intensivist), maar ik denk niet dat er een cardioloog aan te pas komt. Die komt pas later.
Een specialist die ‘dienst’ heeft, zit meestal thuis; als er dan een geval is waar hij of zij urgent bij moet zijn, wordt de specialist opgebeld met het verzoek te komen kijken. Maar bij een hartstilstand is ingrijpen secondenwerk, en ik denk niet dat er op zo’n afdeling (zelfs een afdeling voor hartpatiënten) 24 uur per dag een cardioloog op stand by staat om af en toe mee te helpen met reanimeren (wat de verpleging best alleen kan).
En zelfs al zou een cardioloog er een punt van maken om patiënten vlak na een hartstilstand zo spoedig mogelijk te spreken, dan is hij nog steeds niet gekwalificeerd om te beoordelen wat er gebeurde tijdens een hersenoperatie onder narcose.
Van Lommel is lang voor het schrijven van zijn boek door Woerlee op de hoogte gesteld van Woerlees opvattingen. Van Lommel verwijst echter nauwelijks naar zijn boek Mortal Minds. Hij schrijft alleen op blz. 108 ‘Andere theorieën om de BDE te verklaren gaan uit van onbewezen of niet te bewijzen vooronderstellingen’ met een verwijzing naar dat boek zonder verdere details.
Op blz. 109 volgt dan nog een noot naar Mortal Minds bij de opmerking over endorfinen. Maar ik kan in Mortal Minds niets vinden over endorfinen.
Op dezelfde pagina wordt Susan Blackmore geciteerd in verband met ‘uitval van de zuurstoftoevoer in de oogbol’. Maar dat staat helemaal niet in Dying to live van Blackmore, dat is een heel hoofdstuk in Mortal Minds van Woerlee.
Ik weet dat omstreeks de tijd dat Van Lommel in de Lancet publiceerde, Woerlee hem heeft verteld dat die 18% van de hartstilstanden die resulteren in een BDE goed klopt met wat bekend is over de praktijk van reanimatie. Bij ongeveer 20% van de personen die gereanimeerd wordt, resulteert de reanimatie in een mate van doorbloeding van de hersenen die een minimaal terugkeren van bewustzijn mogelijk maakt.
Van Lommel negeert deze informatie en noemt ze niet eens, en hamert op gemiddelden, zonder ook maar enige aandacht te schenken aan welke afwijkingen van die gemiddelen er voorkomen. Daar hebben ook anderen op gewezen.
Van Lommel negeert dus informatie tot het punt dat hij bij citaties verwijst naar de verkeerde boeken, en hij geeft voor dat hij van alles verstand heeft, van anesthesiologie tot kwantummechanica. Wie is er nou arrogant? Van Woerlee die dingen waar hij verstand van heeft nauwkeurig uitlegt, of Van Lommel die erop los floddert, fout citeert en doet alsof hij iets van kwantummechanica snapt terwijl dat overduidelijk niet zo is.
Ik dacht dat we het over het boek van Jeffrey Long hadden.
Besteedt de arts Jeffrey Long eigenlijk wel aandacht aan fysiologische verklaringen van BDE’s?
Nee, daar besteedt hij geen aandacht aan. Volgens Long is er geen wetenschappelijke verklaring voor BDE’s die plaats zouden hebben gevonden tijdens een hartstilstand of onder narcose. Hij vermeldt wel dat sceptici allerlei verschillende verklaringen hebben gesuggereerd, maar daaruit blijkt volgens hem “dat er niet één ‘verklaring’ van BDE is die door sceptici algemeen als plausibel beschouwd wordt”. Hieruit concludeert hij dat sceptici het probleem niet kunnen oplossen, in tegenstelling tot BDE-onderzoekers, die geloven dat de geest het lichaam verlaat en zonder hersenen waarnemingen kan doen (alsof dat een betere verklaring is).
Er is natuurlijk wel één verklaring van de sceptici, namelijk ‘de hersenen functioneren niet naar behoren’ (en dat zeggen ze in gevallen waarin de betrokkenen inderdaad behoorlijk van de kaart zijn, en in elk geval hun ogen niet werken, al is het maar omdat die dicht zijn). De transcendentie-gelovigen zeggen het tegenovergestelde, namelijk ‘de hersenen functioneren zelfs beter dan normaal’. Normaal hebben de hersenen de handen vol (spreekwoordelijk dan) aan het verwerken van zintuiglijke indrukken, maar onder BDE-omstandigheden blijken ze helemaal geen ogen, geen oogzenuwen, geen optische hersenschors of wat dan ook nodig te hebben om de gang van lichtstralen waar te nemen (zonder die stralen te beïnvloeden, te breken of te absorberen) in een punt dat zich ergens in de lucht bevindt. Want dat is het toch wanneer je iets waarneemt vanuit een ander gezichtspunt dan de eigen ogen.
