Het boek Eindeloos Bewustzijn van Pim van Lommel verkoopt goed. Het bevat een samenvatting van een onderzoek door hem en anderen naar bijna-doodervaringen (BDE’s) bij overlevenden van reanimatie na hartstilstand.
Een frappant resultaat is dat 18 percent van deze patiënten naderhand een of andere vorm van bewustzijn rapporteerden tijdens de hartstilstand of de reanimatie.
Van Lommel denkt dat bij zulke patiënten de hersenen niet meer functioneren, en dat deze ervaringen dus die van een onstoffelijke geest moeten zijn. In de meest recente Skepter bestrijdt anesthesioloog Gerald Woerlee dit.
In feite klopt de 18 percent heel aardig met wat uit diverse publicaties van tientallen jaren oud blijkt: bij ongeveer zoveel reanimatiepatiënten is het rondgepompte volume en de bloeddruk tijdens de reanimatie genoeg om bewustzijn te ondersteunen. Omdat de hersenen dan nog steeds te kampen hebben met de gevolgen van zuurstoftekort is het niet verwonderlijk dat ze nog niet volledig werken.
Gebrek aan zuurstof veroorzaakt dingen als onverschilligheid, gelukzaligheid, niet goed werken van de zintuigen, tunnels en verlamming. Van alle zintuigen blijft het gehoor trouwens het langste doorwerken.
Een belangrijke groep zintuigen vertelt ons waar ons lichaam zich bevindt, in welke positie de ledematen zich bevinden, hoe de spierspanning in onze spieren is, en waar ons lichaam door de zwaartekracht tegen iets anders geduwd wordt (bijv. onze rug of zij als we liggen). Hoe dat exact werkt is interessant om uit te zoeken, maar als het door zuurstofgebrek niet goed werkt, hoeft het geen verbazing te wekken als men de illusie krijgt dat men zweeft of dat men zich niet bevindt op de plek waar het lichaam is. Trouwens, ook als men geen zuurstoftekort in de hersenen heeft, kan die ‘proprioceptie’ verstoord zijn door andere oorzaken.
Iedereen zal wel weten dat als men droomt het kritisch vermogen meestal is uitgeschakeld, en bij zuurstofgebrek is dat ook een van de dingen die niet goed werken. Het lijkt me aannemelijk dat iemand in een situatie waarin de hersenen te weinig zuurstof hebben een herinneringsflard kan aanzien voor een totaaloverzicht van het hele leven, en de diepe waarheid 2×2=5 (of iets anders dat kant noch wal raakt) houdt voor een diep inzicht in het hele kosmisch gebeuren. Kortgezegd: de cognitieve delen van een BDE na hartstilstand kunnen heel goed illusies zijn, veroorzaakt door zuurstofgebrek.
Zelfs bij volle bewustzijn zijn er sommigen die dikke pakken eigen wartaal houden voor diepzinnige openbaringen; zulke pakken komen regelmatig bij Skepsis binnen en ik vrees dat sommige auteurs er zelfs uitgevers voor kunnen vinden.
Al deze dingen negeert Van Lommel, of hij wuift het weg. Hij doet ook geen enkele moeite om de argumenten van zijn tegenstanders serieus te bespreken. Een van de krassere voorbeelden is (p. 110) dat hij Woerlees verklaring van de tunnel toeschrijft aan Susan Blackmore (die een totaal andere verklaring geeft). Dus Van Lommel scheidt de gevolgen van zuurstofgebrek niet van de rest van de BDE.
Hij doet het voorkomen alsof zijn critici de BDE afdoen als ‘zuurstofgebrek’, maar dat is niet waar. Criticus Woerlee betreurt het dat Van Lommel een goede kans liet lopen om de effecten van zuurstofgebrek te scheiden van andere zaken. Men moet niet denken dat Van Lommel niet weet wat Woerlee schrijft: diens boek staat zelfs in de literatuurlijst van Van Lommel, en zelfs ruim voor publicatie van Woerlees boek Mortal Minds heeft Woerlee het aan Van Lommel verteld, als ik me een telefoongesprek van vijf jaar geleden goed herinner.
Het doet mij persoonlijk sterk denken aan ufologie. Een UFO is eigenlijk niets meer dan iets dat aan de hemel gezien wordt en dat de waarnemer niet snapt. Door het zo’n naam te geven wordt al gesuggereerd dat het om één enkel fenomeen gaat, met uiteraard dus maar één oorzaak, namelijk buitenaardse machtige bestuurders van ruimtevoertuigen (moderne versie van goden dus). Door alle ‘bijzondere bewustzijnstoestanden’ (dat deel van de definitie houdt al een parti pris in) samen te vatten onder één naam en dus aan te nemen dat er ook maar één oorzaak is, namelijk een buitenlichamelijke controlerende entiteit van het lichaam (een moderne versie van de ziel dus) snij je jezelf af van de mogelijkheid van zinvol onderzoek.
