De biofysicus prof. em. Roland Glaser (1935, foto) schreef een boek over alle gezondheidsaspecten van elektriciteit en magnetisme. Het is getiteld Heilende Magnete – strahlende Handys; Biolelektromagnetismus: Fakten und Legenden (2008). Er staat heel veel in, en het is bevattelijk uitgelegd voor leken.
De fascinatie voor magneten dateert al van voor de tijd van Frans Anton Mesmer (1734-1815). Ze vormden het treffendste voorbeeld van een invloed op afstand. In die tijd werden elektriciteit, magnetisme, zwaartekracht en levenskracht slecht begrepen en was het begrip energie nog iets van de toekomst. Mesmer had in 1776 ontdekt dat echte magneten niet nodig waren om personen te genezen, dat kon hij ook met zijn handen.
In 1778 maakte hij grote furore in Parijs, in 1784 deed een koninklijke commissie het af als suggestie en Immanuel Kant schreef in 1790 dat pogingen om de claims over het dierlijk magnetisme te weerleggen zinloos waren. Minachtend zwijgen was maar het beste voor zulke waanzin. Maar aan het begin van de 19de eeuw keerde het getij weer onder invloed van de romantische natuurfilosofie. De arts Carl Christian Wolfart vertaalde (Mesmerismus oder System der Wechselwirkungen, 1814) Mesmers boek waarvoor die in Parijs geen uitgever had kunnen vinden, en Wolfart werd op aanbeveling van de beroemde Hufeland hoogleraar natuurfilosofie in 1817, een baan die toeliet dat hij daarnaat nog een drukke praktijk als mesmeristisch genezer had. In Frankrijk had de markies de Puységur al in 1785 een boek geschreven over de magnetische slaap (later hypnose genaamd). De fascinering voor onzichtbare krachten ging dus twee kanten uit: enerzijds het geloof aan de genezende kracht van magneten en anderzijds de activiteit van magentiseurs en hypnotiseurs.
Waar die vermogens van magnetiseurs vandaan kwamen was niet zo duidelijk. Zouden spierbewegingen misschien magnetische krachten opwekken? In feite doen ze dat, maar de magnetische velden die actieve spieren en zenuwen om zich heen veroorzaken, zijn ongeveer 40 miljoen maal zo zwak als het aardmagnetisch veld. Die waren toen niet te meten. Nu wel, met SQUIDs. Dat ze er zijn hoeft geen verwondering te wekken, want zenuw- en spieractiviteit veroorzaken bewegende ladingen (hoe, dat legt Glaser nauwkeurig uit), en waar ladingen bewegen, daar is magnetisme. Ook het magnetisme van ijzer is in laatste instantie een effect van tollende elektronen diep in ijzeratomen, maar zelfs nu zijn er maar weinigen die precies weten waarom het juist in metallisch ijzer energetisch voordeliger is voor ongepaarde spins om dezelfde kant op te wijzen.
Glaser besteedt een heel hoofdstuk aan de uitleg waarom water en dergelijke niet gemagnetiseerd kunnen worden. De atomen in water, of beter hun kernen ondervinden wel invloed van magnetisme, maar dan moet men denken aan het veld in een MRI-machine, 100.000 maal zo sterk als het aardmagnetisch veld. Zelfs dat veld laat geen blijvende sporen in water achter. Water heeft wel ‘structuur’, maar de waterstructeren ontstaan en vergaan voortdurend, en na een miljardste seconde is elke lokale structuur vernield door de warntebeweging en vervangen door een andere. Glaser legt het allemaal uit.