Stel je voor dat je op die manier de analyse van lekke banden zou bespreken. Fietsenmakers zijn het niet eens over de oorzaak van lekke banden. Sommigen denken aan spijkers, anderen aan glas en weer anderen aan gaatjes doordat de binnenband opgevouwen heeft gezeten in de buitenband. En er zijn nog andere theorieën, bijvoorbeeld dat de band leeg is gelopen doordat het ventiel niet meer deugt. Kortom, die fietsenmakers weten het ook niet. De alternatieve theorie dat het de duivel is, is veel logischer.
De redeneerfout is duidelijk. Het is eigenlijk het UFO-syndroom: hier zijn veel voorbeelden van wat 1 verschijnsel is, waargenomen door onberispelijke waarnemers, ja zelfs door offcieren in uniform; het verschijnsel heeft dus ook maar 1 oorzaak.
Beetje overbodig boek, recensie en aandacht. Maar bij de nieuwkomers voor dit onderwerp kan de financiele uitgave voor dit boek hierdoor wellicht voorkomen worden.
Behalve deze site hebben Belgische medici en wetenschappers afdoende afgerekend met de Van Lommels. Een klinisch neurofysiologisch laborant overtreft het denknivo van Van Lommel/Long, althans wat deze materie aangaat. En dan zijn we meteen bij een veel interessantere vraag namelijk waarom op zich geen domme mensen soms hele domme dingen doen en daar, in geval van bijvoorbeeld Van Lommel ‘eindeloos’ in volharden.
Het lijkt mij dat voor een dergelijk denkpatroon een bio-neurologisch pad in het brein ligt in de vorm van bedrading en verdere ontwerp. Daar viel het onderwerp in een gespreid bedje toen Van Lommel in zijn jonge jaren van zijn artsencarierre een patient met dit fenomeen tegenkwam. Dat was in een tijd dat er nog weinig doordachte informatie beschikbaar was over het onderwerp. Maar als betere informatie beschikbaar komt dan moet men oudere verklaringen loslaten, en daar is Van Lommel neuropsycholgisch niet in geslaagd.
Onze eigen beroepsmatige en hobby-interesses hebben mogelijk dezelfde grondslag en worden vaak al voor ons tiende jaar gevormd, gaan doorgaans een levenlang mee en raken we dus ook niet meer kwijt.
Het valt niet zo op bij een onderwerp als de BDE maar Van Lommels-verklaring is ergens een psychologische stoornis. Immers Van Lommels verhaal lijkt kwalijke, schadelijke kanten voor anderen te kunnen hebben.
Gemeenschappelijk kenmerk van de Van Lommels/Longs is dat ze de gangbare wetenschap het liefst helemaal over boord gooien. Inderdaad, wat is er mooier voor een ‘wetenschapper’ dan helemaal opnieuw te beginnen! Een dergelijke insteek zou ons extra waakzaam moeten maken.
De opmerking van Long dat “het redelijk is om het bestaan van een leven na de dood aan te nemen,” is niet erg doordacht. Hij suggereert immers dat de mensen dood zijn geweest en weer teruggekomen zijn. Dit lijkt me niet aan de orde bij een BDE en is in het algemeen ook niet mogelijk.
Beste mensen,
een lange rij argumenten en wederargumenten over de realiteit van BDE’s…. jammer genoeg heb ik er geen mogen meemaken. Wel eens een uittredingservaring (’s nachts in bed). Ik dacht vooral: ik moet hier heel zuinig mee zijn, want dit is het dus! Overeind komen, naar de rand van het bed, de hoek van de kamer en zelfs door de muur heen, alleen daarna viel het wat tegen: de wens om een kamer verderop rond te kijken resulteerde in een snel voorbijtrekken van muren en meubels…en ik kwam weer bij (waak)bewustzijn in mijn hoofd zoals in een droom. Dus toch weer gewoon een typisch soort droom?
Toch houd ik het gevoel, dat wetenschappers het denken afremmen en willen conditioneren tot op (botweg gezegd) VWO-niveau. De eerste die ik dit hoorde doen, was mijn biolgie-docent in de vierde klas, die met verhaaltjes over dood=dood kwam. We moesten het doen met de kennis, die hij te bieden had over erfelijkheid, zenuwstelsel, etc.etc. Het zal wel door mijn afkomst uit een katholiek gezin komen: voor mij is het normaal te bedenken, dat we hier in het Aardse leven en dat de dood de omnontkoombare afsluiting daarvan en de poort naar een groter vervolg.
Er is vanuit de wetenschap geen claim te leggen of logisch verbod te formuleren, dat zoiets er niet in zit.