Van Lommel bespreekt bijvoorbeeld het geval van Pam Reynolds alsof het om hetzelfde gaat als wat de hartstilstandpatiënten meemaken. Maar Pam Reynolds was onder narcose en anesthesioloog Woerlee maakt duidelijk dat dit een frappant geval van awareness onder narcose geweest moet zijn. Natuurlijk past elke anesthesioloog er wel voor op dat zijn patiënten geen zuurstofgebrek in de hersenen krijgen!
In het vervolg van het boek maakt Van Lommel pijnlijk duidelijk wat zijn werkwijze is. Hij leest een flard van een zin ergens, en gaat daar dan mee aan de haal. Dit is duidelijkst bij zijn opvatting over de ‘non-lokale ruimte’ waarin de geest zich zou bevinden.
Wis- en natuurkundigen en sommige andere wetenschappers vinden het heerlijk om zich voor te stellen hoe alle dingen waarover ze nadenken samen in een enkele verzameling zitten, die ze dan wel eens ‘ruimte’ noemen. Als men bijvoorbeeld een tabel maakt van de aardolieprijzen (of de hoeveelheid zonneschijn) in de loop van de tijd, kan men daar een grafiek van maken. Dan veranderen al die tabelinformaties in punten, en er ontstaat een lijn op grafiekenpapier. Natuurlijk zitten de datums noch de prijzen in dat papier, en de aardolie al helemaal niet. Zo’n grafiek is een wiskundige abstractie en het ruitjespapier (de ruimte van alle mogelijke datum-aardolieprijsparen) waarop het getekend is eigenlijk ook. In de natuurkunde en dus ook in de kwantummechanica wemelt het van zulke abstracties.
Pim van Lommel heeft een van deze abstracties (de faseruimte, iets verder uitgelegd in mijn stukje in Skepter) aangezien voor een of andere natuurkundig bewezen bovennatuurlijke plek waar de ziel zich bevindt. Net alsof aardolie niet ergens in een ver land uit de grond komt, maar uit het grafiekenpapier van een econoom.
De punten in die faseruimte zijn natuurlijk geen echte punten in de gewone ruimte, daarom noemt hij de faseruimte ‘nonlokaal’. Ik heb geen goed woord over voor de manier waarop hij zijn onkunde een heel hoofdstuk lang etaleert alsof het om diepzinnige wijsheden gaat. Nonlokaal is een soort van buzzword in de kwantummechanica, maar daar wordt iets anders mee bedoeld, namelijk dat in de kwantummechanica kleine deeltjes (elektronen,fotonen) geen plaatselijke eigenschappen met zich meedragen die ze vertellen wat ze moeten doen bij een meetapparaat of andere interactie met de ‘macroscopische’ wereld.
Gert Korthof signaleert in Skepter dat Van Lommel op dezelfde uiterst slordige manier omgaat met de biologie,of het nou om resistentie van bacteriën gaat of om epigenetica. Een flard van de beroemde, profetische en inspirerende uitspraak van Erwin Schrödinger dat de genetische informatie vastgelegd moet zijn in zoiets als een aperiodiek kristal weet Van Lommel te transformeren in de bewering dat DNA een soort antenne is om signalen uit de nonlokale ruimte op te vangen.
Er is eigenlijk geen beginnen aan om de rijstebrijberg van onzinnigheden in Van Lommels boek te analyseren, maar één item springt er toch wel uit: Chinese kindertjes zouden bij proeven kleine radiotoestellen over enkele tientallen meters kunnen teleporteren (p. 299). Enige twijfel aan de waarheid van dit bericht vertoont Van Lommel niet: het is voor hem weer een van de keiharde bewijzen voor het bestaan van een ziel in een non-lokale ruimte, waarvoor de hersenen (of het DNA) slechts een nederig ontvangtoestel is. Nou ja, het siert hem dat hij zich niet kan voorstellen dat iemand die zich wetenschapper noemt onzin over Chinese kindertjes opschrijft.
Voor de arts Woerlee springt er iets anders uit: Van Lommel propageert de opvatting dat hersendood niet echt dood is. Ook hier lijkt Van Lommel niet goed op de hoogte te zijn van wat officieel onder hersendood wordt verstaan.
Op dit punt is Van Lommels geschrijf echt schadelijk. Hij is er namelijk tegen dat hersendoden orgaamndonors worden. Deze opvatting kan mensen het leven kosten, als er ergens een treurende familie zegt: ‘Henk had wel zijn organen aan anderen willen geven als hij dood was, maar nou is hij alleen maar zogenaamd hersendood, en volgens de geleerde Van Lommel is hij dan niet dood. Het gaat niet door.’ Dat Henks wilsbeschikking dan wordt genegeerd is niet zo netjes, maar dat er ergens iemand op een wachtlijst sterft voor hij of zij bovenaan komt, is heel erg.
Samenvattend: Van Lommels onderzoek naar BDE’s tijdens reanimatie na hartstilstand bewijst op geen enkele manier het bestaan van een ‘eindeloos bewustzijn’ los van en buiten het lichaam. De zogenaamde wetenschap die hij daarvoor aanhaalt slaat nergens op.
——————————————————————–
Lees ook het artikel van Gerard Woerlee in Skepter.