Wonderlijke zintuigen
Een aantal hoofdstukken van het boek gaan over de wonderlijke vermogens van allerlei dieren om elektrische en magnetische velden waar te nemen. In vele gevallen is niet eens goed bekend hoe ze dat doen. Wijzelf kunnen behoorlijk goed horen en zien, en dat doen we doordat we gespecialiseerde organen hebben die signalen versterken, met behulp van gemiddelen nemen de ruis wegfilteren enzovoorts. Zo is het met al onze zintuigen: de detectie van reëel bestaande signalen wordt door schijnbaar kunstig in elkaar gezette (maar in werkelijkheid in de loop van miljoenen generaties geperfectioneerde) organen en zenuwschakelingen enorm verfijnd. Sommige slangen kunnen stralingsbronnen onderscheiden die een duizendste graad verschillen, wat pech is voor de muis die zich in het donker probeert te verstoppen. Haaien en roggen kunnen zelfs elektrische velden waarnemen van enkele microvolt per meter. Zo kan een hondshaai een onder het zand liggende schol detecteren door het elektrische veld van de elktrochemische transportprocessen in de kieuwen van de schol te ‘zien’. Er zijn ook vissen die zelf elektrische velden opwekken en de deformaties van het veld gebruiken om zich ook in modderig water te oriënteren en prooien te vinden. Terzijde zij opgemerkt dat dit ook een van de redenen is om telepathie niet serieus te nemen: er is geen signaal en er zijn geen gespecialiseerde organen voor – dit nog afgezien van het feit dat als telepathie zou bestaan het een krachtig communicatiemiddel zou zijn (dus waarom is het niet geëvolueerd tot een nauwkeurig zintuig?) en ook afgezien van het feit dat telepathie nog nooit behoorlijk is waargenomen onder gecontroleerde omstandigheden.
Elektrisch machinelawaai
Glaser besteedt het hele hoofdstuk 7 aan de vraag of magneten kunnen genezen. Het antwoord is een heel klein beetje ja. In hier boven gelinkte stuk in Skepter heeft Glaser het al beknopt uitgelegd, maar in zijn boek staat het veel uitvoeriger. Het komt erop neer dat de gebruikelijke producten als hangers, magneetpleisters, magnetische inlegzooltjes enzovoorts niet kunnen werken. Bij sommige zijn de claims al zo onzinnig (het ionenevenwicht herstellen, magnetisch water) dat we er niet serieus naar hoeven kijken, en bij andere claims blijken de velden vaak duizendmaal zo zwak te zijn als als nodig is om ook maar in de buurt te komen van een effect op het menselijk lichaam.
Behalve magnetisme is er ook elektriciteit. De studie daarvan begon al in de zeventiende eeuw, maar kwam pas goed op gang rond 1750: statische elektriciteit, de aard van bliksem, en de ontdekkingen van Galvani (met de bewegende dode kikker) en Volta. De elektriciteit was van meet af aan minder geheimzinnig dan magnetisme. Men kon met een elektriseermachine en een Leidse fles 180 soldaten gelijktijdig laten springen. Pas in 1820 kwamen de eerste aanwijzingen dat stromende elektriciteit iets met magnetisme van doen had.
In het menselijk lichaam is elektriciteit heel belangrijk. De celwand is een goede isolator en tal van processen worden geregeld door ionenpompen die geladen deeltjes de cel in of uit dragen, waardoor spanningsverschillen ontstaan. Glaser legt de details nauwkeurig uit. Hij besteedt aparte hoofdstukken aan de werking van de zenuwen en de rol van elektrische velden en stromen in het lichaam.
Wat men bij een elektro-encefalogram (EEG) of een elektrocardiogram (ECG) meet, is als het ware de herrie die de elektrische machine maakt die ons lichaam is. Bij dat meten moet men trouwens vele maatregelen nemen om allerlei meetfouten te vermijden. Onze zenuwen en spieren veroorzaken bij hun werking elektrische velden. Zouden die velden ook voor communicatie kunnen dienen? Glaser denkt van niet. Afgezien nog van de zwakte van die signalen is het natuurlijk zo dat onze eigen zenuwen goed zijn afgeschermd van deze elektrische herrie.