Wel, dat ons lichaam dat niet gaat meemaken. De getuigenissen van BDE’ers dragen echter, naar blijkt, niet bij tot de geloofwaardigheid.
Blijft de vraag: hoe verhoudt zich het bewustzijn tot wat we weten over het lichaam en het zenuwstelsel? Is het bewuste werkelijk slechts een bestaan toegemeten dat niet verder reikt dan de neurale activiteit toelaat?
Wie het neurale beter leert kennen,leert dat het de structuur van ons bewustzijn en persoonlijkheid duidelijk bepaalt, maar dat het bestaan zelf van ons bewustzijn er niet uit te destilleren valt. Neurologisch hoeft er geen bewustzijn te bestaan, de neuronen kunnen het alleen ook wel af!
Maar we weten dat we bewust zijn, dat het de neurale activiteit nauw volgt, dus nemen we no-nonsense maar aan, dat het twee gedaanten van hetzelfde zijn.
En zodra je dat aanneemt, wordt ieder nadenken over het leven na dood slechts een uiting van een dierbaar gekoesterde misconceptie.
Dat blote feit dat we bewust zijn, daar komen we niet zomaar van af. Iedere variant ervan (droom, trance, BDE etc) kan een aanwijzing leveren over de draagwijdte ervan.
In kringen van paragnosten, mediamieken bestaat al een helder, panoramisch beeld over mens, bewustzijn op aarde en de hiervoor/namaals-toestand. Over de vele omgevingen, waarin mensen kunnen leven en hoe dat zich verhoudt tot de massale aards-stoffelijke massa-toestand. Ook over het doel van wetenschap daarin: ontwikkeling van het denken, communicatie en levenskwaliteit.
Het is heel goed mogelijk om en reine wetenschap te bedrijven en vrij en onvervaard na te denken over het menselijk bestaan in al zijn mogelijke facetten.
Doet/wil men dat niet, dan blijft men hangen op het niveau van een “alles komt uit de big-bang-koekenpan” VWO-denken. En voor mij gesproken: dat heeft mij nooit echt mogen boeien.
Toon van der Sandt
“… een derde had zelfs de indruk plotseling “alles” te begrijpen (al kon men niet navertellen wat).”
Wie kent Plato nog? Die Griekse filosoof die bijna 2500 jaar geleden al had bedacht dat alles dat wij waarnemen wellicht niet meer is dan een schimmenspel waar wij onze kennis aan moeten ontlenen. De kracht van deze gedachte is mijns inziens niet eens zozeer gelegen in wat het zegt over de beperkingen om dingen te weten, maar vooral om de beperkingen om begrip over te brengen op anderen. Toen een van de gevangenen de werkelijke wereld werd getoond kon hij zijn maten achteraf met geen mogelijkheid duidelijk maken wat hij had waargenomen. Als je wereldbeeld in wezen 2-dimensionaal is, bestaat er niet zoiets als “een vuur achter de dingen”, “schaduwen”, of gewoon “om iemand heen lopen”, laat staan dat daar woorden voor zijn. Zijn idioom was dus simpelweg niet toereikend en bovendien ontbrak het zijn maten aan een minimaal begrip. Zij KUNNEN hem niet begrijpen en het zal voor hem zelf al heel lastig zijn. Ze zullen hem daarom wel beschimpen lijkt me. En ik vermoed dat hij het kort na zijn ervaring, terug in de grot, het ook zelf al snel niet meer begrijpt.
Als nu een derde van de mensen met een “BDE” daadwerkelijk het gevoel heeft alles te begrijpen, dan verbaast het mij totaal niet dat ze dat niet kunnen navertellen. Ik wil hiermee geen standpunt innemen inzake de aard van BDE’s, maar het lijkt me dat “het niet kunnen navertellen” op zich weinig relevant is. Het komt me, in dit licht bezien, eerder verbazingwekkend over dat zoveel getuigenissen zo op elkaar lijken.
Men kan gemakkelijk het gevoel hebben alles te begrijpen, speciaal als de hersenen op een laag pitje draaien. Ik denk (maar kan het niet bewijzen) dat degenen die ‘hun hele leven aan zich voorbij zien trekken’ enkele chaotische herinneringen hebben, en dan juist doordat ze vrijwel buiten bewustzijn zijn het gevoel hebben ‘alles’ te zien. Sommige mensen denken bij vol bewustzijn dat ze ‘alles’ begrijpen, en schrijven daar hele boeken over, die op de buitenstaander dan als wartaal overkomen.
Over het alles begrijpen:
Simon Carmiggelt las eens voor op TV, dat hij een droom had gekregen met een verrassend inzicht, en dat had hij ’s nachts opgeschreven. Toen hij zijn krabbels ’s ochtends teruglas, stond er onbegrijpelijk gebrabbel.