Bolbliksem
Ondertussen vertellen de beoefenaren van de bioresonantie en elektroacupunctuur hier de meest belachelijke onzin over. Tevergeefs zoekt men op talloze websites van aanbieders hiervan naar wetenschappelijke literatuur of zelfs maar technische gegevens. De enige ontwikkeling die men ziet is dat er telkens geliktere computerprogramma’s om al die onzin heen wordt gebouwd. Iets serieuzer zijn TENS-achtige apparaten. Deze sturen via op de huid aangebrachte elektroden enkele malen per seconde korte pulsen gelijkstroom (pulsduur 0,0001 seconde) of wisselstroom van 4-32 kHz en stroomsterkten tot 10 mA. Daardoor worden de perifere zenuwen licht geprikkeld. Het kriebelt een beetje. Of het meer dan een placebo-effect teweegbrengt, daar zijn de medici nog steeds niet uit.
Het weer, en met name onweer, wordt uitvoerig besproken, en het interessantst vond ik Glasers verhaal over de bolbliksem: een langzaam zwevend lichtend object van wel een halve meter diameter dat opeens verdwijnt. Het is misschien helemaal geen fysiek verschijnsel, maar een zogeheten magnetofosfeen, een soort ‘sterretje’ (analoog aan wat je ziet na een klap op je hoofd) ten gevolge van het enorme magnetische veld rond een nabije blikseminslag. Helaas kunnen we niet dergelijke sterke velden in het laboratorium opwekken. Met zwakkere velden kunnen wel zwakkere ‘lichtflitsen’ in het gezichtsveld worden veroorzaakt. In het laboratorium kunnen geen bolbliksems worden opgewekt, er zijn geen foto’s van het verschijnsel en bij een gelegenheid waar meerdere personen aanwezig waren zagen divere personen ze: in de badkamer, in de woonkamer en in de keuken, niemand zag ze op dezelfde plaats. Als het om een reëel verschijnsel gaat zou het toch een bol warm gas zijn en dan moeten opstijgen. Een probleem is dat allerlei andere onbekende lichtverschijnselen ook als bolbliksem worden aangeduid.
Surrogaatreligie
In alternatieve kringen verneemt men vaak over de zogeheten Schumann-frequenties, die van groot belang voor de gezondheid zouden zijn. Het systeem van aarde, lucht en ionosfeer is op te vatten als een trillingskring, die dan ook een bepaalde eigenfrequentie heeft. De langste trillingstijd is in de orde van de tijd die het een elektromagnetische golf kost om eenmaal om de aarde te gaan, namelijk 8,3 Hz; er zijn ook boventonen. Dit systeem werkt dan als een grote zeeschelp waarin het omgevingsgeruis resoneert. Bij de aarde komt het elektrische omgevingsgeruis voornamelijk van al het onweer op aarde. Dit elektromagnetische ruisen bij de Schumann-resonanties heeft geen enkel effect op of verband met de menselijke gezondheid.
Het boek bevat nog veel meer, bijvoorbeeld over elektrogevoelige personen. Dit zijn mensen die menen ziek te worden van elektromagnetische velden. In Zwitserland hebben de lijders meestal last van hoofdpijn en slapeloosheid, voornamelijk toegeschreven aan telefonie (zendmasten, mobieltjes, en draadloze telefoontoestellen), terwijl in Scandinavisch landen huid- en hartklachten ten gevolge van computers de boventoon voeren. Maar bij geblindeerde proeven blijft er niets over van zulke klachten. Gezondheidsklachten treden trouwens vaak op bij de invoering van nieuwe technologie. Glaser geeft het voorbeeld van de telegrafie en het gebruik van stalen schrijfpennen in plaats van ganzenveren (1830).
Er staat zoveel in dit boek, en zoveel goed uitgelegde details, maar niettemin compact opgeschreven dat het onmogelijk in een recensie is samen te vatten. Vooruit: nog twee dingen. Ten eerste: de uitleg op pagina 253 over p-waarden slaat nergens op. Het enige dat klopt is de opmerking dat je met statistische proeven nooit absolute zekerheid bereikt. De auteur is geen statisticus. Ik vind het wonderlijk dat hele goede wetenschappers van zelfs de eenvoudigste statistiek soms niet genoeg weten, maar dit is helaas een feit.
Ten tweede: in het laatste hoofdstuk stipt Glaser de vraag aan waarom er zoveel bijgeloof is over elektriciteit en magnetisme. Hij verwijt de media dat ze maar wat kletsen, en hij ziet allerlei bijgeloof als een surrogaatreligie.
Volgens mij komt hij er niet helemaal uit. De media leveren gewoon wat de lezers graag willen horen: hoe meer lezers, hoe meer advertentieomzet. Voor veel mensen is ‘verklaring van de natuur’ iets dat ze maar zijdelings interesseert. Dat is ook niet de rol van religie, surrogaat of niet. Als mensen zich echter bedreigd voelen, bijvoorbeeld in hun gezondheid, zoeken zij steun bij beterweters, of ze proberen simpele oorzaken voor hun ellende aan te wijzen, als het even kan andere mensen. Hoe wekken de beterweters bij hun schaapjes de indruk dat ze over belangrijke kennis beschikken? Dat doen ze door het jargon van de wetenschap te imiteren, want in onze maatschappij hebben wetenschap en techniek een enorm aanzien, en terecht.
Bij alle kritiek die men kan hebben op de baarlijke onzin die allerlei genezers en complotdenkers en pseudowetenchappers uitkramen, en trouwens ook bij kritiek op allerlei onmogelijke sciencefiction (ruimteschepen die vroemvroem doen in het vacuüm, of Superman voor wie de wet van behoud van impuls niet geldt) moet men de verborgen boodschap in al die onzin blijven onderkennen. Die luidt namelijk: die machtige en mooie wetenschap en techniek, daar horen wij ook bij hoor!
Als er gezien wat we wel weten geen enkele aanleiding is om zelfs maar een invloed te vermoeden (ik ga hier niet nog eens uitleggen waarom die aaneldining er niet is), dat is het aan degenen die beweren dat die invloed er wel is om met overtuigende bewijzen te komen. Dus als er geen bewijs dat kabouterjes bestaan, dan moeten degenen die het tegendeel beweren maar met de bewijzen komen, als ze tenminste willen betogen dat anderen dan uitsluitend zij zelf rekening met kaboutertjes dienen te houden. (Geen snelwegen aanlegen over hun woningen, niet oneerbiedig over kaboutertjes spreken, onderwijs in de kabouterkunde geven of althans les geven over de verschillende gezichtspunten betreffende kabouters of zelfs nog maar weer eens een onderzoek doen naar de validiteit van der gnomologie.)
Om in die metafoor te blijven; Als niemand bewijst dat kabouters bestaan, betekent dit dan automatisch dat je mag stellen dat ze niet bestaan? Volgens mij kun je hooguit vaststellen dat je niet weet of ze bestaan. Trouwens, wat is een kabouter eigenlijk? 😉
Voor zover mijn kennis strekt weet ‘de wetenschap’ nog niet eens wat magnetisme in de aard precies is, laat staan dat we er ‘absolute’ uitspraken over kunnen doen.
Als er goed gezocht is naar kabouters, dan lijkt het me redelijk om te zeggen dat ze niet bestaan, en nog veel redelijker om te verlangen dat mensen die beweren dat ze wel bestaan en dat men daar rekening mee dient te houden om bewijzen te vragen.
Wat betreft magnetisme, er zijn in de eerste plaats de wetten van Maxwell, en dan zijn er verder de verschijnselen van diamagnetisme, paramagnetisme, ferromagnetisme, ferrimagnetisme, antiferromagnetisme die allemaal gaan over hoe stoffen reageren op uitwendige stationaire magnetische velden. Die zijn allemaal tamelijk goed begrepen.
We weten wanneer iets magnetisch is en we begrijpen in zekere mate hoe we er mee om kunnen gaan. Daarmee is het verschijnsel magnetisme (de energievorm) nog niet verklaard. Ik hou erover op want hier gaan we niet uit komen vrees ik. Ga vooral door met skepsis! Leuke en leerzame site.
In de eerste plaats is het raar om magnetisme een energievorm te noemen. Het is buitengewoon lastig om uit een statisch magnetisch veld energie te winnen (als dat kon zouden we uit het mageneetveld van de aarde heel wat energie kunnen halen). In de tweede plaats is het onduidelijk wat voor verklaring men nog zou wensen. Als je magnetisme ‘niet verklaard’ zou willen noemen, dan weet ik nog wel een paar: elektriciteit, zwaartekracht, het verschijnsel dat de ruimte drie dimensies heeft en de tijd
één, het verschijnsel dat de kwantummechanica een goede beschrijving van kleine deeltjes vormt.