Ook vrienden vroeger (als ze wat hasjisch hadden gerookt) waarschuwden, dat ze dan nooit hun schoolwerk deden. Want dan lazen ze hun geschiedenisboek en dachten: zo, dat begrijp ik helemaal. Maar op de toets kwamen ze zichzelf lelijk tegen.
Over BDE en uittreden: het blijkt, dat een uittree-ervaarder (gelezen over Monroe o.l.v. Tart als onderzoeker) in een ervarings-omgeving komt, die slechts gedeeltelijk overeenkomt met de werkelijkheid.
Als Monroe afsprak, naar personen toe te gaan (in eenzelfde gebouw of verder weg) had hij wel ontmoetingservaringen, maar die waren niet hetzelfde, als wat de persoon op dat moment deed. Soms klopte er wel iets van (tijd of gezelschap), maar meer ook niet.
De uittreding is dus beter op te vatten als een bijzondere bewustzijnstoestand, een lucide droomtoestand, die elementen van de werkelijkheid bevat. Ik denk dat dat ook voor de BDE kan worden gedaan. Of dit een puur neurale kwestie is, laat ik als schrijver hier in het midden. Maar het is geen uit-treden in onze werkelijkheid. Al rapporteren paragnosten (Wim G. Meijling) wel een loskomen van de fijnere lichaams-structuren, wat hard-wetenschappelijk niet als geldige observatie wordt geaccepteerd. Eerder een terugtreden naar een verdiepte of intro-verte bewustzijn-staat, met meer of minder prominente waak-elementen. Er ligt een fraaie link naar trance-toestanden, zoals van oudsher bekend uit shamanistische cultuur, die overigens heel bizar kunnen zijn.
TVDS
Als het gaat over ervaringen waar bij ernstig betwijfeld moet worden of de hersenen nog wel naar behoren werken is het maar de vraag hoe lucide de betrokkene is. Hij of zij kan het gevoel hebben ‘alles’ te zien, en in feite bijna niets. Als men gewoon droomt is al elk kritisch vermogen verdwenen (bij mij in elk geval). Ik denk dat kritisch vermogen (klopt dit allemaal? mis ik niets? kortom een integratie van de sensorische input met alles wat men al van de wereld weet en ervaren heeft) een functie is die niet zomaar even erbij gedaan kan worden doort het brein. In elk geval is het een gedocumenteerd gevolg van zuurstofgebrek, dacht ik, dat men de realiteitszin kwijt raakt.
Ikzelf heb wel eens dromen gehad, waarin ik kritisch nadacht (weten dat je droomt, hopen dat je niet wakker wordt, om op verkenning uit te kunnen gaan). Ik ga dan bijv. de akoestiek verkennen (bekloppen van wanden/ roepen), rondkijken in de belendende kamers of, bij stijg/vlieg-dromen, probeer ik bewust een stad te overzien of mijn koers te zetten. Dit resulteert altijd in wakker worden, dus verstoring van de droom. Dus kennelijk zit ik al dicht bij ontwaken.
Een BDE-ervaring of iets in de buurt (dwz. ongeluk of ziekte heb ik nooit gekend, dus ik kan daar niet over rapporteren. Bewustzijnsverlies is bij mij altijd geheel flauwvallen geweest: het bijkomen is alsof je in een verhaal zit, waarvan je de draad nog moet vinden, zonder herinnering. Die komt pas een paar minuutjes later weer boven.
Ik herinner mij van lang terug uit de media, (Rondom Tien, denk ik, in bijzijn van een Skepsis-lid (Rob Nanninga?)), dat een aantal BDE-ers hun verslag deden (o.a. één verdrinkingsgeval). Wat mij opviel, was
dat deze mensen heel rustig hun verhaal deden, terwijl de Skepsis-uitgenodigde zijn “ik ben het hier niet mee eens” ook non-verbaal duidelijk te kennen gaf, door zich enigszins apart op te stellen in de studio. Ik wil ermee zeggen, dat de BDE-er een voor zichzelf onvervreemdbare ervaring heeft gehad en dus met een rustig gemoed erover kan vertellen.
De interpretatie is natuurlijk wel een discussiepunt.
TVDS
Wat onder BDE-ervaringen (levenspanorama) weleens voorkomt, is dat voor zichzelf men precies weet, in welke situaties men tegenover anderen liefdevol of juist kortzichtig-egoïstisch heeft gehandeld. Dus een evaluatie van zijn omgang met anderen, a.h.w. een affectieve balans opmaken. Dat draagt bij tot een vernieuwd zelf- en levensbeeld. Alleen kun je weer niet nagaan, wanneer precies in de “crash” van de hersenen die balans is opgemaakt. Bij het “bijkomen” alweer? Dan was er toch weer zuurstof enz. TVDS