Magnetisme treedt daar op waar er bewegende ladingen zijn, en de wetten van het magnetisme volgen met de relativiteitstheorie uit die van de elektriciteit. Een ogenschijnlijk mysterieus punt is het magnetisme van elektronen (puntvormige deeltjes die toch in zekere zin tollen) en van neutrale deeltjes. Om dat goed te begrijpen moet je beter thuis zijn in de kwantummechanica dan ik, maar voor de deskundigen is er niets te verklaren. Die tollende elektronen (spin) zijn wel belangrijk, want de verschillende vormen van magnetisme zoals ferromagnetisme worden daardoor veroorzaakt.
Ik heb onlangs van een universitair docent natuurkundige de uitleg gekregen dat elektronen niet tollen cq. spinnen, evenals dat ze in mooie ringen rond atomen zouden draaien. Een elektron kan wel een spinrichting hebben. En magnetisme treedt idd op bij bewegende ladingen, maar daarmee is het nog niet verklaard. Misschien begrijp ik het verkeerd maar we maken tot wel gebruik van vast magnetisme als ‘energievorm’? In een motor gebruiken we magnetisme om het ding aan het draaien te krijgen. Als je de magneten zou vervangen door wikkelingen moet je er toch meer energie in stoppen? De vraag wordt idd. anders als je energie wilt gaan ‘aftappen’.
Elektronen tollen niet in de zin dat ze een bepaalde snelheid hebben aan hun oppervlakte, maar ze hebben wel een bepaald impulsmoment, (hoeveelheid draaiing). Hoe een motor werkt, moet je aan een elektrotechicus vragen. De magneten zijn een middel om de elektrische energie om te zetten in bewegingsenergie. Als je bij een windmolen gaat kijken zie daar wieken aan zitten. Die dienen om de windenergie (de kinetische energie van bewegende lucht) in een ander soort bruikbaarder energie om te zetten. Die wieken vertegenwoordigen geen energie, net zo min als de trappers van je fiets (die jouw spierarbeid helpen omzetten in beweginsgenergie) zelf energie leveren.
Een MRI machine heeft een gigantisch magneetveld (dat wordt opgewekt door een heel sterke stroom in een supergeleider die constant op 3K wordt gehouden). Dat veld vertegenwoordigt een bepaalde hoeveelheid energie, en daarom kun je dat veld ook niet zomaar uitzetten. Als je het toch doet, doordat bijv. de koeling uitvalt, krijg je ongelukken: alle energie van het veld komt opeens vrij in de vorm van warmte of beter: de stroom krijgt weerstand, gaat warmte produceren, maar blijft doorlopen vanwege het ineenstortende magneetveld. Als een stuk staal magnetisch wilt maken kost dat ook een bepalde hoeveelheid energie. Dat is potentiële energie. Een muur vertegenwoordigt ook een hoeveelheid energie, namelijk de energie die nodig is geweest om de stenen vanaf de grond op te tillen.
Merkwaardig genoeg hoor je nooit iemand die naast een muur of een boom staat poëtisch doen over die potentiële energie van al die massa die boven het maaiveld uitsteekt. Of naast objecten die zich boven het absolute nulpunt bevinden over de gigantische hoeveelheid warmte-energie die zich daarin bevindt.
Geloof, bijgeloof. Men kan het eenvoudig stellen: geloof is een bijgeloof dat goed geboerd heeft.
Het is wel eigenaardig dat de mensen die geloven aan de “goede” straling van magnetisme meestal diezelfde mensen zijn die geloven aan de “slechte” straling van magnetisch velden als daar zijn: hun eigen tv-toestel, hun portable, de hoogspanningslijnen boven hun kop, en last but not least de enorme magnetische stralingen uit de ruimte die ons dag en nacht bombarderen.